door BEN DULL

LUID wenend breken drie dappere Vlaamse goudzoekers in de wildernis van Californië op de knieën naast hun zich in doodsnood kronkelende trouwe vriend en lotgenoot. Het is Octaaf Pardoes uit Wevelgem, geveld door een verrader. Met verstikte stem roept hij : "Kom niet aan mij. Ik sterf. De matroos van Oostende heeft het goud gestolen en de geweren meegenomen. O, Brussel! 0, Sint Jans-Molenbeek! Ik sterf... " Op niet voor misverstand vatbare wijze voegt hij rochelend de daad bij bet woord.

Midden in de heerlijtke barokke, vergulde en krullerige zaal van de Koninklijke Nederlandse schouwburg aan het Antwerpse Comedieplein zit schrijver hugo claus naast regisseur Walter Tillemans aan het middenpad toe te zien op de loop der gebeurtenissen op de planken. Het is vrijdagmiddag. Dit is de laatste repetitie van "Het Goudland" van Hugo Claus, een "show" naar het gelijknamige boek van Hendrik Conscience. Dezelfde avond is de première. "Het Goudland" zal een kleine drie weken iedere avond door de Kon. Nederlandse Schouwburg-nationaal Toneel van België worden gespeeld.

"Hendrik Conscience heeft zijn volk lezen geleerd, zoals dat heet", zegt Hugo Claus, "iedereen kent "De Leeuw van Vlaanderen" van hem, maar bijna niemand heeft ooit van "Het Goudland" gehoord. Conscience schreef het boek in 1862, hij was toen vijftig en zijn eigen zoon was berrooid van het goudzoeken in Californië teruggekeerd. Diens verhalen heeft hij gebruikt voor een naïeve, chauvinistische avonturenroman over Vlaamse goudzoekers."

"Meneer komt zeker van over de woeste zee, van Vlaanderen?" vraagt een negerjongetje in het goudzoekershotel in San Francisco.

"Van Natten-Haasonk, lelijk mormel", antwoordt de brave Vlaming en het ventje zegt:

"Dat is een mooie gemeente, Johnnie-boy heeft er veel van gehoord. Wil meneer een lief meisje voor vanavond?"

Als de eenzame daar positief op reageert, wordt hij streng tot de orde geroepen door Hendrik Conscience, als bronzen beeld terzijde van het toneel opgesteld.

VERTEDERD

Mijn bedoelingen met Conscience", zegt Hugo Claus, worden het best geïllustreerd door de foto op de achterzijde van de reuzenpocket van de Bezige Bij met de tekst van mijn stuk, ik rust vredig in de bronzen armen van het Antwerpse beeld van Conscience en kijk vertederd naar hem op. Maar tegelijkertijd grabbel ik ook naar de portefeuille van opa, zoals de kinderen van tegenwoordig dat doen."

Op het toneel verrijst onder getimmer een wild west dancing-speelhol. Lady Jane, in een pikant pakje met pluimen, danst zingend tussen haar kaartende klanten door. Haar grootmoeder kwam uit de Kempen en at meestal gestoofde rapen, heeft zij snikkend bekend.

"U bent de mooiste dame met uw ogen als karbonkels", zegt de Vlaamse held Donatus Kwik onrustig, "u heeft de mooiste pluimen die ik ooit gezien heb. O, als ik dit in "Den Bonten Os" in Natten-Haasdonk aan de Schelde zal vertellen!"

Lady Jane, niet ongevoelig voor complmienten, zingt hem teder toe: "Goudzoekertje, je beeft als een blad, een vogel voor de kat, want ik wil vannacht bij jou gaan sleapen..." zij besluiten op haar kamer wat rustiger over goudzoekersproblemen te gaan babbelen, maar opnieuw komt Concience heilig verontwaardigd tussen beide als verdediger van de Vlaamse eer en de Vlaamse kuisheid.

Hugo Claus scheurt zich niet zonder moeite van het tafereel los en zegt: "Conscience is vaak naïef en opgeblazen in zijn werk. Een romanticus die alles verheerlijkt wat hij niet in de grond trapt. Vol vooroordelen. Alle vreemdelingen en lieden met een andere huidskleur zijn viezerikken, misdadig rapalje, Untermenschen zonder ziel. Met tegenover hen de nobele, blonde, arische Vlamingen. Al die dingen, die appelleren aan gevoeligheden van nu, heb ik eruit gehaald. Er zitten sterk satirische elementen tegen Moeder Vlaanderen, al is het met de lichte toets gedaan. Dat voortdurend moraliserende, vermanende, onderwijzerige toontje van Conscience is niet alleen Conscience. Het is typisch Vlaams.

Ik heb geprobeerd de naïviteit van Conscience niet al te kleinerend te behandelen. Hautain doen is gemakkelijk. Conscience is voor mij de Douanier Rousseau van de Vlaamse letterkunde."

KAMP-KOFFIE

Op een paar kilometer van Bowlahoola, ten noorden van Golgonooza (Conscience wijst het nauwkeurig aan op een grote landkaart) slaan de onverzettelijke Vlamingen hun kamp op in een woest en onherbergzaam gebied, dat met een soort popart-dia's op het achterdoek wordt geprojecteerd. Er wordt koffie gezet en Conscience leert, dat de leefwijze der goudzoekers eenvoudig was, maar dat koffie nooit bij hun maaltijden ontbrek. Een onbekende wankelt naderbij en smeekt om een mok. Glunderend geniet hij ervan en vraagt dan ontroerd: "Is dat geen koffie van Van de Veegaete uit Hasselt? Ik heb daar militaire dienst gedaan.

Als Claus zelf ook dat Hasseltse merk gaat proeven, zegt regisseur Walter Tillemans: "Hij heeft dit in opdracht van de K.N.S.-Nationaal Toneel geschreven. Wij wilden iets extravagants, iets dat zou afwijken van de gebruikelijke stukken. Dat heeft hij geleverd. Hugo heeft een enorm gevoel voor theater, voor timing, dosering, overgangen, visuele vondsten, wisselingen van sfeer en gemoedsgesteldheid. Het is een heel bewerkelijk stuk voor de regisseur, maar ik doe het graag. Het is ook interessant dat hij Conscience te pakken heeft genomen. Dat is onze Alexandre Dumas. Dé daar, de voorkant van die goudzoekerstent moet helemaal open. Toe dan, maak hem open!"

"Die tent is kapot roept een Franse baron, die zich bij de ronde Vlamingen heeft aangesloten, "niemand heeft er verstand van".

"Bij de laatste repetities voor de première", zegt Hugo Claus, die weer gaat zitten, "moeten de spelers zich altijd afreageren op de utensielen. Het geweer deugt niet, de tent is kapot, een goudzeef staat in de weg, waar blijft die bank die hier moet staan?"

KLOEKE JONGEN

Een Mexicaanse bandietenleidster begeert een Vlaamse gevangene. "Ge ziet er als een kloeke jongen uit", zegt zij, "als een Brabantse hengst."

"Kent u dan onze paardenteelt, mevrouw?" vraagt hij beleefd, "die enig is in West-Europa?"

Ik heb het stuk in het Vlaams geschreven, zegt Hugo Claus, "het taalgebruik verschilt telkens van het Nederlands. wij zeggen hesp voor ham. Een hongerige goudzoeker uit zijn verlangen naar een mooie achterhesp, zoals elke keutelboerr, in Natten-Haasdonk er wel drie, vier heeft hangen."

Op het toneel zingen de goudzoekers, platzak en uitgeschud naar huis teruggekeerd:

"Het enige gouden land is Moeder Vlaanderen,

Als ge maar godvruchtig, eergierig, kuis en waakzaam zijt.

Het enige gouden land is Moeder Vlaanderen..."