Archives du Théâtre 140


The Living Theatre: Antigone



De Nieuwe

27-10-1967

TEATER

the living theatre: antigone

De Antigone van Sofokles — in de naar de grenzen van het zegbare dringende vertaling van Hölderlin — bewerkt door Brecht die, sterk wijzigend en vereenvoudigend, toch zoveel mogelijk met Hölderlins taalmateriaal werkt: ziedaar het vertrekpunt van deze produktie.

Het gekend verhaal (Eteokles en Poluneikes sneuvelden, elkaar de heerschappij in Thebe betwistend ; Kreon neemt de leiding van de Stad, laat de eerste met de traditionele eerbewijzen begraven, maar weigert dat aan de andere ; waartegen dan Antigone — op moreel-religieuze gronden — in verzet komt) wordt bij Brecht een rooftocht van Thebe's vorst, Kreon, tegen een naburige Stad : Eteokles valt in de strijd, terwijl Poluneikes, die vluchtte, door Kreon ter dood wordt gebracht. Wat het optreden van Antigone in een heel ander licht stelt.

Een onderzoek naar de motieven van Kreon en Antigone in Brecht's bewerking (die het « noodlot » als faktor wegwerkt, en het historische beklemtoont) is in verband met deze produktie overbodig. The Living Theatre sluit wel aan bij Brecht, in zover Kreon valt omdat hij extreem, onmenselijk is ; maar elke draagkracht wordt aan deze visie ontnomen door de produktie zelf, als geheel, met dit mateloze te doordrenken : het soort vruchtbaarheidsdans van het koor geeft precies de toon aan. Men voelt het niet zo, dat Kreon een aanslag pleegt op de anderen (al kon het in reeks, met een kort stereotiep gebaar, ontmannen van de overwonnelingen, welsprekend genoeg zijn) : heel deze produktie is een aanslag, en dus in haar ontwikkeling naar een konklusie gratuiet.

Reeds bij de inzet wordt duidelijk waar het naartoe moet: de akteurs staan — in gewone werkkledij — verspreid over het plateau ; ze koncentreren zich, verzamelen kracht. Het stuk begint met het neerstorten van de personages, het gejammer, het gehuil als van een sirene, de melopee. Bedoeld is de terreur, afgewisseld of vermengd met het inhameren van flarden tekst.

Soms lijkt Antigone (Judith Malina), geïsoleerd vooraan op het plateau, een Vietnamese vrouw. Maar deze flitsende identifikatie leidt tot niets : in Brecht's visie (voor zover die hier nog herkenbaar mocht zijn) kan Antigone deze symboliek niet dragen. En op Kreon (Julian Beck) weegt, in deze produktie, nauwelijks nog schuld : schuldig is de onberekenbaarheid van dit leven zelf. Verder kan men zich moeilijk van Brecht verwijderen.

Maar het schouwspel is een indrukwekkend funktionerende machine — een in elkaar grijpen van barbaarse, elementaire kracht en onrustwekkende raffinementen — plastisch en muzikaal konsekwent uitgebouwd.

Er wordt zonder rekwisieten gewerkt. Enig materiaal is de akteur. Malina en Beck akteren zeer sterk, maar te systematisch naar het krampachtige toe, naar de gefigeerde grimas, waarbij zij zich door Japanse maskers lieten inspireren. Dit akteren is afwisselend kommentaar leveren, voor een deel in het Frans (met « Antigone dit » leidt Malina replieken in), en verstarren in sakrale houdingen.

Van het koor (waarin de personages opgezogen worden, en waaruit ze zich weer losmaken) worden merkwaardige dingen bekomen. Het beeldt de klapwiekende roofvogels uit, die zich klaar maken op het lijk van Poluneikes neer te strijken, het klontert samen tot skulpturale lichamenkonstrukties (indrukwekkend zijn de wachtende roofvogels), het vormt oorlogsmachines (ik meende een met zeisen toegeruste strijdwagen te zien) ; ook een troon, een zetel wordt door mensenlichamen gevormd, en het kollektief bacchanaal is indrukwekkend.

In zijn studie Special features of the sung communication, waarin hij enkele basisbegrippen in verband met zang en lied onderzoekt, schrijft Alan Lomax : « Everyone supposes, and quite correctly, too, that he pretty well understands the message of a song — often even without hearing the words — in exactly the same way that he knows whether a person is laughing or crying ». In die richting zoekt deze produktie het: herhaaldelijk klinkt dat groots, maar even dikwijls ontmoedigt het, gewoon omdat men gesatureerd is. De Antigone van The Living Theatre is volledig muzikaal, als een partituur, uitgewerkt. De song is hier niet, zoals bij Brecht, een op zich zelf staand, ingelast middel, om het woord te verduidelijken. Ook pantomimisch is herhaling, duur, het middel. Het opvallendst rezultaat werd hier bereikt door het obsederend paringsritueel, over het plateau uitzwellend of zich tot « achtergrond » reducerend (daar werden aan de akteurs zeer hoge eisen gesteld, en bleef de nodige precisie niet steeds gehandhaafd : daar bleek dan ook dat niet allen werkelijk eersterangskrachten zijn). Interessant is de lange, primitieve slagwerksolo waarop deze dans uitgevoerd wordt : instrument is één akteur, een sereen rondhuppelende faun, die met de tong klakt ; de sterke tijden geeft hij aan door een slag, met de vlakke hand, op de dij. Doorlopend wordt overigens de menselijke stem als instrument gebruikt. Deze Antigone is arm teater, in de betekenis die Grotowski aan het woord geeft ; en met zijn werkwijze werd hier dan ook aansluiting gevonden. Dergelijk kontakt is normaal : men wachtte er op. Voortgaand op zijn Akropolis (zie DN, 30-6-67) werkt Grotowski artistiek gaver, hoewel zeer formalistisch (op muzikaal vlak herinnert hij aan werk als dat van Orff — eveneens een pedagoog die zijn effekten te berekend plaatst).

Melodramatiek — en dan op het niveau van Grotowski of The Living Theatre — is een waarde; reeds in het poppenteater is ze een wezenlijke bijdrage. Maar het is een misverstand te menen dat dergelijk werk een politieke draagkracht kon hebben : hoogstens een maatschappelijk terapeutische.

Julian Beck gaat steeds meer op Artaud lijken (die deze Antigone uitstekend zou gevonden hebben). Op een bepaald ogenblik hinkt hij gestileerd over het plateau: de betekenis daarvan ontging mij. Zo is er meer in deze produktie dat opzettelijk zo elementair opgelost werd (bedoeling is een onmiddellijke duidelijkheid) dat het onduidelijk wordt. Bij een teater dat systematisch menselijke waarden tot essentialia herleidt, of tot stunts samenkraakt, voelt men zich ten slotte niet meer betrokken. Wanneer akteurs, als robotten, op de toeschouwers komen loshakken, of langs u sluipend dierlijke kreten slaken, trekt men zich terug, en weigert in te gaan op deze gevoelschantage.

Deze Antigone heeft iets van een Messe noire. In de korte nummertjes van Mysteries, waar gevarieerd en precieser kon gedoseerd worden, bereikte The Living Theatre een beter resultaat. Hier werd de vergissing begaan van een stuk te vertrekken, dat soms herkenbaar wordt, om dan weer volledig overspoeld te worden. Wat een ongunstige tussenoplossing is.

(Théâtre 140, Brussel)

V.R.

Auteur V.R.

Publication De Nieuwe

Performance(s) Antigone

Date(s) du 1967-10-13 au 1967-10-22

Artiste(s) Brecht

Compagnie / Organisation The Living Theatre