De Vlaamse wolkenhemel, rondcirkelende duiven, de sombere rugzijde van een verlaten klooster en de even sombere borreling van de Leie... U is te Gent en kijkt uit het venster bij Hugo Claus.

Zeer hoog woont hij (het aantal treden is reeds te dikwijls geteld), in een levendige, geordende wanorde van papieren, boeken, schilderijen en kunstvoorwerpen. In zijn werkkamer, met zijn rug naar een muurschuldering van Asger Jorn, stond hij ons te woord. Wij noteerden :

Vraag : Vertrekt u van een concrete levensbeschouwing, van een welomlijnd mensbeeld, wanneer u schrijft ?

Antwoord : Ik ga niet uit van een bepaald mensbeeld, maar van de gegevens die ik persoonlijk heb kunnen waarnemen, van reële situaties, brokstukken die ik als springplank heb overgehouden. Dit vervormt zich tot een andere realiteit, a.h.w. een tegenwereld. Je kan de realiteit trouwens niet letterlijk weergeven of door een bril capteren. Het voornaamste is er iets aan toe te voegen. Die tegenwereld nu illustreert mijn houding tegenover de fenomenen, hij dient die houding, die toch voor mij de enig juiste is. Ik heb niet de ambitie te veranderen, maar die wereld kan leren aan wie wil leren en breekt, ook, wie wil gebroken worden. Wanneer b.v. een fascist, of een pallierke-lezer in mijn werk niets dan smeerlapperij of goorheid meent te vinden, dan ga ik niet met zijn overtuiging vechten.

V. Wat is voor u de rol van de schrijver in onze maatschappij en meer speciaal in Vlaanderen ?

A. Die rol wordt schromelijk overschat door de schrijver, maar schromelijk onderschat door de maatschappij. Hier in Vlaanderen heeft hij niets te vertellen, niemand kent hem. Ik woon hier b.v. al zes jaar en ga in de buurt bij een bakker. Die man weet niet wie ik ben. Toen ik er toevallig eens met een filmster binnenging, herkende iedereen haar. De dag daarop vroegen zij mij hoe ik haar kende, enz. Toch koester ik de illusie dat de schrijver zoals de mol een hol graaft. De Franse revolutie is door de schrijvers gemaakt en misschien wordt er een minieme revolutie door ons nu voorbereid... In Noord-Nederland is de toestand totaal anders. Wanneer je hier als beroep letterkundige of schrijver opgeeft, zou je je niet moeten verwonderen als je aanstaande schoonvader je de deur wijst. Ook de schrijvers schamen er zich over. Op schrijverssamenkomsten hoor je zeggen : "Laten we nu a.u.b. niet over literatuur praten". Kun je je voorstellen dat, wanneer timmerlieden samenkomen, zij niet over houtsoorten of de nieuwste tafels zouden praten. Ook in de krant wordt het als een deugd beschouwd, wanneer iemand niets over literatuur wil horen. Ik wil ook alleen als schrijver leven en geen baantjes erbij doen, ik wil mijn zgn. sociale integriteit niet opgeven. Ik meen dat er in Vlaanderen trouwens maar drie zijn die uitsluitend van hun pen kunnen leven. Albe is er nog een van. In Nederland ken ik de jonge schrijvers beter en daar lijden ze minder aan een minderwaardigheidscomplex. Maar bij ons is er gebrek aan traditie, ons cultuurbeeld is er geen. In Nederland gaat men naar de Schouwburg, heeft men een rijk gevulde bibliotheek, leest men ook. Ook de Staat bij ons schiet te kort. Neem b.v. een toneelschrijver die ieder jaar een goed stuk schrijft — dat is meer dan Molière, meer dan Shakespeare — en het Nationaal Toneel geeft het de normale twaalf uitvoering — aan 1.000 F per avond. — Wie kan daar van leven? De Staat zou een aantal schrijvers moeten betalen. In onze democratie wordt onmiddellijk op de gevaren gewezen, maar waarom zou men niet genereus zijn. Wat maakt het dat er zes sukkels of charlatans tussen zitten als er één goede bij is. Over het beroep van kunstenaar huldig ik de oude opvatting. Het is toch hun werk dat overblijft en waarop de cultuur van een land berust. Kijk maar naar de geschiedenis. Maar het is niet alleen voor de schrijvers zo. Waarom hebben wij in België de slechtste architectuur ?

V. Zoudt u uw eigen werken aan de jeugd aanraden en zijn er nog andere namen die speciaal de aandacht verdienen ?

A. Mijn werken mógen ze lezen van zodra ze kunnen lezen. Als een jongen door die lektuur corrupt wordt dan droeg hij de kiemen reeds in zich. Men moet wel begrijpen dat wat ik oproep geen verheerlijkt beeld is. Ik schrijf geen apologie van de absurditeit, ik geef er een beeld van. Mijn tegenrealiteit symboliseert, zij idealiseert niet. Is mijn werk zwaarmoedig ? Is de wereld dan zo schoon ? Ik begrijp wel dat ze liever "iets licht" hebben. Het is normaal dat je na acht uur werk in je pantoffels in elkaar zakt met "Schipper naast Mathilde". Maar toch klaag ik dit aan als verderfelijk. Het weerspieglen van de wereld is 100 % de activiteit van de schrijvers. Dat die wereld soms zo lelijk is, is gedeeltelijk wel hun schuld, maar toch vooral die van de wereld zelf, waartoe ook de lezers behoren. Men moet het hen ook eerder moeilijk maken dan gemakkelijk. Kunst is geen papje, geen snoepje waarvoor je alleen je bekje hoeft open te doen. Het is vooral een kwestie van aandacht en geconcentreerde energie. Een interessant auteur is bv. de Frans-schrijvende Roemeen E.M. CIORAN. Hij schrijft een hard en helder proza. Hij is vrij nihilistisch maar dit werkt zeer tonisch. Zijn aartsvijand, zoals de mijne trouwens, is de apostel Paulus, die de opvatting van de splitsing van ziel en lichaam de wereld heeft ingestuurd. Er vallen mij maar enkele andere namen te binnen. MELVILLE is een zeer groot auteur, vooral in zijn minder bekende werken. Dan Lucebert, Leo Vroman, Bredero, enz.

V. Hoe moeten uw gedichten gelezen worden ?

A. Ik geloof dat men ze best benadert met intuïtie en rede tegelijkertijd. Je moet getraind zijn om gedichten te lezen, het vaak doen, er belangstelling voor hebben. Je moet ook niet in 't wilde weg of van uit de bossen de gedichten van Dante lezen. Dan stelt zich het probleem van het fysische aspect, de innerlijke klank die het gedicht in je laat weerklinken. Met een scherpere chirurgische apparatuur wordt de vraag "wat wordt daar verteld" beantwoord. Alle dichtkunst heeft haar bepaalde aard en vereist inspanning, ieder gedicht is een eigen wereld. Indien je niet de instelling bezit om er je de wetten van eigen te maken, mag je er niet over spreken. Ik zit drie-vier jaar op een boek te wroeten. In een half uur wordt het uitgelezen en het krijgt dan "goed" of "slecht". Natuurlijk is er ook charlatanerie. Grote kunstenaars mengen het soms ook door elkaar. Er blijft toch steeds het element spel! Maar laat je maar dapper om de tuin leiden. Alleen belangrijk is de repercussie in jezelf.

Foto's : G. Dauphin

Tekst : J. V.d. Borgt

Hugo Claus werd in 1929 geboren. Hij werkt en woont te Gent. Hij was mede-oprichter van het tijdschrift "Tijd en Mens" — dat in de literatuurgeschiedenis is getreden — en is thans redacteur van het "Nieuw Vlaams Tijdschrift" en "Randstad".

Zijn voornaamste werken :

a) Poëzie :

Tancredo Infrasonic (1952)

Een Huis dat tussen Nacht en Morgen staat (1953)

De Oostakkerse Gedichten (1955)

Paal en Perk (1956)

Een geverfde Ruiter (1961)

b) Romans :

De Metsiers (1950) De Hondsdagen (1952) De koele Minnaar (1957) De Verwondering (1962)

c) Toneel :

Een Bruid in de Morgen (1955) — (Driejaarlijkse Staatsprijs voor Toneel)

Het Lied van de Moordenaar (1957) Suiker (1958)

Mama, kijk, zonder Handen (1959)

De meeste werken van Hugo Claus zijn verkrijgbaar in een vrij goedkope pocketserie ("Litteraire Pockets" uitg. De Bezige Bij, Amsterdam/ Ontwikkeling, Antwerpen).