"PAS DE DEUX", "BLAUW BLAUW", "GEKKE GERRIT".

HUGO CLAUS ONDERBREEKT ZIJN LAWINE VAN CREATIVITEIT.

Hugo Claus is nu 45 jaar en creatiever dan ooit. Er zijn recent enkele romans van hem verschenen naast nog ander werk, het Nederlands toneel mag over drie van zijn nieuwe stukken beschikken. De Vlaamse schrijver, die nu al jaren in Amsterdam pied a terre heeft, kan nog verder uitpakken alsof hij Sinterklaas is: een gedichtenbundel "Figuratief", de eerste serie van twaalf kleine boekjes, varianten op de Arthuriaanse legenden "De Groene ridder". In België een boek "De Wangebeden", ketterse rijmen met twaalf eigen litho's; een hoorspel en verder weg dan nog een grote Vlaamse familieroman. Maar Claus gaat ermee ophouden. Hij heeft het gevoel dat hij nog wel jaren zo kan doorgaan en dat maakt hem wantrouwig.

"Ik heb het gevoel dat ik ermee moet ophouden, dat het welletjes is geweest.. Ik kijk wel. Ik ben benieuwd hoe lang ik het volhoud. Misschien een week, misschien wel vijf jaar".

Er klinkt al enige zelfspot door over zijn besluit, want meteen begint Claus gretig te vertellen van een dikke Vlaamse roman "een soort grootboek als van de Noren, ,Hevig waaien de winden' of "Om de rotsen", waarin hij hem droef makende herinneringen kan verwerken an wat nu aan het verdwijnen is door de robottisering van de mens.

Daarvoor is hij destijds naar Nederland gekomen: afstand nemen van België.

"Ik ben geen reële bindingen met Nederland, ik ben hier "de passage", ik heb hier heel veel vrienden, ik volg veel gewoontes, ik tennis maar ik kan niet zeggen dat ik goed met Nederlanders kan omgaan. Er zijn een aantal dingen die mij irriteren en een groot aantal zaken, die ik aangenaam vind. Anders zou ik hier niet blijven. . . Het stuit op de kwasi-rechtlijnigheid, die de Nederlander zich aangemeten heeft. Waardoor hij het gevoel verliest voor een oppervlakkig, gemakkelijk sociaal spel. Bijvoorbeeld: op een première komt iemand met een verbeten gezicht naar je toe en zegt: "Mijnheer Claus, ik vond het helemaal niet goed". Om te beginnen, wat kan mij het schelen wat mijnheer vindt of niet en waaromhij dat dan zonodig moet zeggen?

ONBELEEFD

Ik vind dat een onbeleefd trekje dat zich verhult onder een hier ben ik, ik wil de waarheid zeggen. Dat heb ik vaak, zeker als je ironie of afstand als beleefdheid hanteert".

Terwijl op het wereldtoneel vele van zijn collega's bevangen lijken geraakt door een ongeloof in het theater of althans hun creativiteit voelen wegebben, lijkt daar bij de auteur van "Vrijdag" geen sprake van. Maar hij zegt er wel van:

"Natuurlijk is het onzin voor toneel te schrijven. Voor dat stelletje middenstanders, dat daar komt kijken. Het is een luxe. Ja en daarom is het nog onzinniger om met brandende ogen de toekomst in te kijken vlak voor het voetlicht en te roepen: "Wij zijn de kinderen van de revolutie". En daarna "De Internationale" te zingen. Voor de aangename kitteling van de burger, die tegenover je zit. Dat is helemaal onzin. Dan kan je beter proberen privé-problematiek of symbolische sprookjes te vertellen. Ervan uitgaan dat het een zeer aangename luxe is. En het meest aangename is de wanhoop aanboren, want iedereen vindt dat lekker. Dat is geloof ik waar men nu de kick in zoekt. Ik moet erbij vertellen, ik ga zelden naar het toneel. Ik vind het een vrij betekenisloze bezigheid. Maar ik vind het wel leuk om te doen. Het is een aktie, een poppenspel. Met een meccanodoos spelen".

VERDEELD

De kritiek heeft Claus' nieuwste stuk "Pas de deux", verdeeld ontvangen. Hij zegt over dit spel zelf:

"Het is voornamelijk een stuk voor acteurs, geen leesstuk. Waarvan ik wist, dat ik het zou regisseren en dat zodra het in produktie zou gaan ik heel veel van de spelers zou verwachten. Dat men met kwasi-achteloze zinnetjes van alles zou kunnen suggereren. In de praktijk pakt dat meer of minder anders uit. Ik kan mij heel goed voorstellen, dat een andere regisseur met twee andere acteurs een totaal andere voorstelling maakt. Het is niet geschreven op bepaalde acteurs. Dat kan ik niet. Ik had qua aard meer een extuberant type voor ogen, een Julien Schoenaerts, een Brasseur. Ik heb het vooral niet over kwaliteit, maar over die school. Een cabotin met een overtolligheid, waarbinnen een intelligentie opereert".

Claus is voor de voeten geworpen, dat hij de toneelwereld kritisch aanvalt.

"Dat is helemaal geen kritiek, het is hun aard. Dat is de charme en de wreedheid en het ongeluk van het bereop van dit soort mensen. Ik kan net zo goed een timmerman verwijten dat hij eelt heeft. De wisselwerking tussen mogelijke eigen emoties en eigen emoties verbeeld, dacht ik, vormen het eigenlijke thema van het stuk".

BITTER

"Het commentaar is bitterder dan bij Anoutilh. Ik zie een hele professie verpoeieren, verwateren. Ik heb een groot aantal acteurs en actrices benaderd omdat ik op een bepaald moment het waanzinnige idee had, dat ik met Oster samen een eigen groep wou hebben. Gelukkig ben ik daarvan afgestapt precies door de confrontatie met de acteurs".

Zijn voorlaatste stuk "De vossejacht" is de directe aanleiding voor "Pas de deux" geworden. Er zijn ook fragmenten voor het spel in het spel voor gebruikt. "Een vorm van inteelt" zegt Claus er met een schuldbewuste grijns bij.

"Er was bij het vorige werk een zo groot hiaat ontstaan tussen mij en wat ik wou bereiken via acteurs, dat ik er echt een kater van kreeg en dacht: ik doe het niet méér, afgelopen. Misschien ooit nog met vier, vijf mensen, die daar zin in hebben, iets ondernemen. Niet meer het regisseren van stukken, die buiten het realisme staan. Want zodra ik ook maar één stapje waag buiten het aanvaarde realisme met een snufje surrealisme of experiment daarbij (dat kunnen ze nog allemaal bevatten) dan sta ik machteloos. Ik ben een heel slecht regisseur, ik heb geen zin om wat mij voor ogen staan er in te drammen. Als het met zoveel moeite moet gebeuren, geef ik het al op".

RECENSENTEN

Claus tracht meer dan een volledige analyse in zijn stukken te geven, een mysterie in tact te laten.

"Mijn stukken zijn nooit de illustratie van een probleem. Dat is ook het misverstand met mijn recensenten en kritici, die met gretigheid zoeken naar: wat is het probleem, wat is de oplossing? Dat is het voor mij niet. Ik zou het niet weten. Wat is het probleem van Hamlet? Ik zou het echt niet weten. Ik suggereer een aantal dingen die zich voordoen in bepaalde situaties. Ze vormen een autonoom brokje van spanningsvelden, die ik zo duidelijk mogelijk probeer te vatten, ook in hun troebelheid. Ik verwacht veel meer, als het gaaf gebracht wordt, van de wisselwerking tussen wie dat ziet en wat wordt teruggekaatst. Ik ben geen filosoof, geen denker. Ik vrees dat ik een impressionist ben, die het leuk vindt om mensen ten tonele te brengen".

teleurgesteld over de kritiek?

"Op het moment dat je het leest ben je geïrriteerd en denkt: Ik bel aan in de Beethovenstraat en ruk Boswinkel een oor af. Om te leren. Dan zou hij op Van Gogh lijken en misschien beter luisteren met het andere oor. Dat is een moment van irritatie. Dan denk ik: Uiteraard. Iemand als Rutten. Die schrijft: het probleem is, dat wie met wie naar bed gaat. Wie kan dat wat schelen? Laat ze het zelf maar uitzoeken! Om te beginnen lijkt me dat het belangrijkste probleem van mijn leven. Voorlopig nog altijd. En dan, ik geloof dat via deze elementaire situaties (als het zich daarop zou toespitsen, wat ook niet waar is) je daar een groot aantal dingen mee kwijt kunt. En dan schijft nog iemand dat ik spelers voor gek zet. Dat toneelspelers niet zo zijn. Uiteraard zijn toneelspelers niet zo. Ik schrijf geen documentaire over het leven van een toneelspeler. Ik verbeeld toneelspelers in zo'n situatie, waarbij hun krakteristieken verhevigd worden, zodanig dat een avond van spanningen ontstaat. Wat is de eindconslusie van "Pas de deux"? Verachting of misprijzen voor die mensen. Toch helemaal niet. Natuurlijk worden ze agressief aangepakt. Voor mij is het leukste zinnetje uit het stuk als het jongetje zegt: dag schatten".

OPDRACHT

Hugo Claus schrijft in opdracht. Hij heeft niet het gevoel, dat hij met zijn enorme produktiviteit stukken te vroeg moet loslaten,

"Dat helpt mij alleen maar. Ik ben wat dat betreft een klerk. Ik heb het liefst dat men mij zegt: op 12 januari willen wij dat hebben. Want anders zou ik het niet doen".

De volgende opdracht betrof ook weer een vrije produktie, waaraan CLAUS nu regisseert. Het is "Blauw, blauw", dat volgende maand met Ellen Vogel, Guus Ooster, Fons Rademakers en Cas Enklaar in Rotterdam zijn première beleeft.

"Het lijkt op "Pas de deux", maar dan heeft het niets met toneelspelers te maken. Het is de confrontatie van een man en een vrouw met de vorige minnaar van de vrouw in een heel chic hotel in Tunis. De laatste meldt zich daar niet met een andere vrouw, maar met een jongen. Het klassiek gegeven van een blijspel, een chassé croisse. In een sfeer van Beneluxmensen daar, well to do, met op de achtergrond Arabieren, die de thee komen brengen, wordt er iets uitgevochten".

Commentaar op onze toeristenhebbelijkheden? Claus bevestigt het, hoewel de toon van zijn stuk uiterst luchtig zal worden met daar binnen in grauwe uitwassen.

KWASI

De kwasi-vlotheid komt aan de orde. Dat zit op zijn krent en zegt: "Noem je dat onkruid wieden?" E: "Salam alaikum mijnheer. Oh, hij verstaat je niet. Nauw, dan niet lul! Zoeiets".

Volgt dan nog in de regie van Lodewijk de Boer in februari "Gekke Gerrit", een omwerking van Godards lange jacht in "Pierrot, le fou". Een uitdaging daarom om het naar toneel over te brengen. Claus is er door aangetrokken in zijn romantisme over de relatie van liefde en dood.

De schrijver noemt zich vaak verschrikkelijk lui. Hij wil dat wel corrigeren: "Misschien wat minder lui dan anderen" Hoe lang zal hij zwijgen? Geen zorg. Zeker een vacantie lang. Het Nederlands toneel heeft hem een beetje, of zeg maar liever dringend, nodig.