LINKS en RECHTS

HUGO CLAUS : BEATLES BETER VOORBEELD DAN LEOPOLD I

In de ruime ontvangstkamer van zijn boerderij — die met het strooien dak — aan de Ten Holeweg te Nukerke, een dorp met onmogelijke kronkelwegen, zitten Hugo Claus en ik bij de grote open haard.

Heb je 't gemakkelijk gevonden, vraagt Claus. Een mooie zwarte kat wipt naast mij op de lange divan.

«Ik heb tweemaal de weg moeten vragen. Louis Paul Boon had me alleen gezegd dat het ver was.»

Claus: Maar het is niet ver. - Rook je ?

Op mijn bevestigend knikje staat hij recht en neemt twee pakjes van tafel.

Verontschuldigend: Ik heb alleen maar deze met muntsmaak en Amerikaanse filters. Ik weet niet of je die lust.

Hijzelf steekt een van de muntsigaretten op.

TAMME SCHAPEN

Terwijl Claus nog even een asbak haalt, kijk ik de kamer rond. Het interieur is sober, gezellig. Modern en rustiek. Naast de grote open haard staat een televisietoestel op een ontschorste boomstronk. Claus kijkt dagelijks naar TV. Op mijn vraag hoe hij denkt over televisie in ons land, antwoordt hij :

Het is een prachtig medium dat dagelijks op een gruwelijke manier wordt misbruikt. Ze moesten alle verantwoordelijken bij de BRT gedurende een week opsluiten in een gevangenis en dwingen naar hun eigen programma's te kijken. Er wordt bij ons op geen enkel terrein — sociaal entertainment en zomeer — een poging gedaan om de huidige Vlaamse gemeenschap te verbeelden. Men onderneemt geen enkel avontuur. Nu kunt u zeggen, u hebt gemakkelijk een grote bek opzetten. Dat is juist. Maar ik zou wel eens de gelegenheid willen hebben om aan TV te werken.

Onlangs heeft Nederland u de driejaarlijkse Henriette Roland Holstprijs toegekend. U heeft de prijs aanvaard terwijl men zegt dat u tegen literaire prijzen bent?

Ik ben daar niet tegen. Ik ben alleen tegen prijzen die niets te betekenen hebben. Als men mij een prijs toekent wil ik ook weten wie mij die toekent. Als dat, bijvoorbeeld, Emiel Hullebroek is, dan weet ik dat die bekroning geen waarde heeft.

Onvermijdelijk belandt Hugo Claus hier bij het Referendum der Vlaamse Letteren, de prijs van de Boekenbeurs te Antwerpen, die hij in 1964 heeft geweigerd.

Ze hebben me toen een grote onbeschofterik gevonden. Maar ik eis dat een prijs ten minste het maandloon bedraagt van een geschoolde arbeider. Ik hou niet van literaire prijzen met als slot: slecht eten en elkaar toespreken. Op mijn eis heeft men destijds geantwoord, dat ik door die bekroning toch meer boeken zou verkopen... Dat is wel het toppunt. (De prijs gaat uit van de boekhandelaars.) Ik verdien aan een boek tien procent dus... Ik kan u gemakkelijk 200.000 F laten verdienen als ikzelf daardoor twee miljoen opstrijk. Toen ze mij de Henriette Roland Holstprijs hebben toegekend heb ik geïnformeerd naar het bedrag dat eraan verbonden was. En dat was iets meer dan het maandloon van een geschoolde arbeider. Dus heb ik de prijs aangenomen. Moesten ze mij de Nobelprijs toekennen, dan zal ik die zeker aanvaarden. Ik ga echter niet als een tam schaap in de rij staan om een medaille te ontvangen.

BLONDE GOD

Voor de jongeren bent u de «blonde god van de Vlaamse literatuur». Ongetwijfeld ontvangt U dikwijls brieven van hen met het verzoek «mijnheer Claus, wilt U eens uw mening schrijven over mijn werk?»

Men moet niet overdrijven — blonde god —, in het land van de blinde is eenoog koning. Maar ik ontvang inderdaad regelmatig dergelijke verzoeken. Meestal ga ik daar ook op in. Driekwart van mijn zeer precieuze tijd speel ik zo'n beetje schoolmeester. Wat ik wel zou willen is dat ze ten minste postzegels insloten voor antwoord, want dat vergeten ze meestal. Er zijn ook verzoeken, waar ik onmogelijk kan aan voldoen. Zo kreeg ik onlangs een brief van een jongeman die me vroeg of hij drie weken bij mij mocht komen logeren. We zouden, zo schreef hij verder, elke dag drie tot vier uur over zijn werk kunnen diskussiëren. Iets wat volgens hem zeer vruchtbaar zou zijn... Zoiets kan hij beter aan Walschan vragen. Wie weet, misschien logeert hij nu wel bij Walschap.

Er wordt dikwijls gezegd dat onze critici niet deugen. Hoe denkt u daarover. En wat vindt u hun grootste gebrek?

Hun grootste gebrek? Ik denk een gebrek aan aandacht. Kritiek wordt bij ons meestal beoefend als een bij-job. Onze journalisten worden niet genoeg betaald. Om een centje bij te verdienen gaan sommigen ook kritieken schrijven. Ik werk echter geen drie jaar aan een boek om dan te vernemen dat het heel mooi ofwel heel slecht is. Men is te oppervlakkig. In Nederland daarentegen is de situatie heel anders. Daar zijn de meeste critici beroepscritici. Mensen die niets anders doen. Nu wil ik ook niet direkt beweren, dat indien men onze critici morgen 20.000 F per maand zou betalen ik daarom veel lovender zou mogen zijn.

Uw toekomstplannen?

In juni zal van mij een korte roman — die nog niet af — verschijnen. De titel: «Schaamte». Vindt u dat een goeie titel?

Ik ben er wel voor.

Zelf heb ik daar niet zo een goede kijk op. U vindt hem dus goed? Binnenkort verschijnt bij de uitgeverij Menas te Antwerpen ook een gedichtenbundel onder de titel «Relikwie». Een privé-uitgave, met gedichten die ik heb geschreven bij tekeningen van de onlangs gestorven Antwerpenaar Paul Joostens. Een bijzonder merkwaardig artiest, die steeds een eremietenleven heeft geleid. Uit de duizenden tekeningen die hij heeft nagelaten, heb ik de meest erotische gelektioneerd en voorzien van gedichten.

EROTIEK

U zegt daar «meest erotische». Er wordt regelmatig van u gezegd

dat ik een vuile schrijver ben. Iemand met een ongezonde belangstelling voor het seksuele (glimlacht.) Wij leven sinds het ontstaan van het kristendom onder druk van een groot aantal taboes (behalve de erfzonde is ook de lichamelijke liefde buiten het huwelijk zondig...) Ik ben zeer bewust een niet-kristen, omdat ik de kristelijke leer een zeer immorele leer vind. Een leer die volgens mij zeer gevaarlijk is. Zeker voor de ziel van het kind. Natuurlijk ben ik volgens de bepalingen van de kristelijke leer een vuile schrijver. Maar ik vind het een eer als een katoliek zich geschokt voelt bij het lezen van mijn boeken. Dat betekent dat hij leest met vooroordelen, met oogkleppen aan. En zulke lezers wil ik juist niet.

De toekomst in verband met de film?

20 februari zal in Amsterdam de première plaatshebben van «De dans van de Reiger». Het is een Nederlands-Franse co-produktie, die onder leiding van Fons Rademaecker in Joegoslavië gedraaid werd en waarvoor ik het scenario heb geschreven.

U zei bij het begin van ons gesprek dat u in verband met verwachtingen voor 1966 niets te vertellen had. Of toch?

Ik geloof dat alles zijn gewone gang zal gaan. Al zie ik wel een groot aantal jonge schrijvers die de moeite waard zijn. Het ziet er voor Vlaanderen dus niet zo ongunstig uit.

En de poëzie?

In verband met de poëzie ben ik niet zo optimistisch: te veel woordspelletjes en kleine sensaties. Het gekerm van de ziel — tenzij het superieur verwoord is — interesseert me ook niet. Maar, ik moet bekennen dat ik niet zo'n goed beoordeler van poëzie ben al volg ik de uitgaven wel.

Is er iets dat u speciaal aan de jongeren zou willen zeggen?

Aan de jonge schrijvers zou ik zeggen, dat ze niet alles wat hen verteld wordt of wat ze lezen zomaar mogen geloven. Dat ze alles met het grootste wantrouwen moeten tegemoet treden. Ze zouden ook meer moeten dansen. Zo'n avondje kan hen meer leren dan de werken van Karel Van De Woestijne. Ik zeg dat niet zomaar. Ik meen het. Ze kunnen ook beter naar de Rolling Stones luisteren dan naar de BRT.

PRO BEATLES

Dan vindt u de Beatles ongetwijfeld goed?

Ik ben absoluut voor de Beatles. De Beatles, dat is vitaliteit. Ik vind ze een beter voorbeeld dan koning Leopold I.

Hoe staat u tegenover de Bok en Mepmannen?

Over het algemeen ben ik er wel voor. Al doen ze soms dingen die mij ergeren.

Wat bijvoorbeeld?

Wat mij soms ergert zijn hun aanvallen op de persoon van de auteur. Ze moeten het privé-leven van iemand met rust laten.

En verder?

Soms is het ook maar wat studentikoos geroep. Ze zouden ook niet al te gemakkelijke prooien mogen nemen. Niet er zo hier en daar een paar auteurs uitpikken die niets te betekenen hebben. Ik zou willen dat ze mij ook eens te grazen namen, maar dan zonder aan mijn priveéleven te raken!

De Vlaamse schrijver verkoopt in Vlaanderen niet? Of toch zeer weinig?

Nee, dat is niet juist. Schrijvers als Aster Berkhof verkopen in Vlaanderen heel goed. Dat illustreet meteen wat de Vlamingen lezen. Wat mij betreft, is het zo dat ik nog steeds het best verkoop in Nederland. In procenten uitgedrukt is dat voor Nederland 80 en voor Vlaanderen 20. Tot voor een jaar was die verhouding 95 - 5.

Hoe verklaart u dat?

Dat komt omdat de Nederlanders beter en meer lezen. Een gelijkaardig verschijnsel doet zich voor met het toneel. In Nederland werd mijn "Bruid in de morgen" 180 maal opgevoerd. Gebeurt dat bij ons 20 maal, dan is dat een formidabel sukses.

Verwacht u een kentering?

Een kentering niet. Wel een trage evolutie.

Als we na een losse babbel bij een borreltje afscheid nemen, wijst Hugo Claus ons de korste weg terug. Of hij het platteland inderdaad verkiest boven de stad?

«Och, met Gent had ik toch niet zoveel binding. Ik zit in geen enkele literaire kommissie. Het is hier rustig...»

R. Cl.