Vandaag opent het gerestaureerde kvs-gebouw eindelijk de deuren
Architect Verliefden is terecht niet weinig trots op de nieuwe zaal, een waar meesterwerkje. Hij vatte ze op als een gebouw binnen het gebouw
De schouwburg
schittert weer
Het zou juni 2003 zijn, het werd juni 2004. Toen verhuisde de KVS terug van zijn tijdelijke onderkomen in de bottelarij in Molenbeek naar de Arduinkaai in het centrum van Brussel. Maar van de performante theatermachine die voormalig KVS-directeur Franz Marijnen destijds voor ogen stond, was enkel het nieuwbouwdeel klaar. Hoewel de KVS in die behuizing bijna uit zijn voegen barstte, zou de restauratie van het oude gebouw nog lang op zich laten wachten. Tot vandaag. Maar het wachten was de moeite waard. Pieter T'Jonck
Toen de restauratie van het oude KVS-gebouw in 2000 startte, had het dossier al een lange lijdensweg achter de rug. Franz Marijnen zei al halfweg de jaren negentig hardop wat iedereen wist: het geklasseerde monument aan de Arduinkaai was niet enkel tot op de draad versleten, de staat van podium en technische voorzieningen lieten zelfs niet meer toe behoorlijk te werken. Als er van de repetitieruimte op zolder naar de zaal verhuisd werd, kon er bijvoorbeeld drie weken geen ander spektakel geprogrammeerd worden. En ook de zaal die na een brand in 1958 heropgebouwd werd, was qua zichtlijn en comfort een ramp. Marijnens remedie: een retour naar de oude zaal 'à l'italienne' en een uitbreiding van het complex met een tweede gebouw voor repetitieruimtes en een tweede plateau in het aanpalende huizenblok.
De stad Brussel, eigenaar van het gebouw, had weinig oren naar die Vlaamse verzuchting. François-Xavier de Donnea hakte in 1997 de knoop toch door: er zou een miljard frank geïnvesteerd worden in het gebouw. Toen al was het een publiek geheim dat dat een lachertje was. De werken kostten wellicht het dubbele, maar dat was in Brussel politiek niet aan de straatstenen te verkopen. Toen de stad Michel Verliefden van A2RC na een wedstrijd koos als architect van de renovatie werd de kat de bel aangebonden. Een nieuw rondje palaveren leidde tot een constructie waarin de Vlaamse regering 18 miljoen euro, de Vlaamse Gemeenschapscommissie 1 miljoen euro, Beliris 8 miljoen euro en de stad Brussel het saldo der werken zou betalen. Dat saldo loopt ondertussen tot tegen de 30 miljoen euro op. De werken waren immers nog maar gestart toen bleek dat de toestand van de funderingen van het gebouw nog slechter was dan gevreesd werd. En dat was niet de laatste tegenvaller.
Er ontbrandde immers ook een ongemeen heftige discussie tussen de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, het gewest, de stad en de ontwerpers. En ook dat kostte tijd. De vraag was hoe er omgegaan diende te worden met de bouwkundige en decoratieve details van dit hoogst originele werk uit 1887 van Jean Baes. Volgens de commissie gingen de ontwerpers volledig voorbij aan het constructieve genie van dit gebouw. Alle constructieve delen die er op het eerste gezicht niet goed meer uitzagen, vooral de uitkragende balkons aan de zijgevels, werden rücksichtslos vervangen door nieuwe elementen. De commissie had trouwens een punt. Al van ver zie je dat de vernieuwde buitenbalkons nep zijn: de oorspronkelijke structuur van ijzer en baksteengewelven werd vervangen door beton en staal met pseudoklinknagels. Fraai is dat niet. Dat de oude staalstructuur plaatselijk doorroest was, lijdt weinig twijfel. Dat men daarom naar een nepoplossing moest grijpen en zo de constructieve erfenis van Baes in ware Disneystijl vervalste, is minder aannemelijk. Zeker niet nadat op vraag van de Koninklijke Commissie door een proef ter plaatse was aangetoond dat de spanten van de balkons nog altijd anderhalf keer de wettelijk vereiste belasting konden opnemen. Maar aannemers en ontwerpers hielden voet bij stuk en sloegen hun slag.
Even netelig was ook vraag wat te doen met de wandschilderingen in de oude foyer. Er was daarover weinig voorstudie gedaan. De vraag was ook: wie zou de peperdure restauratie, die zich 'onverwacht' opdrong, betalen? Daar kwam bij dat de oude, lollige rederijkersspreuken en overdrukke graffitoversieringen niet bepaald aansluiten bij het huidige imago van de KVS. En last but not least: was dit nog eens enkele maanden extra vertraging waard? Hier kwam, voor de foyer althans, niet voor de hal, wel een salomonsoordeel uit de bus. Er werd plaatselijk gerestaureerd, zodat je een beeld krijgt van de oorspronkelijke sfeer, maar verder werden oude verfsporen enkel geconserveerd en werd het geheel min of meer 'in de geest van' Jean Baes afgewerkt.
De nieuwe zaal is een ander verhaal. Verliefden is terecht niet weinig trots op dit meesterwerkje. Hij vatte ze op als een gebouw binnen het gebouw. Deze stapeling van betonnen cilinders staat in de vide die hij creëerde door het oude arsenaal volledig leeg te ruimen. Tegen die oude buitenmuren bracht hij rondom passerelles aan die aansluiten op de oude buitenbalkons. Via één centrale toegang, die loopt van de oude foyer naar het tweede balkon, en zijdelingse sassen sluiten ze aan op de zaal. De oude band tussen de buitenbalkons en de zaal werd zo hersteld, maar wel met die leuke bijkomstigheid dat er in de vide rond de zaal in alle richtingen enorme zichtlijnen ontstaan. Het publiek vormt zo zelf een fantastisch spektakel voor en na de voorstelling. Jammer is enkel dat de ontwerper vasthield aan zijn oorspronkelijk idee om de zaal een bolvorm te geven. Dat bleek niet haalbaar. Het werden dus cilinders. Een bekleding met tot bolvorm geweven metalen buizen moet dat 'verhelpen'. Overtuigend is die geste niet: het ziet er wat goedkoop uit. Goedkoop moest het wellicht ook zijn vanwege de ontsporende renovatiekosten.
In de zaal wordt de zin voor het publieke moment met veel bravoure hernomen. Verliefden was immers zo verstandig om Marijnens vraag naar een Italiaanse zaal om te buigen tot een ontwerp voor een Elizabethaanse zaal. Zo'n zaal heeft de vorm van een halve cirkel met een ruim parterre en ondiepe balkons, een of twee rijen stoelen slechts rondom. Daardoor ben je haast overal zeer dicht betrokken bij wat op het podium gebeurt en kun je ook steeds de hele zaal in ogenschouw nemen. Achter de balkons bevinden zich nog extra trappen, zodat het publiek vrij kan bewegen in de zaal, zonder die te verlaten. Die zeldzame oplossing geeft het binnen- en buitenstromen van het publiek een ongewone levendigheid.
Een andere doortastende, maar lonende ingreep van Verliefden is dat hij het podium een etage liet zakken tot net boven het straatniveau. De poort en ramen in de achtergevel van het wapenarsenaal krijgen zo plots werkelijk zin als laadplateau. Meteen is de toneeltoren hoog genoeg voor hedendaagse decors. De betekenis van de ingreep is echter niet zuiver technisch: theatermakers die het willen, kunnen door deze openingen een visuele en fysieke band leggen tussen het podium en de Arduinkaai. (Aan de heraanleg van die kaai door Verliefden wordt op dit ogenblik trouwens met man en macht de laatste hand gelegd, al lijkt voorlopig enkel Wim Delvoye zelf er zeker van dat zijn kunstwerk, een 'geprepareerde' camion, er zal komen). Alain Platel zal voor de Brusselse première van zijn VSPRS meteen gebruikmaken van die troef én van de grote flexibiliteit van de verbinding tussen zaal en podium. Door de mobiele opstelling van de stoelen op de parterre kunnen podium en zaal immers zonder overgang in elkaar overlopen en kan de zaal tijdelijk als podium dienen of kunnen podium en zaal samen één reuzenbalzaal worden. Maar ook een orkestbak kan met weinig moeite ingericht worden. Al zijn er in de zaal slechts 500 plaatsen, het is nu al een van de aantrekkelijkste in Brussel.
Ook voor de theatermakers zelf had Verliefden trouwens oog. De podiumtechniek is het neusje van de zalm. Er is een ondergrondse verbinding met het nieuwe gebouw aan de overkant van de straat, zodat decors en personeel moeiteloos kunnen migreren in het complex. Op zolder werd de oude repetitiezaal opgekalefaterd tot een prettige, lichte werkstudio. En voor de dorstigen: aan de straatzijde, waar vroeger de directeur van de KVS zijn bureau had, werd in het stalen zoldergebinte een extra foyer ingericht.
Info: www.a2rc.be. Voor de openingsfeestelijkheden vanaf 7 april: www.kvs.be.
In de weekendeditie van Bis kunt u een uitgebreid interview lezen met Jan Goossens, artistiek leider van de KVS
het meesterwerk van Jean Baes
De KVS is het meesterwerk van de Brusselse architect Jean Baes. Van Baes is slechts weinig bewaard. Dat maakt het gebouw des te belangrijker. Al is het is zelf een renovatie van een neoklassiek wapenarsenaal, het is ook een topvoorbeeld van Vlaamse neorenaissance, een eclectische stijl die de mosterd niet in Italië haalde, maar zwoer bij lokale tradities. De stijl kende een voorliefde voor expressief materiaalgebruik, pittoreske details en polychromie. Maar er is meer: Victor Horta bewonderde dit werk al vanwege de doortastende vertaling van functionele programma-eisen in gewaagde, nieuwe constructieve oplossingen die vooruit wezen naar de art nouveau. Baes bouwde de classicistische achtergevel van het arsenaal aan de Arduinkaai haast ongewijzigd terug op, maar voegde er aan de voorzijde een rijk versierde gevel aan toe. Opvallend is de compromisloze en ingenieuze oplossing die Baes bedacht voor vluchtwegen bij brand: tegen de zijgevels bracht hij verspringende balkons op ijzeren consoles aan. Die sloten aan op de gangen rond de theaterzaal. Door de voorgevel als een monumentaal ornament voor het gebouw te plaatsen, en de hoeken ervan op te lossen als openklappende trapgevels, sluiten die balkons elegant aan op de voorgevel. In het oorspronkelijk interieur, waarvan alleen de trappenpartij en de foyer bewaard bleven, leefde Baes zijn lust voor neo-Vlaamse renaissance-ornamentiek uit in meubilair en schilderwerk.
Een verhaal van oplopende kosten
De kosten voor de restauratie werden aanvankelijk doelbewust te laag ingeschat door de stad Brussel. De eerste ramingen van het uiteindelijke ontwerp maakten duidelijk dat de kosten niet 1 maar 1,7 miljard zouden bedragen. Bij de start van de werken ontdekte men dat de ondergrond nog slechter was dan gevreesd. Om de stabiliteit te verzekeren en schade aan de buren te beperken, waren dure oplossingen geboden. Zo kwam men een eind boven de 2 miljard uit. En ten slotte zag men zich, door de interventie van de Commissie voor Monumenten en Landschappen, verplicht om de oude schildering van de foyer grondiger aan te pakken. Wat de teller dicht in de buurt van 57 miljoen euro bracht.
n 1. De gevel van het pas gerestaureerde KVS-gebouw.
n 2 en 5: In de vernieuwde foyer werd plaatselijk gerestaureerd, zodat je een beeld krijgt van de oorspronkelijke sfeer. Verder
werden oude verfsporen geconserveerd en werd het
geheel min of meer 'in de geest van' Jean Baes afgewerkt.
n 3. Een arbeider legt de laatste hand aan een van de balkons
aan de zijgevels.
n 4. De nieuwe, grote zaal is slechts goed voor 500 plaatsen,
maar het is nu al een van de aantrekkelijkste in Brussel.
(Foto's Thomas Vanhaute)