Archief Etcetera


Jef De Roeck



Jef De Roeck

Mijn slaap wordt midden in de nacht gestoord door de opdringerigheid van een franstalige persattachée. Overdag heeft zij me aan de telefoon in het nauw gedreven, Of ik naar de première zou komen? Het was de enige avond van de week waar ik niets op mijn agenda had staan, tenzij een bezoek aan mijn 84-jarige moeder, die me al niet te vaak over de vloer ziet komen. Alle andere avonden waren bezet: twee premières van Vlaamse gezelschappen, een concert, twee Franse dansgroepen, Weer een van die weken waar "des Guten zuviel" samenkomt. Sinds een paar jaren verweer ik me daartegen. Meer dan drie toneelvoorstellingen per week bijwonen, na een volle dagtaak, vraagt te veel van mijn krachten, verhindert dat je op elk stuk echt kunt ingaan, leidt tot oververzadiging, stompt uiteindelijk af. Boven op het gevoel van "het is te veel" belt je dan een persattachée op. Of je toch wat zult "doen"? Een recensie, een interview met de regisseur, om het even wat. Ik weet dat ik er deze week geen tijd voor heb. Dat ze zo aandringt ergert me. Het meisje doet nochtans niets anders dan haar job. En zij doet dat goed, met toewijding en moed.

Ik moet nog een column voor Etcetera schrijven, deze. In mijn slaap zit ook dat me dwars. De deadline nadert met het volgende weekend. En dan hoor ik die andere persattachée, een Vlaamse, die me een adrenaline-stoot bezorgt. Er was iets misgelopen met de nummering van toegangsbiljetten: al had ik ten minste twee weken vooraf plaatsen laten reserveren, op de avond van de voorstelling waren die niet voorzien. Ik begreep niet hoe dat met een goed functionerend secretariaat mogelijk was. Zij begreep niet dat ik dat niet begreep. Een theater werkt niet op computer, zei zij. Waarom vliegen er gensters voor zo'n pietluttigheden? Persattachees en journalisten hebben elkaar beroepshalve nodig. Het is geen erotische droom waarin deze twee vannacht opduiken, de ene een zwartharige, de andere een blondine. Niet hun verschijning, maar hun stemmen halen mij uit de diepten van de slaap, "maar wie vraag ik was die

Mijnheer haar vader een tweedehands theaterspook een blijspelnonkel mijnheer

de hoofdregisseur van het stadstheater dat graag wereldtheater zou spelen een

ergernis voor de Schrebers die tot de hoogste hemelsadel behoren"

Het woord valt op het toneel (hier in Schrebers moestuin van Lukas B. Suter). Mensen ergeren zich aan elkaar. Hoeveel stukken zijn daar niet op gebouwd? In het leven wrijft en schuurt en knarst het overal tussen mensen. Een wereldkakofonie. Waarvan de naklank in de kunst weerklinkt. Het ontstemmen van de snaren. De lieflijke waarheden lijken verdacht. Het mooie tussen mensen kan niet zijn, wordt als idyllisch en romantisch gedoodverfd. Naïef is het --een scheldwoord bijna --recht in je schoenen te staan en dat ook van anderen te veronderstellen, tot bewijs van het tegendeel.

A wil met B niet aan tafel gaan zitten. B is jong en dynamisch, rijdt de oudere A tegen zijn kar, zonder te weten op welk kruispunt. De initiatieven van B maaien A nergens gras voor de voeten weg: hij werkt op een braakliggend terrein. Wel binnen het gebied van het theater. Hij pikt B geen primeurs af, zet hem geen pad in de korf, snijdt hem de pas niet af. Zij cirkelen immers in verschillende banen om het middelpunt . theaterliefde. Samen gaan zitten, de koppen bijeen steken, om overleg te plegen over toekomstmogelijkheden van theateractiviteiten in eenzelfde stad, dat weigert A echter.

X ziet met lede ogen aan dat Z die rol krijgt. Gezelschap M vindt dat groep N niet zoveel rijkssubsidie verdient. Nijd en jaloersheid in het theaterwereldje.

Ergernis alom. Hoe komt dit alles in een half slapend brein opwellen? Waarom doet het gevoel dat de aandringende stem van een jonge persattachée aan de telefoon in mij wekte, me beseffen dat heel het theater, heel de samenleving kreunt van ergernis? "Daar zal gekreun zijn en tandengeknars." Omdat alle mensen niét gelijk zijn. Omdat iedereen het gelijk aan zijn kant wil hebben.

Fatsoen ridders scheuren het onderlijf van een naakte man op een theateraffiche weg. Naakte mannen zijn onzediger dan blote vrouwen. De regisseurs hebben de actrices eerder ontkleed dan de acteurs. Te beginnen met het bovenlijf, maar bij mannen was dat geen punt. De plastische kunsten hebben er nooit zwaar aan getild; de filmkunst kon in deze vroeger "verder" gaan dan de toneelkunst. Het beeld van een naakte mens doet de ogen minder knipperen dan de levende acteur in zijn schamelheid op de scène. Blijft overigens soms wel de twist over goede smaak, veeleer dan over openbare zedigheid.

"Manieren! De een smakt en de ander is bijziende, ik weet niet wat erger is." (Don Juan in De Redders van Gerrit Komrij)

Subsidies zijn voor toneelgezelschappen altijd een bron van ergernis: er is nooit geld genoeg. De huidige Raad van Advies voor de Toneelkunst heeft de minister van cultuur ertoe aangezet "rode kaarten" uit te delen. Er zijn nu niet enkel A-, B-, C- en D-gezelschappen, ingedeeld volgens de categorieën van het theaterdecreet; er zijn nu bovendien met een "gunstig", "ongunstig" of "neutraal" advies gezegende gezelschappen. Het zwaard van Damocles hing voor sommige aan een zijden draadje. Het draadje is gebroken, voor ten minste één gezelschap. Uitgerekend een dat constateerbare inspanningen heeft geleverd om een hoger artistiek niveau te bereiken. Het zwaard is neergevallen. Betrokkenen, waarnemers, sympathisanten ergeren

zich. Wat wil die Raad van Advies? Wat bezielt deze lieden? Wat ergert hèn ?

De uitgaven voor bewapening beliepen over 1984 in heel de wereld naar schatting veertienduizend vierhonderd miljard frank. In Afrika sterven mensen van honger.

Ergerlijk?

Een VERSCHRIKKING.

Volledig artikel als PDF

Auteur Jef De Roeck

Publicatie Etcetera, 1985-04, jaargang 3, nummer 10, p. 60

Trefwoorden persattachéeergernisbegreepdraadjeslaapnaakteergerenergertschrebersadvies

Namen B-C- en D-gezelschappenDe ReddersDon JuanEtceteraFranseGerrit KomrijGutenJef De RoeckNaïefVlaamsevoor de Schrebers


Development and design by LETTERWERK