KUNST EN LETTEREN

HUGO CLAUS

beschuldigd van letterdieverij en klaar om K.N.S.-Gent te leiden

Hugo Claus na drie maanden Blaricum

Heksenjagers nog altijd bedrijvig

IS ook Hugo Claus een letterdief ? De Vlaamse letterkunde krioelt plotseling van plagiaatjagers. Zal ook de schrijver van «De Verwondering» in hun strikken gevangen geraken?

En anderzijds : is het waar dat Hugo Claus zich bereid heeft verklaard om het directeurschap van het nog te stichten gezelschap van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg te Gent op te nemen? Het zijn geruchten die de ronde doen. Hebben zij enige grond van waarheid ?

Na drie maanden verblijf in Blaricum is Hugo Claus naar Gent teruggekeerd. Eerst vroegen wij hem of hij op de hoogte was van het plagiaatgeval.

— Ik kan het moeilijk uit de weg gaan, want dit stompzinnig gedoe achtervolgt mij al een paar maanden. Het is begonnen vrij kort na de plagiaat-zaak de Wispelaere. Een paar lieden, ik meen uit Brugge, hebben toen ontdekt dat er in mijn gedicht regels voorkwamen die ook in een oud Frans vers te vinden zijn. Deze welmenende zielen hebben toen een aantal van mijn kennissen getelefoneerd en die wetenschap overgeleverd, daarna ook ongetekende brieven gericht naar mijn uitgever en naar een paar redacties van tijdschriften waar ik aan meewerk. Een paar weken geleden heeft men dan de Franse lezing van mijn regels naast mijn tekst gepubliceerd in iets dat zich « Het Vlaams Weekblad » noemt en te Brugge verschijnt. Nu ben ik stilletjes aan na zoveel jaar gewoon geraakt aan vuilspuiterij en verdachtmakingen van allerlei soort. Zodra je iets behoorlijks tracht de doen krijg je de wrok van de meeste middelmatigen op je nek. Maar ik had nooit gedacht dat ik mij op dit punt, dit fragment van «Het Teken van de Hamster» zou

moeten verantwoorden. Ik heb dus blijkbaar tot nu toe de culturele standing van sommigen bij ons nog ver overschat. Want de aantijging dat ik met die bewuste tekst plagiaat zou hebben gepleegd is een laf, oneerlijk en vooral oer-dom manoeuvre. Zo dom dat het onmiddellijk bijval heeft gehad en gnuivend werd overgenomen door het weekblad A.B.C. en door de lijzige giftige stemmetjes in de B.R.T. op zondagmiddag.

Gestolen bij Charles d'OrLéans ?

Daar de meeste lezers en luisteraars in Vlaanderen het gedicht dat in « Randstad 5 » werd gepubliceerd niet kennen, moet ik het geval dus, hoezeer ik er voor huiver, toelichten. Er staat inderdaad in «Het Teken van de Hamster» een vertaling van een gedicht van Charles d'Orléans (1349 - 1465). Het is een bijna letterlijke vertaling van het rondeau « Le temps a laissié son manteau», een van de bekendste klassieke Franse gedichten.

— Een gedicht dat trouwens tot de elementaire bagage van elke literatuurliefhebber behoort.

— Ik heb dat gedicht niet alleen vertaald, maar er ook iets mee gedaan, er iets mee trachten te bewijzen. De lieve heren die de Franse lezing en de mijne zo bereidwillig hebben rondgestuurd, hebben alleen de passages aangeduid die hen goed te pas kwamen.

— Graag zullen wij in ons blad het gedicht van Charles d'Orléans publiceren. De lezer kan vergelijken.

— Dank u. Hij zal merken dat ik in het gedicht van Charles d'Oléans referenties heb verwerkt naar actuele gebeurtenissen; namelijk de gruwelijke uitwassen van de kolonisatie door de Europeanen in Afrika. Daardoor wordt het beeld van de lente zoals de klassieke dichter haar oproept, vertroebeld, verstoord. Een oude optiek wordt veranderd. En die verandering teweegbrengen door een klassieke tekst zodanig in situatie te stellen dat hij een nieuwe betekenis krijgt, dat is een volmaakt verantwoord literair procédé. Er zijn voorbeelden genoeg daarvan in de plastische kunst, de muziek en de letterkunde. Denk aan wat Picasso gedaan heeft met Delacroix, Velasquez of de Griekse vazen. Ezra Pound en T.S. Eliot hebben deze manier bijna doorlopend gehanteerd.

Wat de Brugse dwaashoofden voor klakkeloos overschrijven willen doen doorgaan, is een volwaardige stijlfiguur. Zij hadden de bedoeling van dit procédé misschien beter begrepen als ik vijf regels uit «De Vlaamse Leeuw» had overgenomen, maar voorlopig kies ik zelf nog altijd mijn literaire materie waar ik wil, en ben ik niet verantwoordelijk voor andermans afgrondelijk gebrek aan kennis en inzicht. Het is overigens voor een goed lezer meteen duidelijk dat het plots optreden in het gedicht van de archaïsche zegging, van het rijmschema, en van woorden als : «taf, brokaat, livrei van goud en zilver » het algemeen klimaat van de verzen doorbreekt.

— Zal daarmee echter het hele geval van de baan zijn ? Ik durf het niet voorspellen, vooral daar ik weet dat gij het procédé al toegepast hebt in «De Oostakkerse Gedichten» en «Een geverfde Ruiter». Maar over je werk nu. Je bent een drietal maanden in Nederland gaan wonen. Stak het Vlaams klimaat je misschien tegen ?

Iets doen op toneelgebied

— Dat heeft er niets mee te maken. Ik werd aangeworven om een vrij ingewikkeld filmscenario te schrijven, en de producer had het gevoel dat hij mij beter vlak bij de hand kon hebben. Ik ben blij terug in Vlaanderen te zijn, hoewel het wel boeiend was om aan den lijve de fundamentele verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen gewaar te worden.

— Is het waar dat je je voorstelt als kandidaat voor het nieuwe toneelgezelschap dat te Gent zou opgericht worden ?

— Op het ogenblik kan ik nog geen kandidaat zijn aangezien er nog geen sprake is van kandidaturen. Alles is nog in het stadium van een ontwerp. Ik heb alleen de betrokken instanties laten weten dat ik ten gepasten tijde kandidaat zou willen zijn.

— Waarom wil je dat ?

— Gewoonweg omdat ik meen iets op het praktische toneelterrein te kunnen verwezenlijken. Omdat ik van oordeel ben dat ik door het beleid van een toneelgezelschap een aantal bewustzijnslagen van de Vlaamse gemeenschap, die nu onberoerd blijven, zou kunnen wakker maken. Dit klinkt natuurlijk vrij pompeus.

— Inderdaad.

— Zie je, ik heb al zo vaak gevit en geknord over de huidige staat van de Vlaamse cultuur, dat ik nu zelf eens verantwoordelijk zou willen zijn voor een belangrijk uitzicht van die cultuur.

— Betekent dit dat je daarvoor je eigen werk, je schrijven en schilderen en zo verder, in de steek zou laten ?

— Voor een paar jaar opschorten zeker. Het probleem van het theater bij ons in 1964 heeft aandacht en studie en alles-opslorpende energie nodig vanwege de mensen die er zich willen mee bezighouden.

— Is het volgens jou wel een noodzaak dat er in Gent een theater komt ?

— Zonder twijfel. De 200.000 bewoners van Gent hebben recht op een eigen toneelgezelschap, zelfs al weten zij zelf niet waarom en hoe het er moet komen. En het is precies dit, wat mij boeien zou, namelijk die mensen duidelijk maken dat zelfs in 1964, waarin allerlei gemechaniseerde vrijetijdsbesteding hen opslorpt, toneel nog een functie heeft, als leerschool, ontspanning, cultuur en gewoonweg plezier. Dit alles samen. En dit in de praktijk, via de middelen van het toneel zelf oplossen en uitwerken... maar goed, wij praten over iets dat geheel in de lucht hangt: misschien kom ik niet eens aan bod.

— Wat dat betreft zou de politiek een grotere rol kunnen spelen dan je denkt.

— Dat kan best. Ik ben vrij naïef in die dingen. Ik kan niet op de politieke kant ervan ingaan, ik kan alleen maar, als men het mij zou vragen, een aantal tastbare voorstellen doen omtrent het feit hoe ik toneel thans in de gemeenschap wil opgenomen zien.

Vertalingen en bewerkingen

— Waar ben je op het ogenblik mee bezig?

— Ik heb net een bewerking van «Henry V» van Shakespeare achter de rug. Eigenlijk twee bewerkingen. Een waarin ik Shakespeare zo getrouw mogelijk volg, en een tweede waarin ik met het stuk een loopje neem, waarin ik o.a. een scherpe stelling neem tegen Henry V, de hoofdpersoon. Dan heb ik ook zopas een vertaling van Christian Dietrich Grabbe's «Scherz, Satire, Ironie und tiefere Bedeutung» beëindigd. Verder zijn er een korte roman en een verzamelbundel van mijn gedichten sedert 1950 in voorbereiding.

— Schilder je nog ?

— Zoals altijd, praktisch iedere dag.

— En verder ? Want ik weet dat bij jou het werken nooit stopt.

— Verder ben ik bezig aan een brochure over hedendaagse schilderkunst in Vlaanderen. Dit naar aanleiding van het zopas verschenen boek van Michel Seuphor. Ik bespreek de meeste schilders die in zijn boek staan en breng wat eigengereide verbeteringen aan het beeld dat hij heeft getekend.

Hierop hebben wij onze dynamische vriend alleen gelaten met zijn zorgen, zijn plannen en zijn nieuwe woede over de "Vlaamse mediocriteit".

J.W.

Charles D'Orleans

Le temps a laissé son manteau

De vent, de froidure et de pluie,

Et s'est vestu de broderie,

De soleil luyant, clair et beau.

Il n'y a beste ne oiseau

Qu'en son jargon ne chante ou crie:

« Le temps a laissé son manteau!

Rivière, fontaine et ruisseau

Portent, en livree jolie,

Gouttes d'argent, d'orfevrerie;

Chacun s'habille de nouveau.

Le temps a laissé son manteau

Hugo Claus

Weer legt het weer zijn jasje af

van wind en kou en regen

en komt ons in een gilet van taf

brokaat en zomer tegen.

Geen beest en geen vogel

die in zijn bargoens niet jodelt.

Weer legt het weer zijn jasje af.

Rivier, fontein en sloot

dragen livrei

en lager op de kaart

worden in het lieflijk rood van de zomer

honderd Angolezen in de grond gestopt

tot aan de nek, als tulpen waarover de lage

adem van de aarde waart.

Hun hoofden (tulpenkelken

of rozen te heet geblakerd)

steken boven en leven.

Weer legt het weer zijn jasje af.

De bulldozer rijdt erover

en maakt het tulpenbed gelijk.

Rivier, fontein en sloot en veld

dragen livrei van goud en zilver.

Ieder kleedt zich in zijn Zondagspak.

Weer legt het weer zijn jasje af.