DE VOLKSKRANT 12-3-1982 (01)

K82/658a

CLAUS, HUGO

"WAT DE AUTEUR HIER HEEFT STAAN IS ONZIN"

De Belgische schrijver Hugo Claus (52) gaat breeduit zitten, zet zijn bril af en zegt: „Is je bij het lezen van mijn toneelstuk Het haar van de hond niets opgevallen, geen parallel? Nee? Heb je niet gedacht wat bezielt die Claus om het verhaal in veertien deeltjes onder te verdelen? Die veertien tafereeltjes zijn namelijk de veertien staties van de kruisweg. Elk tafereeltje beantwoordt aan zo'n statie. Van het begin van de bespotting en de vernedering van Christus tot aan zijn dood.

Het haar van de hond is een parallel met het lijdensverhaal in Christus. In het calvinistische Nederland zijn die veertien staties misschien niet zo algemeen verspreid. Toch behoort dat verhaal tot de sprookjes die ook in Nederland verteld worden. Enfin, ik ben tevreden dat je het niet gemerkt hebt. Dat betekent dat het stuk toch overeind blijft, ook zonder die verwijzing."

Het is woensdagmiddag, Claus heeft een pauze ingelast in de repetities. De spelers van toneelgroep Theater zijn aan de lunch, maar moeten straks weer voort. Vrijdagavond is in theater Orpheus immers de wereldpremière te verwachten van het nieuwste stuk van Hugo Claus. Een stuk dat op het eerste gezicht slechts het verhaal lijkt te vertellen van de moord op een prostituée, de reacties die deze moord teweeg brengt bij een andere prostituee, haar moeder, haar vriend, een kunstcriticus en twee leden van de BOB, de Bijzondere Opsporings Brigade, van wie er een de tweede hoer tenslotte ook een doodklap geeft.

De prostituées zijn als gebruikelijk bij Claus met warmte beschreven, de overigen komen er minder genadig af. Niet ten onrechte want, zegt Claus: „Mijn sympathie zal altijd gaan naar mensen die een exces aan liefde hebben boven mensen die een exces aan orde hebben of aan verordeningen." De veronderstelling dat het stuk is geschreven als een afrekening met de kunstcritici die het Claus wel eens lastig hebben gemaakt en met de BOB die hem ook wel eens op de hielen zat wijst de schrijver van de hand. ,,Ze moeten wel vernietigd worden, maar ik ga er beslist geen heel stuk aan wijden. Dit stuk past in het rijtje De verzoeking en Een hooglied, twee

stukken die onder mijn regie onlangs bij Centrum in première gingen. Het heeft met godsdienst te maken. Van de drie stukken heeft het Hooglied daar eigenlijk het minst mee te maken. Dat is per ongeluk in de bijbel gekomen."

Ik praat met Claus over het feit dat zijn vriendin Marja Habraken een rol in het stuk speelt zonder vast aan toneelgroep Theater verbonden te zijn en vraag hem of er hier sprake is van koppelverkoop. Dat is het niet. Marja Habraken blijkt de schrijver ge vraagd te hebben voor haar en Jerôme Reehuis een stuk te schrijven. Toneelgroep Theater, waar Reehuis in speelt, wilde het graag hebben en vroeg de schrijver het ook te kamen regisseren.

Het is dus niet zo dat u er op staat het stuk te regisseren, omdat u niet tevreden bent met het werk van andere regisseurs die zich met uw stukken hebben beziggehouden?

„Absoluut niet. Het is meer omdat ik ook een beetje met het grote speelgoed wil spelen. Met acteurs, lichtjes, speelgoed".

Zit de schrijver Claus de regisseur Claus niet in de weg?

„Absoluut niet. Ik ben geen regisseur die een bepaald visioen heeft dat zo dwingend is dat het zo regelrecht op het toneel gebracht kan worden. Ik wacht liever af wat er ontstaat tussen de acteurs en dat hoeft helemaal niet te beantwoorden aan wat ik mij als auteur heb voorgesteld. Als je schrijft heb je natuurlijk een bepaalde reeks van beelden voor je. In mijn geval is het zo dat wanneer de schrijver Claus klaar is er een andere in werking komt. Dat is dan de regisseur.

Ik heb verschillende mannetjes in mij. Een daarvan is een steunende regisseur. Ik kan de schrijver en de regisseur makkelijk scheiden. Ik kan zonder de minste ironie tijdens het repetitieproces zeggen, wat de auteur hier geschreven heeft is onzin, is ondramatisch amateurwerk. Het is zelfs zo dat ik er een kleine methodiek op na houd en zelfs mijn teksten niet ken. Als regisseur moet ik telkens aan mijn assistente vragen wat er voor tekst komt. Dat is heel gezond. Als regisseur ben ik absoluut geen slaaf van de tekst. De tekst is wel van kapitaal belang maar hoofdzaak is het geheel. Als

voor een voorstelling een tekst in de weg zit dan gaat ie er uit". De schrijver zegt dat hij zoveel schizofrenie in zich heeft dat hij de ene taak volstrekt los kan zien van de andere. Hij heeft absoluut geen moeite hele flarden tekst weg te strepen. Hij geeft een curieus

voorbeeld en vertelt het verhaal van een stuk dat hij voor theater had geregisseerd. Door een toeval was hij een jaar later verplicht voor de televisie-versie een aantal correcties aan te brengen in het script. Bij het lezen van de door hem bewerkte tekst dacht hij

ineens, die regisseur heeft daar iets heel essentieels weggestreept in zijn drift om vooral onderhoudend te zijn. Hij had wel iets nauwkeuriger op de tekst kunnen letten. En pas daarna realiseerde hij zich dat hij zelf die regisseur was geweest.

U heeft dus geen moeite met het schrappen in teksten. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat theater zoals u dat ziet voornamelijk in dienst van het woord staat, niet een kijkspel wordt zoals Marijnen bijvoorbeeld in Rotterdam doet.

„Mijn kijkspel beperkt zich tot de linkerwenkbrauw van een actrice en het kniegewricht van een oude acteur. Dat is voor mij even wezenlijk als de grote machinerieen. Ik breng geen Theater Heute of Bob Wilson. Dat is mijn domein niet. Het beeld is overigens ook voor mij wel degelijk van belang. Ik zie echter niet waarom dat voorrang zou moeten hebben op de andere elementen. Het woord moet vlees worden. Als het woord niet door de acteurs tot leven gebracht wordt dan hou je dorre literatuur en kun je net zo goed een boekje lezen."

Hoe zijn uw ervaringen met Nederlandse acteurs?

„Ik werk al een behoorlijk aantal jaren met ze."

Dat weet ik, maar wat zijn nu uw ervaringen. U hebt toch ook een tijd niet met ze gewerkt.

„Dat ze een heilige schrik hebben voor taal. Ze mummelen het liefst met het gezicht afgewend een paar zinnen. Dat vind ik totaal anti-theatraal, omdat het woord, zijnde een element van het theater, daar niet de aandacht krijgt. Een slechte uitspraak en een slechte tekstbehandeling lijkt tegenwoordig norm geworden. Dat wat de acteurs betreft.

Bij de toeschouwers heb ik een onvermogen zien groeien om langer dan tien minuten te luisteren. Dat vind ik verderfelijk. Naarmate de sensaties, rook tot op de eerste vier rijen, elektronische muziek, een wit paard dat een moeder moet voorstellen, zich opstapelen gaat er iets verloren. Mijn taak is het de mensen te dwingen te luisteren."

Is uw regisseren nu te beschouwen als een vluchten van het bezig zijn aan wezenlijker zaken?

„Wat kan er nu wezenlijker zijn dan een mooi toneelstuk goed te laten opvoeren? Er is geen hiërarchie in de wezenlijkheid. Wat zou volgens jou wezenlijker zijn?"

Een boek afmaken dat al maanden geleden verschenen zou zijn.

..Dat is allemaal hetzelfde. Het

ontgaat mij echt een beetje dat een boek produceren wezenlijker zou zijn dan een stuk regisseren. Heeft dat soms een beetje te maken met het eeuwigheidssyndroom, met de gedachte dat een boek blijft."

Bijvoorbeeld?

„Hoe lang blijft een boek nu helemaal. Vijftig jaar? Het verschil tussen die vijftig jaar en de duur van een avond is toch heel miniem als we het hebben over 500.000 jaar of zoiets. Daar kan die wezenlijkheid toch nooit in liggen in het armzalig prolongeren van onze krolse toestanden."

Toch ziet men u in eerste instantie als schrijver en worden uw andere activiteiten nevenactiviteiten genoemd.

„Dat zeggen mijn vrienden en sommige collega-schrijvers. Die vinden het allemaal inderdaad onzin. Maar dat vind ik de eigen aard voorop stellen als enig mogelijke. Zij zouden niet regisseren omdat hun terrein bepaald is tot het boek. Is je eigen voorkeur tot norm drijven echter niet een beetje dom? Het enige wat bij mijn regie geldt is de efficiëntie, uiteraard op een artistiek niveau. Voorop staat dat er vijfhonderd mensen in de zaal zitten die geen boodschap hebben aan literatuur als zodanig en dat bij die mensen een verhaal, hoe chaotisch of complex ook, met behulp van levende wezens zijn ingang vindt.

Ik wil als regisseur ook een beetje lol hebben, op avontuur gaan en kijken wat er voor andere mogelijkheden zijn. Het lijkt me uitermate vervelend om een tekst die ik geschreven heb nog een keer met dezelfde intentie te moeten voorkauwen. Wat gedrukt staat en wat je hoort met het innerlijk oor moet je als regisseur bestemmen voor een zaal vol mensen die allemaal anders luisteren."

U heeft het stuk een parallel met de veertien staties van de kruisweg genoemd. Ik moet dus aannemen dat het fictie is.

„Absoluut. Ik heb zelden behoefte het dagelijks leven te copieren. Ten eerste is dat onmogelijk. Ten tweede ontgaat mij de zin ervan. De natuur, de gemeenschap, de mensen ze zijn er al. Waarom zou je die dan nog eens extra in een doosje gaan stoppen."

RUUD GORTZAK .