Archives du Théâtre 140


Ubu (Alfred Jarry)



De Nieuwe

16-6-1978

UBU

(ALFRED JARRY)

Alfred Jarry (1873-1907) schreef met zijn Ubu Roi - Ubu enchainé (1896) wat men overeenkwam een surrealistisch stuk te noemen. Maar men kan het ook gewoon op de stapel « absurd teater » leggen. Het Teater 140 bracht de produktie, geregisseerd door Peter Brook, naar Brussel.

Het verhaal, of het sprookje, of de boosaardige grap, gaat over het levenslot van Ubu — een koning — die alles doet wat hem te binnen valt, omdat ook alles hem toegelaten is: een zwijn, zoals bepaalde hedendaagse Afrikaanse potentaten. Hij schakelt de adel uit om de schatkist van het land — dat is de zijne — te stijven (financiers of een minister van financiën worden dan ook overbodig); hij schaft de rechtbanken af, om zo zijn grillen kracht van wet te kunnen geven. Een soort Caligula (Camus), maar zonder diens patetiek. De volledige vrijheid die hij wil, blijkt echter onbereikbaar, en zo komt hij tot het inzicht dat de beste kansen nog liggen in slaaf zijn, in niets te bezitten.

Men voelt wat Peter Brook in dit stuk aantrok: het fenomeen diktatuur, het experiment mei 68, hedendaagse anarchistische tendenzen. En het zich neerleggen bij alles om het leven draaglijk en zelfs zinvol te maken.

Een en ander in het werk heeft hij niet alleen geaksepteerd: door het te beklemtonen heeft hij getracht het teatraal in te bouwen.

Met zijn Ubu wilde Jarry in de eerste plaats de burgerij van zijn tijd ergeren, en het toenmalig teater ondergraven. Hij bereikte het gewenste schandaal.

Het eerste woord dat wordt uitgesproken — geroepen — is « merdre ». « Merde » was toen al erg genoeg geweest (het is thans in de omgangstaal opgenomen, en dat geldt voor heel wat dat grof klonk in deze tekst). Maar Jarry gaat dus verder in zijn nukkige subversiteit, en mutileert de taal. Hoe weinig Brook blijkt te beseffen dat dit alles thans achterhaald is, kan men afleiden uit zijn poging de burgerij op stang te jagen, door deze agressie op de taal konsekwent uit te bouwen. Als akteurs koos hij een internationaal gezelschap: een deel van hen zondigt tegen een korrekt Frans taalgebruik, gewoon uit onvoldoende beheersing van die taal. Dat is het soort vondst waarmee men het tegenovergestelde bereikt van wat men bedoelt: alleen wie perfekt een taal kent, kan ze efficiënt een knauw geven.

Ubu is een intellektualistische tekst, en daar heeft Brook willen aan verhelpen door zwoegende akteurs — één krampachtige overacting — het er grof te laten opsmeren (slechts enkele van deze mensen leveren teater-technisch een behoorlijke prestatie). Het wordt gezocht in foor- en

cirkuseffekten, de gooi- en smijtklucht, slapstick. Dat klopt niet met de tekst. Brook koos dus het verkeerde stuk. En overigens reageert men niet zinvol tegen de vulgariteit van het hedendaags burgerlijk teater, door zelf grofheden op te stapelen.

Er is wel het nihilisme van Ubu, maar dat is een zeer persoonlijk kompleks van de auteur, sterk bepaald door toenmalige maatschappelijke omstandigheden, en een symbolische draagkracht voor vandaag zit er niet in.

Ubu is een wervelloze, gesofistikeerde tekst — soms geestig of intelligent, hoofdzakelijk vervelend — en een zeer literaire reaktie tegen « literatuur ». Iets wat als een kombinatie Cocteau-Artaud klinkt, heeft Brook à la Savary uitgewerkt. Aan feiten die hem hadden kunnen waarschuwen heeft het nochtans niet ontbroken. Niet alleen over de vriendelijke TNP-produktie had hij iets kunnen vernomen hebben, hij had ook kunnen weten dat Mallarmé — de man die poëzie herleid had tot het rationeel berekenen van effekten, als materiaal futiele of niet ter zake doende persoonlijke impressies verwerkend, wat tot volstrekt cryptische gedichten leidde — geestdriftig was over Ubu. Reeds in 1885 had Mallarmé in een stuk over Wagner — zonder één van diens opera's gezien te hebben! — de komponist geestdriftig begroet, en uit zijn entoesiasme konkluzies voor het teater getrokken: dat moest terug naar het irrationele, naar legende en myte, naar het indrukwekkend « onpersoonlijke ». Maar men bereikt geen groots teater — dat meer op

de parabel wedt dan op de fabel - door een poging los te breken uit het eigen kulinair intellektualisme, de begrenzing zowel van Mallarmé als van Jarry. Brook wilde een « epische » Ubu vertrekkend van een tekst die kamerliteratuur blijft.

De bedoelde politieke dimensie is er niet; de produktie is te schizofreen om aanleiding te zijn tot een zinvolle diskussie over anarchie en de ermee verbonden problematiek.

Deze Ubu is voor Peter Brook meer dan een mislukking — die tot de normale teaterrisico's behoort —, ze is een zich komfortabel in misverstanden installeren. Hij heeft het zich te gemakkelijk gemaakt. Indikaties voor wat de uitwerking betreft liggen voor het grijpen: lukraak gekozen rekwizieten, stuurloosheid in de kostumering (basis is de werkkledij die door het Living als normaal opgelegd werd, met onverantwoorde uitzonderingen). Er is één pozitief punt in deze produktie — werkelijk het enige, maar dan een zeer treffend —: de drummer Toshi Tsuchitori, die voor het geluidsdekor zorgt: een fenomeen van kracht, precisie en subtiliteit. Maar zo'n soort produktie interesseert nog enkel een publiek van snobs, de fraktie van de burgerij die zich wel even wil encanailleren. Krijgt zo'n burger een klad tot moes geknepen banaan in het gezicht, dan geeft hem dat het gevoel bij een autentiek gebeuren betrokken geweest te zijn. Maar wat die lieden vandaag nog iets doet, heeft morgen al geen effekt meer. In die richting kan men niet verder blijven gaan. Deze Ubu zit op een doodlopend spoor.

V.R.

Auteur V.R.

Publication De Nieuwe

Performance(s) Ubu

Date(s) du 1978-05-30 au 1978-05-31

Artiste(s) Peter Brook

Compagnie / Organisation