Date 2005-07-09

Publication De Tijd

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords stevensgegoedehoffmannarchitectuurwoningencorbusierpompidouparijsschaduwcentre

Een toonaangevende architect in de schaduw: ANALYSE | Overzichtstentoonstelling van Rob Mallet-Stevens

Een toonaangevende architect in de schaduw

ANALYSE | Overzichtstentoonstelling van Rob Mallet-Stevens

(tijd) - De geschiedschrijving van de moderne architectuur van het interbellum werd en wordt, vooral in Frankrijk, nog altijd gedomineerd door Le Corbusier. Het werk van een toonaangevende architect als Rob Mallet-Stevens bleef daardoor in de schaduw. Een overzichtstentoonstelling in het Centre Pompidou in Parijs toont de vele invloeden die zijn werk gevormd hebben. Daardoor nuanceert het aanschouwelijk een al te eenduidig verhaal over 'het' modernisme.

Van onze medewerker in Parijs

Over Robert Mallet is weinig bekend. Daar is hij zelf mee verantwoordelijk voor: na zijn dood werd, op zijn vraag, zijn archief vernietigd. Daarom is van een aantal ontwerpen zelfs niet met zekerheid geweten of en waar ze gebouwd zijn... Maar ook tijdens zijn leven was hij bijzonder discreet. Bij de vele publicaties van zijn werk werd vaak de naam van de opdrachtgever weggelaten. Hoewel de architect als een niet onverdienstelijke schrijver heel wat artikels publiceerde, begaf hij zich ook nooit aan de ideologische grootspraak waarmee Le Corbusier hele generaties begeesterde. Zijn denkbeelden over architectuur moet je dan ook vooral 'oplezen' uit de schaarse nagelaten documenten en foto's.

Zijn discretie was hem wellicht met de paplepel ingegeven. Hij stamde uit een kunstminnende, gegoede familie. Juliette Stevens, zijn moeder, was de jongste dochter van de Belgische collectioneur Arthur Stevens en zus van de schilders Alfred en Joseph Stevens. Wellicht om die verwantschap te onderstrepen nam de jonge architect de naam Rob Mallet-Stevens aan. Uit wat bekend is over zijn jeugdjaren voor de Eerste Wereldoorlog blijkt inderdaad dat hij niet alleen de Parijse kunstwereld goed kende, maar ook vertrouwd was met de 'fine fleur' van de Belgische kunstwereld. Hij had bijvoorbeeld het voorrecht om het 'Palais' van de familie Stoclet in Brussel, het wonderbaarlijke bouwsel van de Weense architect Joseph Hoffmann, te bezoeken. Hij zou zelfs een periode op diens bureau in Wenen gewerkt hebben.

Constructief

Mallet-Stevens had ook een opleiding genoten die hem gevoelig maakte voor Hoffmanns vernieuwingen. In plaats van de klassieke 'Beaux-Arts' koos hij voor de 'Ecole spéciale d'architecture'. Die opleiding had meer oog voor de constructieve en maatschappelijke aspecten van de architectuur dan voor een 'artistieke' interpretatie van klassieke ordes en typologieën. Het bracht Mallet-Stevens het besef bij dat een nieuwe tijd ook nieuwe vormen en bouwmethodes vereiste.

Een en ander liet diepe sporen na in zijn werk. Terwijl zijn architectuur vóór de Eerste Wereldoorlog duidelijk beïnvloed was door de zucht naar een totale esthetisering van Hoffmann ging hij na de oorlog een strakkere, kubistische vormentaal hanteren. De zin voor raffinement en luxe in kleur- en materiaalkeuze van Hoffmann bleef echter een constante in zijn werk. Met de zuivere modernisten deelde hij anderzijds een obsessie voor reinheid. Het maakte hem tot een brugfiguur tussen de art-déco en het 'kale' modernisme. Dat blijkt ook uit zijn voorliefde voor architectuur als een autonoom spel van geometrische vormen. Dat spel diende weliswaar altijd een functioneel doel, maar vaak lijkt het slechts een aanleiding om een gevoel van weelde en mysterie op te wekken. Vooral het interieur blijft bij Mallet-Stevens steeds een fantasmatische, perfect geordende cocon die aan zichzelf genoeg lijkt te hebben. Hij werkte hiervoor ook vaak samen met uitstekende meubelmakers als Pierre Chareau, kunstenaars als Henri Laurens en glasblazers als Barillet, Le Chevalier en Hanssen.

Filmdecors

Die belangstelling voor de aankleding van woningen leidde trouwens tot een opmerkelijke zijsprong in zijn carrière: de architect ontwierp decors voor verschillende films, zoals het beroemde 'L'inhumaine' van Marcel L'Herbier uit 1923.

Hoewel zijn aandacht voor de materiële, ornamentloze aankleding van ruimtes hem dicht bij het gedachtegoed van die andere Wener Adolf Loos bracht, kenden zijn plannen nooit de ruimtelijke complexiteit van Loos' driedimensionaal 'raumplan'. De grondslag bleef een klassiek vernuftig spel van assen en lijnen. Zijn woningen zijn geraffineerde herinterpretaties van de klassieke herenwoonst. In een latere fase van zijn carrière ontstaat zelfs een nadrukkelijke zin voor een abstracte monumentaliteit.

Die ontwikkeling wordt mee verklaard door zijn gegoede, maar in sociaal en artistiek opzicht progressieve milieu en dito clientèle. Die hadden in de huiselijke sfeer weinig boodschap aan al te rauw ascetisme, maar wilden wel modern zijn. Zijn beperkte, maar indrukwekkende oeuvre bestaat in hoofdzaak uit woningen voor de gegoede burgerij, waarvan er enkele te vinden zijn in de naar hem genoemde rue Mallet-Stevens, in het 16de arrondissement in Parijs. Voorts ontwierp hij heel wat interieurinrichtingen en slechts occasioneel een grotere opdracht als een hotel, een flatgebouw of een brandweerkazerne. Van overheidswege kreeg hij, net als Le Corbusier overigens, slechts weinig opdrachten. Voor tentoonstellingsarchitectuur, zoals het paviljoen van de Hygiëne op de 'Arts et métiers' expositie van 1937 in Parijs, wist men hem echter altijd te vinden. Het bewijst hoezeer men het talent van deze bijzondere figuur om oude theatraliteit en vertoon een aura van moderniteit te verlenen wist te waarderen. Het is een mooie illustratie van de complexe verwevenheid die het interbellum kende tussen het verlangen naar moderniteit en een verzwegen, maar steeds aanwezig, verleden. De tentoonstelling in Centre Pompidou en de uitstekende catalogus verhelderen dat.

Pieter T'JONCK

Nog tot 29 augustus in Centre Pompidou, Parijs.

saskiav