Klimmen, kruipen, wurmen, struikelen
Het werk van de
De vier voorstellingen die
De eerste voorstelling was
De 'actualiteit' van een decor
De decors van Manthey zijn brutaal, agressief. Zij toveren de toeschouwer geen namaakwerkelijkheid voor ogen. Ze zijn een realiteit op zich, namelijk de realiteit van de acteur tussen aanvangsuur en einde van de voorstelling. Tegenover die werkelijkheid gedraagt hij zich op een realistische wijze.
Het decor van Hamlet bestaat uit drie hoge wanden, in de achterwand zit een deur, links van de deur een grote kleerkast waar de geest van Hamlets vader uit te voorschijn komt. Op het draaitoneel staan een halve, rode zuil en een wand waarop aan de voorkant op een primitieve manier stenen zijn geschilderd. Het toneel wordt meermaals gedraaid, zowel voor- als achterkant van de wand en de zuil worden gebruikt. Voor de scène is er een aflopend vlak dat in de orkestbak verdwijnt. Meubels worden tot een minimum herleid, af en toe een sofa, stoeltjes, een roltafeltje, op het einde een vleugelpiano.
Nachtasyl wordt gespeeld in een ruimte van een oude fabriek. Vooraan op het speelvlak zijn trappen die naar een rechthoekige ruimte leiden. In de achterwand van deze ruimte, op ongeveer één meter hoogte, is een grote raamvormige uitsnijding waarachter een tweede ruimte zichtbaar is. De muren zijn grauw en geel geschilderd. Het meest opvallende decorelement is een enorme driehoekige balk, wild met witte vegen beschilderd, die links boven in de toeschouwersruimte vertrekt, in dalende lijn de voor- en achterscène doorklieft en verdwijnt in een in de achterwand gehakt gat. De tribune waarop de toeschouwers zitten is schuin op het speelvlak geplaatst. Geen meubels, geen bedden, geen anekdotische details.
In het decor van Woyzeck staat links een wand waar een ladder tegen geplaatst is, achteraan een grote wand, rechts een beschilderd vlak dat de scène lijkt binnen te vallen. Deze wand staat niet recht maar helt voorover naar het speelvlak toe en steunt met de voorste hoek op de meest rechtse zetel van de eerste rij van de toeschouwersruimte. Kleinere decorelementen worden heel af en toe door een acteur opgebracht, bijvoorbeeld een klein kartonnen huisje waaruit rekwisieten worden opgediept (o.a. scheerzeep, kwast en scheermes). In de orkestbak staan drie enorme daglicht-lampen die de hele scène verlichten.
Bij Menschenfeind wordt heel de speelruimte gevuld door een reusachtige trap in multiplex, de treden gemarkeerd met een zwarte loop-strook. De trap lijkt in waaiervorm opengedraaid en verdwijnt in de orkestbak zodat er nog een stuk van te zien is wanneer het voordoek gesloten wordt. Rechts is een onafgewerkt schilderij opgehangen waarop een naar Molières tijd verwijzend interieur, spiegels, kandelaars, vergulde lijsten. Links vooraan op de scène staat een langgerekte witte driehoek die rechts naar boven wijst. Bepaalde scènes worden voor het gesloten voordoek gespeeld op het onderste deel van de trap. Acteurs komen zowel op boven aan de trap als onder uit de orkestbak.
Deze vier decors zijn een heftige realiteit op zich, staan voor niets anders dan voor zichzelf. Zo is het decor van Hamlet geen afbeelding van het koninklijk paleis, het decor van Nachtasyl geen stilering van een armenhuis. De plaats waar het gebeuren zich afspeelt is niet een paleis in
Een constante in deze decors zijn de schilderingen, een hevig gevoel in brutale kleuren en vegen. Een tweede punt van overeenkomst in de vier voorstellingen is het gebruik van agressieve vlakken en volumes; de zuil en de wand in Hamlet, de driehoekige balk in Nachtasyl, de tuimelende wand in Woyzeck, de trap in Menschenfeind. Ze lijken de scenische omgeving op een onherroepelijke manier binnen te vallen (soms letterlijk, cfr. de eindscène van Woyzeck die later zal beschreven worden). Een verwijzing naar de brutaliteit waarmee het dramatisch conflict ingrijpt in de situatie van de personages.
De decors laten de acteurs toe om zich er op een zeer 'fysieke', dus realistische, manier tegenover te gedragen. Ze moeten klimmen, kruipen, zich door openingen wurmen. Er wordt niet 'geschreden', maar gestruikeld. 'De pijn van het zijn' scenisch vormgegeven. Zo moeten de acteurs in Nachtasyl voortdurend onder de balk door kruipen, van de voorscène op de achterscène klauteren en omgekeerd, opletten dat ze hun hoofd niet stoten. In Woyzeck komen de dokter en de kapitein op en af langs een metershoge ladder, de tamboermajoor en Andres wurmen zich telkens door een smalle spleet onder de linker wand. In Menschenfeind is de speelrichting omwille van de trap voornamelijk vertikaal. Hier is geen gelegenheid voor zwemerig gedoe, men moet verdraaid goed uit zijn ogen kijken wil men niet naar beneden tuimelen. Dit is wat ik noem 'actualiteit' van een decor.
Een pistache-groene avondjurk
De kostuums in de voorstellingen van
Kaaitheater '83. Vanuit die voorstelling kunnen dan parallellen getrokken worden met de drie andere.
De mannen in Menschenfeind zijn hoofdzakelijk in zwart/wit gekleed.
Bepaalde elementen van de kostuums, een vorm, een detail, verwijzen naar de tijd waarin het stuk geschreven werd. Andere elementen zijn niet historisch maar persoonlijk, ze zeggen iets over het personage en de acteur. De kostuums zijn nooit eenduidig, ze zeggen nooit uitsluitend iets over een periode of uitsluitend iets over een personage. Ze zijn veelduidig, ze geven de toeschouwer inzicht in de gespeelde tijd, onze tijd, de sociale status, smaak, karakter, opvattingen en levenswijze van het personage en de relatie van de acteur tot het personage.
Dit soort kostuums vindt men ook terug in Hamlet. Laërtes bijvoorbeeld draagt een jongensachtige anorak met daaronder een maillot, een historische referentie naar de elisa-bethaanse tijd of hoe wij ons die voorstellen. De kostuums in Nachtasyl stammen niet uit het begin van de eeuw, hebben niets exotisch
In geen enkele van deze vier voorstellingen worden 'theaterkostuums' gebruikt. De kostuums willen niets anders voorstellen dan zichzelf, geen plastiek dat leer, geen diolen dat goudbrokaat moet evoceren. De valse baard van de tamboermajoor, de valse buik van de kapitein in Woyzeck willen geen echte baard en buik
Woyzeck (
voorstellen, zijn duidelijk als aangeplakt herkenbaar, een teken van de afstand tussen personage en acteur.
Een onfris ruikertje
Het gebruik van rekwisieten wordt in de vier voorstellingen tot het strikte minimum herleid. De rekwisieten decoreren de ruimte niet, worden niet als opsmuk van het decor gebruikt. Ze hebben zonder uitzondering een duidelijke functie in het verloop van de voorstelling. Een voorbeeld: de bloementuilen in
De manier waarop de bloemen gedragen worden zegt iets over karakter en gemoedsgesteldheid van het personage in kwestie. Oronte draagt zijn boeketje heel behoedzaam.
Kwetsbaar
De manier waarop de acteurs in deze voorstellingen spelen is waarschijnlijk het moeilijkste punt om te omschrijven. Men zou het een realistische speelstijl kunnen noemen als men daaronder een realistisch gedrag tegenover de 'actualiteit' van het decor verstaat. Hun spel is fysiek in die zin dat hun houding in de scenische ruimte bepaald wordt door de logica van de lichamen. Het is echter geen realistische speelstijl als men daaronder een strikte afbeelding van de werkelijkheid verstaat, totale 'inleving' van de acteur in zijn personage. Men heeft nooit het gevoel dat een acteur de tekst volledig naar zich toe trekt, hij wordt nooit van hem. Brecht laat zijn sporen na. Acteur en personage overlappen elkaar niet volledig, interessant zijn de raakpunten. Deze tonen vraagt een kwetsbare opstelling van de acteur. Hij moet voor een stuk zichzelf tonen, kan zich niet verschuilen achter clichés, achter een illusionistisch masker. Juist die kwetsbaarheid maakt het fascinerend en spannend om naar de mensen op de scène te kijken. Het zijn ook mensen waar men naar kijkt, geen 'acteurs' (een ras dat zelfs op de tram als artiest-zijnde herkend wordt). De acteurs bij Gosch zien er gewoon uit. Ze zijn zich bewust van hun niet altijd fraaie fysiek en integreren die in hun spel. Ook hierin stellen ze zich kwetsbaar op. Een actrice als
Chaos
Vooraan op het programma van de
Dit is geen theater dat ontstaat aan de schrijftafel van de regisseur die vlijtig zijn concept van het stuk uitdoktert vooraleer op de acteurs toe te stappen, ook geen theater dat groeit uit debatten in de stijl van 'Wat betekent Hamlet voor de moderne mens?' of 'Hoe kan men Molière actueel maken?' Wiens zegt in hetzelfde interview: "
Er wordt de toeschouwer geen bepaalde visie op een stuk, geen bepaald thema in een stuk getoond, maar het stuk met al zijn mogelijke inhouden, vermenigvuldigd met de realiteit van de theatermakers. Elke toeschouwer confronteert het getoonde met zijn eigen realiteit. Een analysemodel 'intentie-demonstratie-effect' is niet van toepassing op deze voorstellingen. De hierboven beschreven werkwijze is de enige mogelijkheid om met een voorstelling een uitspraak te doen over de werkelijkheid, om aan te sluiten bij een hedendaagse chaotische en complexe werkelijkheidsbeleving, dus om theater in deze tijd een levenskans te bieden.
Sigrid Vinks
Nachtasyl (
Hamlet
Auteur Sigrid Vinks
Publicatie Etcetera, 1983-03, jaargang 1, nummer 2, p. 2-5
Trefwoorden woyzeck • nachtasyl • gosch • menschenfeind • wand • oronte • trap • alceste • bloemen • célimène
Namen Acaste • Alceste • Anna Henkei • Axel Manthey • België • Bloed • Brussel • Bühnen der Stadt Köln • Circe • Clitandre • Célimène • Denemarken • Der Menschenfeind • Detail • Die Arbeitsmethode des Regisseurs • Eliante • Gegenwart • Hamlet van Shakespeare • Hamlet-voorstelling • Hannelore Lübeck • Hansestadt Bremen • Inszenierung • Jahrbuch 1981 • Jan Kott • Jürgen Gosch • Keulen • Le Misanthrope • Margarete Redl • Menschenfeind van Molière • Nachtasyl van Gorki • Nastja • Natascha • Oberbegriff • Oostduitse • Philinte • Rusland • Russisch • Schauspiel Köln • Schwamm • Stefan Odry • Stollwerck • Stollwerk • Theater Heute • Theater am Goetheplatz • Theater der Freien • Wasja Pepel • Wassi-lissa • West-Duitsland • Woyzeck Marie • Woyzeck in Woyzeck en Oronte • Woyzeck van Bächner
Development and design by LETTERWERK