Date 2007-10-03

Publication De Morgen

Performance(s) Glory

Artist(s) Wade, Jeremy

Company / Organization

Keywords

Het grijnzen van de dood

Soms kan het vreemd lopen. Neem nu Jeremy Wade, een New Yorkse choreograaf die nu vooral in Berlijn werkt. Hij begon zijn carrière als kampioenschapszwemmer, gogodanser en 'club kid'. Pas daarna wierp hij zich op de postmoderne dans. Niet zonder succes trouwens, want zijn Glory sleepte in 2003 een felbegeerde Bessie Award, een soort dans-Oscar, in de wacht.

Waarom is die voorgeschiedenis het vermelden waard? Omdat je na Glory, dit weekend in de beursschouwburg, allerminst verwacht dat deze man in een vorig leven de kost verdiende door in het zwembad of in de discotheek de cultus van het sterke, gezonde lichaam te bedrijven.

Deborah Jewitt meldt in The Village Voice over het recentere ...and pulled out their hair: "De performers transformeren zich voor hem zonder verpinken in lillende misfits. Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe de repetities verliepen." Over Glory wist ze vroeger al te melden dat "het is alsof je kijkt naar iemand die moedwillig een ernstige neuromusculaire aandoening opwekt, een brute fysieke schreeuw". Beter kun je de ervaring van Glory niet samenvatten.

Nochtans begint het heel aardig: twee performers, Wade zelf en Marysla Stoklosa, komen vriendelijk lachend, wat bedremmeld, het podium op. Tussen hen lijkt een onderdrukte wedijver te bestaan. Ze lachen niet alleen om ter aardigst naar de kijker, de ene zet nog geen stap naar voren of de ander volgt al.

Al snel merk je dat die lach hen op het gezicht bestorven lijkt, bijna als een grimas. De lach is onpersoonlijk, niet voor iemand in het bijzonder bedoeld. Haast onmerkbaar wordt hij een echte grimas. Met ontblote tanden, opgengesperde lippen en krampachtig vooruitgestoken nek beginnen ze bekken te trekken, maar wel alsof ze door je heen kijken. Alsof ze altijd in een spiegel keken.

Zonder reden trekken de performers nu plots hun kleren uit. Naakt, gezicht naar de grond, liggen ze naast elkaar bij de start van een half uur lang kruipen en krioelen over de grond. Ze lijken insecten, beesten, misschien wel wanhopig verliefden. Dat vermoed je als ze rollend over de grond elkaar omklemmen terwijl Stoklosa in Wades mond schreeuwt. Als in een vergeetput sterven de klanken weg in zijn keel. Rauwe electronische klanken versterken de onthutsing die je overvalt bij deze 'dans'. Wades omschrijving van Glory als "een studie van de dynamica van prostratie en de relatie van het lichaam tot een haast onhoudbare situatie" bereidt je hier niet op voor.

Hoe komt een ex-zwemmer tot dat soort 'kapotte beelden'? Misschien is het wel omdat Wade zo goed de wereld van de ongelimiteerde lichaamsverering kent dat hij dit werk maakt. Hij voelt misschien dat de echte drijfveer ervan de angst voor een onbenoembare leegte, zelfs de (maatschappelijke) dood is. Dat er achter het fantastische pantser van het schitterende lijf een gapende, gruwelijke leegte schuilt, het lijkt wel een typisch Amerikaanse ervaring. Je ziet dat soort beelden ook bij Meg Stuart. Leuke jongens, die Amerikanen.