Hugo Claus (42), Vlaams wonderkind, dichter, romancier, toneel- en scenarioschrijver, regisseur en smulpaap, is niet meer de man van Gent, de hereboer van Nukerke. Hij heeft zich losgemaakt van België en zijn verwanten en probeert in Amsterdam zichzelf en zijn werk een stap voor te blijven. Teruggetrokken in een vrijgezellenflat werkt hij onverdroten voort, voornamelijk aan zijn 'gezelschapsspel': het toneel. Betty van Garrel en Iseha Meijer probeerden te achterhalen wat hem beweegt.

hien heeft het iets te maken met die de kloosterschool. Omdat je daar' in

sel groot isolement gedwongen wordt.

t wel vriendjes, maar geen echte rela-leert wel onafhankelijk denken en ope-

Maar ieder moment kan de wolf van

3p losgescheurd- worden en daardoor

allen. Dat gevoel heb je. wel."

nt Hugo Claus. Hij zit, boerse gestal-jetailleerde kledij, temidden van zijn : spullen. "Goed Wonen" op een ano-

etage in het centrum van Amster-■lij schenkt, met galante terloopsheid, ïampagne, babbelt welwillend. Niet te

achter donkere brilleglazen. Bijna tal vermijdt hij enig spoor uit te zet-ar zichzelf.

iinerende toon de exuberante geschie-van stam en familie verhalend, lijkt n gast in zijn eigen verleden. De er uit Nukerke, die have en goed verleeft. Die de barokke overvloed van 'laanderen, een kapitale boerenhofeen op het oog hecht gezinsleven, >eld heeft voor het steriele interieur n grootsteedse vrijgezellenflat. st in Vlaanderen van de geruchten, los zou aan een ongeneeslijke ziekte ofwel, ontworteld aan de Vlaamse zou zijn creativiteit leegbloeden. Wie ; omgeving houdt zich niet bezig met tdselachtige van zijn ommezwaai.

trein van Amsterdam naar Brussel, geëscorteerd door boezemvriend en ast Fons Rademakers, voor wie hij laiboek van "Mira" schreef, op| weg en banket met de directeur-generaal BRT. Twee gerenommeerde smulpa-ie zich verkneukelen bij de gedachte al, aan de zinnelijke genietingen van Precies weten wat er geconsumeerd rden, maar nalaten dat uit te spre-ndat.de magie van het benoemen mo-•wijze roet in het eten gooit, eelvraat is Claus altijd al geweest; tone Vlaamse hapjes als varkensdar-loedpens, niertjes en karnemelksepap n tot zijn favoriete gerechten en dein pp den duur uitdijen tot zo'n 100 i zijn Gentse jaren placht broer Jo-

han, bij wijze van dagopening, op Hugo's verzoek taartjes te halen. Verder at hij vier keer per dag.

Hij zag zich dan ook weldra genoodzaakt, ondanks een tot principe verheven afkeer van lichamelijke oefening, om het Instituut Voor Cultuurphysiek van Professor Craey te bezoeken, een voormalig "Mr. Europe". Maar het wekelijks hanteren van de halters zorgde weer voor andere, meer komische uitwassen als een stierennek, een gorilla-stap en een aapachtig naar voren stekende onderkaak. Nee, dan liet de grootste aandeelhouder van de Amsterdamse uitgeverij .,De Bezige Bij", zich voortaan maar weer liever in de zwarte Volvo van echtgenote Eily verslepen, of in de voitures van zijn altijd bereidwillige chaufferende broers; precies tot op de plaats van bestemming, zodat hij geen stap zou hoeven doen. Een voor zijn broers nog nauwelijks herkenbare Claus, slanker, dandy-achtiger "in zijn. nauwe costuumpjes", laat zich, wat languissant en afwezig, terugrijden naar het land van herkomst.

Ter plekke was het wonderkind van de Vlaamse letteren uitgegroeid tot een nationaal fenomeen. Een publieke vermakelijkheid, wiens woonhuizen werden aangedaan door nieuwsgierige dagjesmensen. Om ze over de manshoge muur rond zijn Nukerk-se boerderij te kunnen laten kijken, tilden vaders hun kinderen op. Onderwijzers organiseerden leerzame excursies: "dit is de dichter, dit is zijn huis". Hij had zich dit bizarre, irrelevante image laten aanleunen, voedde het ook: ingezonden gedichten in dagbladen naar aanleiding van allerhande actualiteiten, openbare polemieken met hoogwaardigheidsbekleders van diverse pluimage. Schandaalstukken" met naakte heren in de hoofdrollen ("Massche-roen", '68); bijna de aanzet tot een culturele revolutie — die uitbleef. Jaren waarin'hij',;zeer Belgische eigenschappen" in zichzelf ontwikkelde, zoals "een zekere mate van corruptie in denken en handelen". Stokpaardjes, die hij zelf maar al te graag bereed, maar die hem ook zijn eigen nek kostten. Zo werd Claus, ondanks zijn onmiskenbare capaciteiten, geen directeur van de Koninklijke Vlaamse Schouw-

burg te" Gent. Het gecorrumpeerde systeem verdroeg hem als outsider eenvoudig niet, omdat niemand wist hoe men hem diende te manipuleren.

Een jaar later, tijdens de Amsterdamse Schouwburg "affaire", zou hij zijn eigen,t mate van corruptie opnieuw ervaren. En dat mishaagde hem niet, hij had er zelfs een soort plezier in. Tot hij zichzelf in de hand nam en zich terugtrok, uit hygiënische overwegingen van geestelijke aard, wellicht gekiemd tijdens de gedwongen gewetensonderzoekingen in zijn kinderjaren op de kloosterschool.

Maar in datzelfde België.had hij ook in een "cocon van comfort" geleefd. Met de broers Guido, 41, "de loden" (de man van lood), Odo, 35, "de puste".(de puistige) en Johan, 32, "de krabbe" (naar een litteken in de vorm van een krab). De clan die hem, "de grootste" (de oudste), op handen is blijven dragen.

Guido, de goedharlige linotypist en sportjournalist uit Antwerpen, die voor zichzelf het gevoel heeft dat zijn adoratie voor de oudste, ten overstaan van de buitenwacht wel haast gênante kanten moet vertonen. Die bij nacht en ontij zijn huis verlaat om zoekgeraakte manuscripten op te halen, waarvan de schrijver meent ze in Amsterdam te hebben achtergelaten, en dan vergoelijkend lacht als deze toch opduiken in een door Hugo naar België meegenomen valiesje.

Het krachtmens Odo, opgeleid tot bakker, nu bediende in een ijzerwinkel te Gent — die in vroeger jaren iedereen de stuipen op het lijf joeg door zich in bomen op te hangen, gememoreerd in de "Dans van de reiger" ('64), tot duidelijk werd dat hij zijn hand tussen de strop hield —, op wie Hugo nooit vergeefs een beroep doet als het om de uitvoering gaat van ruwere klusjes. Johan, de jongste en uiterlijk de mooiste, "glad als een paling", een onduidelijke scharrelaar, die Hugo's genie voedt met tal van kleurig opgediste, niet zelden louche .anecdotes. Die naar Amsterdam werd geroepen om de technische apparatuur in het nieuwe appartement van zijn oudste broer te installeren.

Ze praten met weemoed over betere tijden, toen ze noc na overleg met Hugo, gezamen-

lijk naar Amsterdam trokken om vanaf strategische punten in de stadsschouwburg eventuele Tomatengooiers lijfelijk af te straffen, dit tijdens de première van "Vrijdag". Een nogal rechts optreden, dat wel enige opschudding verwekte onder Hugo's Reconstructie-kameraden. Hugo zelf meende: "Ze gooien maar met tomaten zoveel als ze willen, maar niet tijdens mijn stukken".

De jaren dat de clan geen aanleiding, hoe luttel ook, voorbij liét gaan om samen te kienen, te- bieden, te brassen, en bokswed- , strijden te bezoeken. Het etentje, waarbij vooral vader Claus het moest ontgelden, die enigszins verarmd door eigen uitermate onzakelijke manipulaties, nauwelijks aan kon zien hoe Hugo, zoals altijd genereus, met geld "smeet".

Een fantastische, enigszins» naar het mytho-mane neigende figuur, deze Jozef Claus, 65. Die de geringste verstoring in zijn organisme aangrijpt om zich met veel misbaar te bedde te leggen, op de rug, met gevouwen handen, het hoofd geflankeerd door brandende kaarsen. In de zoveelste zekere verwachting van zijn stervensuur.

Jozef en echtgenote Germaine, die graag geesteszieken verpleegde in Belgische tehuizen, en aan wie hij ooit nog eens een op eigen persen gedrukte dichtbundel had gewijd "Het leven van de Heilige Germaine", hadden hun eerstgeboren zoon niet met die zorgen omringd, waarin hij zich, eenmaal volwassen geworden, zo overvloedig zou gaan koesteren.

18 maanden oud, werd hij, evenals later Guido, in de kloosterschool "St. Jozef" te Aalbeéke, bij Moeskroen, gestopt om daar tot het uitbreken van Wereldbrand II te blijven. Hij was er, tot eigen verbazing, een populaire jongen, die enige malen werd uitgeroepen tot "burgemeester" van de jongensgemeenschap en dientengevolge per geitekar door het dorp getrokken. Daarnaast 's morgens de catechisatie, eerst in het Nederlands, dan in het Frans, de al vermelde gewetensonderzoekingen, het midden in de nacht tijdens carnaval uit bed ge- •

\ (v l.n.r. Johan, Odo en Guido Claus)., kienen, bieden, brassen

Hut. Vlaamse wonderkind door de jaren heen: typen te vermoeiend

vorden ten einde te bidden voor de bedreven zonden, het wekelijkse onder een slaapkleed. "Een mis-iet Hugo zich eens ontvallen, spre-sr deze tijd.

rijding kwam in de vorm van oor-iuit het dakraam van zijn ouderlijk oüt de twaalfjarige van een vlam-.ortrijk, de meest gebombardeerde

België. Weigerde om tijdens lucht-n de schuilkelders op te zoeken, djn angstig biddende ouders uit. De

bewonderde hij als "correct optre-mooie schoongewassen Romeinen" rloren.

ijl vader Claus zijn gezin van hot "dreef, 26 verhuizingen in 10 jaar, g Hugo's haren tot op de kruin af->mdat hij ergens gehoord had hoe snoeiing voor de haargroei wel zou )f de appendices van zijn zoons zon-uddellijke aanleiding onverbiddelijk vijderen, — dit keer omdat hij er-d gelezen dat ontstoken wormvor-.nhangsels van de blinde darm geleveren — groeide Hugo uit tot een pe adolescent. j

jarige vriendin van zijn moeder| ont-in hem een gewillig minnaar en hem mee naar het gehucht St. Mar-srne. Weg van huis werd zijn luxe merz voor het eerst in zijn leven op e wijze gekoesterd. Hang zou hij opereren ais kladschil-relschilder, kitschschilder en arbeider ^oord-Franse suikerfabriek tot hij in ie een nieuwe beschermheer zou vin-m kunstminnend hoteleigenaar, die fdichter op werkelijk overtuigende ennis laat nemen van "het goede le-oesters, kreeft, champagne, mooie n.

2rste bundeltje poëzie "De Kleine , oplage 100 exemplaren, was toen :henen. Ook had hij een (geestelijke) benoemd, de Franse surrealistische Antonin Artaud, uit wraak op zijn

eigen vader, in wie hij pas nu eigenschappen van zichzelf is gaan ontdekken.

Het jaar dat hij een eerste literaire prijs in ontvangst neemt, de Leo J. Krijnprijs ('50) voor zijn eersteling "Dè Metsiers", ontmoet hij Elly Overzier, dan 19, een zeer Noordelijke schoonheid, dochter van een bemiddelde Nederlandse reder uit Oostende. Ze adoreert hem. Wanneer Claus, na jaren huwelijksleven, tijdelijk een kamer zoekt in een andere stad wegens regiewerkzaamheden, wijst ze een bepaalde ruimte na inspectie af, omdat die uitzicht bood op een ziekenhuis en Hugo is toch een dichter." Ze verwent hem met excellent klaargemaakte exotische gerechten, haalt en brengt haar, zelf geen auto besturende, gade waar hij maar wezen wil Hij laat het over zich komen, geeft aan alle bij hem opkomende grillen tee.

Als hij op iets zijn zinnen heeft gezet, dan moet hij het als een verwend kind ook onmiddellijk hebben. Een falend onderdeel, hoe klein ook, van een technisch apparaat kan een plotselinge woedeaanval bij hem doen opkomen. Maar over de hele linie vertoonde hij In zijn Belgische jaren toch het beeld van een hoffelijk en aangenaam mens. Het was de cocon van comfort die hem soms scheen te irriteren.

Achter de schijn van innerlijk en uiterlijk dandyisme is altijd een gedisciplineerd werker schuil gegaan. Iemand die start met het vaststellen van het aantal pagina's van een nog te schrijven roman. Strikt volgens schema wordt een dagelijkse portie afgewerkt. Raakt hij door omstandigheden achter op zijn rooster, dan legt hij zich de verplichting op om de achterstand in te halen. Hij schrijft met de hand, zeer comfortabel gezeten op de "Maserati" onder de bureaustoelen; ieder manuscript wordt drie keer bewerkt, daarna leest, hij het nooit meer terug, ook niet bij herdrukken. Typen vindt hij te vermoeiend. Vroeger werd zijn ge-

schreven tekst toevertrouwd aan een Gents typebureau, tegenwoordig aan Oscar Tim-mers van zijn uitgeverij De Bij. Zo scheidt hij kaf en koren af met de regelmaat van de klok.

Aan vertrouwen in eigen litterair kunnen heeft het hem nooit ontbroken. Het voortijdig opgeplakt etiket van wonderkind hinderde hem minder dan later wel werd aangenomen. Zelf had hij gewoon nooit geloofd in de litteraire kwaliteit van de in 5 weken tijd, totaal op Faulkner gezette Metsiers, door Vestdijk ais "waarlijk subliem" gekenmerkt. De jonge schrijver had er voornamelijk zijn sterk narcistische kanten door laten strelen. Niet minder narcistisch geworden, maar wel van mening veranderd, vindt hij dit boek vandaag authentieker dan hij indertijd bedoelde (!). Naar schatting zou hij tot 1963 zo'n 5 romans en een aantal verhalen laten verschijnen. Opvallend door een grote variëteit in vorm en een indringend, geladen taalgebruik, appellerend aan een snelle evocatie van beelden. De door hem zelf matig gewaardeerde Courts-Mahierachtigc roman De Koele Minnaar (1956) wordt een in drie maanden tijd drie herdrukken belevende bestseller. Een gedegen werkstuk als De Verwondering, vindt nauwelijks waardering. "Ze dachten dat ik het speciaal had overgeschreven om het moeilijker te maken". 0 In het begin van de jaren '50, toen hij met | f« Elly naar Parijs was gegaan waar zij in Franse films moest spelen, had hij kennis gemaakt met de Nederlandse Cobraschilders Appel en Corneille, over wie hij later nog boeken zou laten verschijnen. Via hen had hij geestverwante experimentele dichters ontmoet als Vinkenoog, die hem als enige Vlaming had opgenomen in "Atonaal".

Zijn in die jaren terecht verspreide faam als experimenteel dichter bleek hem wat de rest van zijn oeuvre betreft niet de minste verplichting te hebben opgelegd. Als romancier is hij onmiskenbaar modieuzer dan als>

Filmer Claus met Willeke van Ammelrooy en Fo

dichter. Een bundel als de Oostakkerse gedichten (1955) staat nog altijd te boek als een onbetwistbaar hoogtepunt in de Vlaams-Nederlandse dichtkunst. Een overschat romancier, een toch nog onderschat dichter. Na '63 zou er nauwelijks nog proza van de grond komen.

Hij begon stoom af te blazen in een niet aflatende stroom toneelwerken. Vertalingen, bewerkingen, eigen stukken, en regie werden zijn belangrijkste bron van afleiding en zijn dat gebleven. In de tijd dat hij, volgens^ zijn omgeving, nog solide met beide benen in de vette Vlaamse aarde stond, gaf hij ajte reden voor zijn activiteiten op toneelgebied "een wanhopige machtswellust". Nu praat hij wat zieltogend over "de nostalgie naar de actie". Een bekend kunstenaarssyndroom, volgensj Claus. Hijj.de meest produktieve Nederlandstalige toneelschrijver |van de laatste halve eeuw, manifesteert zich in het theater als een speelse maar trouweloze geest. Een perfiditeit die zich wel hierin uit dat hij vorm misbruikt voor hoogsteigen genoegen. Na het eclatante succes van Een Bruid in de Morgen ('55), wierp hij zich op de "tere opera" Het Lied van de Moordenaar, dat als een baksteen viel. Uit wraak op de kritiek, zegt Claus, componeerde hij daarna wederom een felrealistisch spel Suiker ('58), naar model van De Bruid, in Parijs opgevoerd door niemand minder dan Sacha Pito-eff. Zijn pragmatische filosofie op thea-tergebied: zoveel mogelijk produceren, zodat juist door het kwantum zeker enige stukken zullen blijven.

Claus' theatergenie speelt zich af tussen twee extreme polen: de simpele, realisti-

ns Radamakers: speelse ma-qr trouweloze geest \

sche anfecdote, gespeeld door een klein aantal rollen, (Vrijdag, 1969) en het grote spektakelstuk,,, opgezet volgens oncalvinistische, zweterige,'theatrale normen, zoals Het Leven en de Werken van Leo po ld II (1970).

In de nacht,\rgens in een Brussels café, praat Hugo ClaVfs over het voyeurisme van de schrijver. De ,angst, of het onvermogen, om betrokken tg zijn bij de wereld, bij de gebeurtenisseö'''aie hij optekent. In ieder geval moet--CÏaus de betrokenheid ten opzichte* van zijn eigen werk toch wel als ambivalent ervaren.

Hij werpt zich met dwangmatig aandoende ijver in zijn werk, maar het schijnen vooral üe miskleunen te zijn die hem een soort satanisch genoegen bereiden. Alsof hij er ween. eens in geslaagd is de buitenwereld een hak te zetten. Een talent zo overdadig en virtuoos, dat het zijn eigen antistoffen schijnt te moeten produceren om in stand te blijven.

Een "prins" wilde hij altijd al worden en hij werd er een. Maar in zijn louter door gemak en behaaglijkheid gedomineerde omgeving is hij ongedurig gebleven. Zijn 2 huisjes in Gent, gastvrij onderdak voor de vele vrienden, ontvluchtte hij door elders in de stad een kamer te zoeken. Later in de eenzaamheid van Nukerke, op zijn gigantische boerderij, liet hij een apart huisje ver buiten de deur bouwen om te kunnen werken. De broers weten het toch nog-jaan een te drukke omgeving, een vrouw, zooi Thomas, 7, de talloze telefoontjes, de talifjke vrienden.

Herbegon langzamerhand tot Claus door te dri/gen dat zijn hang naar een leven in de na'jur op.een totaal misverstand berustte.>

Als regisseur (Leopold II): gezelschapsspelletjes

r

Als hij 'dan eens wandelde/ was dak alleen den. Afgezien van het feit dat ze gezamen-

om het toezoel^ een indruic te gevetij" Zelf kreeg hij.het gevoel dat hij met de hVlê natuur niets te maken haoX dat heel de landelijke ambiance van tóukerke voor\ hem het karakter wiis gaan dragen van een &how.

lijk Wagner willen gaan beluisteren in Bay-reuth, en fjarry en Hugo het plan hebben geoppercydm samen maar eens te gaan tennissen, >s er toch geen sprake van de intieme vertrouwensbasis van waaruit de clan Hij haatte die natuur/ Zo vertrok hij Vaar Claus eerlang opereerde. Amsterdam. In Vlaanderen, fluisterde Vnen Naar zijn maatschappelijk engagement ge-voorbarig o^erj de/achterblijvende Elly ^ vraagd, geeft Claus eerlijk toe: "Als ik dat zoon Thomas \jetd door zijn ouders yolgpns altijd werkelijk zo aan den lijve had ge-de bekende ironie van het lot in een inter- voeld had ik er wel meer dan in een aantal naat gedaan —: "het koninklijk'hert is vrif/. gedichten blijk van gegeven. In Recon-

structie was' het misschien voornamelijk de Claus, nu 42 geworden, in Amsterdam, tij- mogelijkheid tot de nieuwe vorm die mij dens een overladen programma, in de we- aantrok".

ken voor de première van Crommelynck's Ook op de hoofdstedelijke artiestensociëteit Warm en Koud dat hij bewerkte, vertaalde, De Kring, waar Claus' vrienden meermaals regiseerde en waarvoor hij de decors maak- toeven, iaat hij zich zelden zien, uit angst

te. Gesprekken bij hem thuis, iaat op de avond, na slopende repetities. In België had men voorspeld dat Hugo zonder de zorgen van Elly onherroepelijk zou verkommeren, daar ziet het niet naar uit. Een goed gevulde ijskast, een snoep-kastje, een welvoorziene drankvoorraad. Gastheer in topvorm, die pas schenkt na geïnformeerd te hebben wat de gast van te voren gegeten heeft.

Hij leeft in meerdere opzichten anders dan in zijn geboorteland wordt vermoed. "Hij is van de ene bent naar de andere getrokken", veronderstelde een van zijn broers, doelend op zijn omgang met "de boys", zoals Claus zijn linkse Reconstructie-vrienden wel aanduidt. "Hij is niet meer de Vlaamse broer, één van het nest, het is een andere Claus geworden, de man- van Gent niet, de man van Nukerke niet."

De relatie tot genoemde boys is minder hecht dan verontruste familieleden vermoe-

om te veel geïnvolveerd te raken in het aldaar nog.al eens uitgeplozen spel der menselijke relaties. Hij laat zich liever afleiden door een ander soort theater: het toneel. "Een speelse afleiding, ook als ik regisseer. Het is een soort gezelschapsspel, net als kaart spelen."

De persoonlijkheid van de acteur fascineert hem. Hij kan er niet genoeg van krijgen. Acteren ziet hij als een verheviging van alle mogelijke menselijke gevoelens: ,,Ook het ijdeie, hel zogenaamde negatieve. Als regisseur kan je lachen, maar dat lachen heeft niets smalends, het is eerder vertederd lachen."

Hij minacht geen acteur, zelfs de slechtste niet. Hij zou zélf een acteur willen zijn, een niet-bestaande, die alleen meer leeft via de persoonlijkheden van anderen. Maar de/toestand waarin hij zich bevindt maakt dat verlangen (gelukkig) onmogelijk. "Of; een mooie balletdanser zijn. Ik kwam op, stond

op de pointes en deed Ie grand égard. Het een vies gezicht toont als hij een bankbiljet

volk juicht en vervolgens ga ik gelukkig trekt. Die grijnst als hij vertelt dat hij door

naar de bar van "Incognito". het terugtrekken van zijn aandelen uit De

Claus lijkt op het moment in een litteraire Bij deze bloeiende uitgeverij tot op de rand

I crisis te verkeren. Dè roman, voorlopige ti- van het failliet zou brengen.

/ tel Schaamte, die hij tot spijt van zijn uitge- Hij kan het zich permitteren om van de ge-

[ ver had teruggetrokken door penetrante haktballen in de kantine van de Amster-

\ twijfel aan de kwaliteit, is er nog steeds niet. damse stadsschouwburg te smullen en sma-

/ Wel verschijnen dichtbundels, die veel doen kelijk de restjes van de borden van "zijn"

vermoeden over een zeker uithollingsproces acteurs en actrices te veroberen — -temeer

i dat hem krachteloos zou maken. daar hij gewoon is in eerste klas restaurants

Inmiddels werkt hij onverdroten voort; op te eten en zijn boodschappen bij Dikker &

stapel staat een lijvige familieroman,, een Thijs te doen. Hoe ingespannener hij bezig

soort "Eeuwig~waaien de wiriHen om de rot- is des, te meer hij eet. sen", waarvoor zijn groteske familie in alle

geledingen stof te over biedt. Niet alleen Zijn isolement heeft hij steeds meer doorge-deze geschiedenis noopt hem tot nadenken, trokken, geeft hij toe, maar hij is er niet zo Hij mijmert meer en meer over zijn kinder- happig op om zijn huidige situatie "gretig te ^tijd, de kloosterschool. analyseren". De behoefte aan eenzaam-* Hij leest bij vlagen, liefst bloemlezingen, heid, al is het maar een paar uur per dag, is bijvoorbeeld verzamelboeken. uit het tijd- sterk. Hij werkt in een constant tempo, perk van de Verlichting, "dat verraadt de maar het meest aan zijn eenmans gezelautodidact in mij". Nederlandse poëzie schapsspel, het toneel.

leest hij. zo nu en dan uit nieuwsgierigheid, Los van België, los van de verwanten, heeft maar in principe heeft hij er een afkeer van hij zich in een steeds onafhankelijker posi-omdat deze zich van de taal bedient waarin tie gemanoeuvreerd. Hij probeert zichzelf hij zelf dicht. Zijn voorkeur gaat in ieder en zijn werk, waartegenover hij zich al niet geyal uit naar de taal van gekwelde poëten minder als een vreemdeling opstelt, steeds of !de Rederijkerspoëzie, die precies de juis- een stap voor te blijven. Een wijze van ope-te igraad van gekunsteldheid en vervreem- reren, die hem het gevoel geeft, naar hij zelf ding biedt die hij van node heeft. zegt, dat hem niets kan overkomen: "Al-Op het gebied van de beeldende kunst zijn leen weet ik niet of dat wel een deugd is." het vooral de idee-kunstenaars als Duchamp Warm en Koud is inmiddels gevallen, niet : enIde hedendaagse conceptualisten die hem in de laatste plaats door de particuliere boeien. Hij koestert wei degelijk het benij- "perversiteit", die hij op acteurs en publiek denswaardige gevoel dat de kunstenaar een meende te moeten loslaten. Een korte kater, functie heeft in deze samenleving. "De maat- niet eens de drie melodramatische drie mi-schappij heeft behoefte, aan uitlaatkleppen nuten durende aankondiging van suicide, voor de verbeelding, anders zouden de neu- zoals na het debakel Leopold II. De vol-rosen nog totaal andere vormen aannemen, gende stap is al weer gezet, een toneelspel Kunst is de kristallisatie van het wel en wee waarin de zanger Heintje de geschiedenis wat cr in de mensen omgaat. En toch zijn van Stalin droomt. Hugo Claus zit in zijn wij kunstenaars luxepoppetjes." eigen vel gevangen. ■ i Zeker Claus, die met joyeuze'nonchalance Betty van Garrel over zijn geldelijke middelen beschikt, die Ischa Meijer

Hugo Claus II: antistoffen