In gesprek met Hugo Claus

NIETS IS MOEILIJKER DAN HET WEERGEVEN van een levendig en interessant gesprek. Bij zo'n poging gaat vaak het eigenste wezen van een gedachtenwisseling verloren. De fijne schakeringen, de juiste intonaties, de veelbetekenende mimiek de gebaren, datgene wat aangevoeld doch niet uitgesproken werd, de achtergronden, de spanningen... dat alles blijft onmededeelbaar. Vandaar mijn ongewone schroom bij het schrijven van dit artikel. In verband met de opvoering van "Suiker" door de "Multatulikring" had ik Hugo Claus om een bijdrage voor "Podium" gevraagd. Zonder veel omhaal liet de Gentse auteur mij weten dat hij het heel druk had en dat hij trouwens niet graag het eigen œuvre commentarieert. Daarom stelde hij een ontmoeting voor, waarna het mij wellicht mogelijk zou worden zelf een en ander over zijn opvattingen neer te pennen. Dat onderonsje is uitgegroeid tot een langdurige babbelpartij, waarbij ik Hugo Claus heb leren kennen als een uiterst schrander en ongemeen persoonlijk artiest, die de moed heeft van zijn werk te leven.

Er is meer. Hij durft onder alle omstandigheden zichzelf zijn en komt frank voor zijn zienswijzen uit, een eigenschap die vele bourgeois en façademensjes allesbehalve kunnen waarderen.

In velerlei opzicht heb ik bewondering voor deze markante figuur, wat evenwel niet wil zeggen dat ik integraal zijn meningen deel. Zeker niet. Tussen zijn levenshouding en de mijne ligt er meer dan één kloof. Onze wereldbeschouwingen vertonen trouwens enkele onverenigbare facetten. Dat alles heeft evenwel minder belang. Hoofdzaak is dat niettegenstaande deze verschillen een innige dialoog mogelijk werd en dat tot de laatste minuut ons onderhoud in een prettige atmosfeer van wederzijdse vertrouwelijkheid verliep.

Benevens de controversen waren er bovendien de talrijke punten, waarover wij het wel en zelfs roerend eens waren.

Waarom viel dat gesprek zo erg mee?

Ik geloof dat het ligt aan de innemende openhartigheid en de onbevangenheid, waarmede Claus over zichzelf en zijn oeuvre durft spreken. Ook wel omdat zijn belangstelling zo veelzijdig is, zijn visie verrassend oorspronkelijk en zijn benadering van de problemen vlijmscherp. Naar zo'n kunstenaar luistert men met genoegen. Hij prikkelt de verbeelding en opent voortdurend nieuwe perspectieven. Hij denkt niet in geprefabriceerde patronen, doch weergaloos vrij en ongemeen subtiel. Telkens peilt hij naar de kern van de vele raadselachtige verbanden, die in ons bestaan een rol spelen.

Zo komt het dat wij over tientallen onderwerpen hebben gekeuveld. Over zijn jongste roman, over politiek en moraal, godsdienst en determinisme, Simenon en Daisne, Vlaamse letterkunde, film, enz.

Tot ik er mij plots rekenschap van gaf dat ik hem eigenlijk had opgezocht in verband met de voorstelling van "Suiker".

Hoe bruusk de wending ook was, toch bleef Claus even geestdriftig om te repliceren op de vragen.

Na "Het Lied van de Moordenaar" had hij de indruk dat hij het contact met de zaal verloren had. Zijn ontgoocheling was groot. Deze bekentenis heeft mij erg getroffen. Claus komt er ongekunsteld voor uit. Hij schrijft voor een publiek en de reacties van intelligente lezers en toneelliefhebbers laten hem niet onverschillig. Zoiets klinkt heel wat oprechter dan de frazen van de vele artiesten, die menen dat zij zich geniaal gedragen door te beweren dat zij geen snars om de toeschouwers en de kritiek geven.

Het onthaal van "Het Lied van de Moordenaar" was dus zeer onthutsend. Claus had het gevoel dat hij een binding moest herstellen. Dat is één van de voornaamste redenen van het ontstaan van "Suiker". Het gegeven is gesteund op persoonlijke ervaring. De auteur maakte inderdaad de suikercampagne in Frankrijk mee. Hij heeft lange tijd omgang gehad met deze arbeiders, die z.i. iets weg hebben van pioniers. Het was tevens zijn bedoeling via het oproepen van typische toestanden in dat milieu te tonen hoe verschrikkelijk de eenzaamheid van de mens is en hoe verbeten hij vecht om de afzondering te doorbreken. Het stuk wil niet zozeer betogen, doch wel schetsen in welke omstandigheden de forensen in Noord-Frankrijk leven.

Aan het publiek te oordelen, zegt Claus. Als dramaturg ben ik te vergelijken aan een spons, die een bepaalde realiteit heeft opgeslorpt om ze dan getransponeerd door de eigen persoonlijkheid weer te geven.

In Rudi Van Vlaenderen als regisseur stelt hij het volste vertrouwen.

In januari ging in Nederland de première door van zijn jongste werk : "De Dans van de Reiger" en vanzelfsprekend handelden wij over de redenen waarom zijn stukken boven de Moerdijk worden gecreëerd.

Na voltooiing van zijn eerste drama — "Een Bruid in de Morgen" — had hij het zich tot plicht gerekend het aan het Nationaal Toneel aan te bieden. Daar bleef het maandenlang in de lade liggen en pas nadat het in Nederland opgevoerd werd en de betekenis van Claus als toneelschrijver door de critici en de overheid werd erkend heeft het Nationaal Toneel het initiatief genomen het stuk ook in Vlaanderen te vertonen.

Dat zo'n ervaring Claus bitter heeft gestemd, is meer dan begrijpelijk.

Dat we op die manier terechtkwamen bij het theater, zal niemand verwonderen. Dat we beiden vol vuur dit gemeenschappelijk stokpaardje bereden, hoeft evenmin betoog.

Volgens de schrijver van "Suiker" is de positie van de Vlaamse dramaturgen in ons land onaanvaardbaar. Zij beschikken niet over de mogelijkheden om zich volledig te wijden aan hun werk. Bovendien krijgen zij niet de kansen, waarop ze recht hebben. Het toneelleven loopt immers helemaal mank.

Eerst en vooral is het nodig dat er hier een traditie gevestigd wordt en daaraan kunnen meer instanties meewerken dan men op het eerste gezicht zou denken. Bovendien is het de hoogste tijd dat de structuur van het beroepstoneel gewijzigd wordt, dat de artistieke prestaties stijlvoller en op een hoger niveau geplaatst, dat de verwezenlijkingen groots, uniek en onvervangbaar worden, dat alle moderne publicitaire middelen worden ingezet, enz. Thans gebeurt er zelden of nooit iets grandioos. Er heerst rond de schouwburg geen feestelijke stemming zoals dat het geval is in andere landen. De dramatische kunst behoort in Vlaanderen niet tot het wezenlijk maatschappelijk leven van de mens en daarom verloopt alles zo petieterig en zielig.

Nochtans gelooft Claus dat het anders kan, doch dan zullen er vanzelfsprekend opzienbarende en zelfs drastische maatregelen moeten genomen worden.

Daarvoor is er een revolutionaire cultuurpolitiek vereist.

Ook het gemeenschapsleven te Gent kwam te berde. Hij betreurt het ontbreken van centra, waar intellectuelen en artiesten elkaar geregeld in een gezellige sfeer kunnen ontmoeten. Tevens drukte hij zijn spijt uit over de houding van sommige literatoren, die overal te pas en vooral te onpas verkondigen dat ze alles willen, behalve over literatuur spreken, precies alsof het onwelvoeglijk en verkeerd zou zijn te praten over de kunst, die ze zelf beoefenen.

Zo boomden we maar door over alles en nog wat: vinnig, zonder valse schaamte of belachelijke vooroordelen. Het is één van die hartelijke onderonsjes geworden zoals wij die, jammer genoeg, te weinig kennen in ons ook op dat gebied bekrompen wereldje.

In naam van de getrouwen van "Podium" betuig ik aan Claus mijn erkentelijke dank. Niettegenstaande hij het ongemeen druk heeft, onttrok hij zich niet aan een praatje, dat, naar ik hoop, de lezers van het blad enigszins vertrouwd zal maken met de opvattingen van de schrijver, wiens werk ze op 23 en 25-2-63 voor het voetlicht zullen te zien krijgen.

Persoonlijk ben ik bijzonder gelukkig nader kennis gemaakt te hebben met een veelzijdig artiest, die kranig en consequent de weg bewandelt, die hij voor zichzelf waardevol acht en waardoor hij op zijn eigen onvervangbare manier bijdraagt tot een werkelijke verheffing van de Vlaamse cultuur, die, helaas, nog al te veel gediend wordt door amechtige, rancuneuze en talentloze mondhelden.

Bij het afscheid dacht ik aan Balzacs woorden: Le propre d'un grand homme est de dérouter les calculs ordinaires.

RIK LANCKROCK