Theater! Theater!
De
Het doek rolt open. Vaag en traag wordt een obscure muur zichtbaar. Uit een bacchusfonteintje in een nis sijpelt water. Een ingangspoortje suggereert een prieel in een park. Alles overgoten door een zwart-blauw maanlicht. Een prima decor voor een romance. Daar verschijnt plots
"O God!! Waarom..."
Uit zijn woorden klinkt wanhoop. Zijn houding spreekt over ongeluk. Zijn geliefde wees hem af. Alle ingrediënten voor een zoete kitsch-tragedie dienen zich aan. En zij laat niet lang op zich wachten. De man hoort iemand komen en verstopt zich bij de muur. Een vrouw, met een olielampje in de hand, in een lange donkere cape, waaronder een prinselijk roodfluwelen gewaad piept, dwaalt door het prieel. Ze dacht iemand te horen. Als ze niemand ziet, geeft ook zij zich over aan haar wanhoop, waarvan een brief de oorzaak schijnt te zijn. Plots bemerkt ze de man, schrikt, herpakt zich en gaat op hem af. Na een overdreven gevoelig over en weer gepraat, de siroop begint er te dik op te liggen, blijken ze beiden te zijn wie ze respectievelijk zochten. Dicht op mekaar geplakt verklaren ze hun liefde. Hun ogen schitteren, hun lippen bibberen. De maan schijnt geler en op de achtergrond mijmert een romantische melodie. "Gone with the wind" is niet ver weg.
Ik denk bij mezelf dat dit toch je reinste flauwekul is. Als dit één van de beste stukken van het seizoen is, waar het voor doorgaat, dan blijk ik de
"O God,
prevelt hij. Rondom hem grinniken enkele toeschouwers stil in hun vuist. Anderen voelen zich blijkbaar gegeneerd. Op het moment dat de
"Dat hij beter naar huis kan gaan, als het hem niet aanstaat."
Vanuit het publiek klinken beamende uitspraken. De uitdager zwijgt. Maar het publiek wil hem de deur uit. Allerlei geschrei en gelach klinken door mekaar. Ik geraak in een euforie en bedenk dat dit pas theater is. Een opgehitst publiek strijdend voor een uurtje bedrog en illusie, elke realiteit negerend, zelfs verdringend. Als de schuldige man doet of zijn neus bloedt en zich niet meer roert, snauwt de acteur de zaal in dat hij zijn ticket aan de kassa kan inwisselen voor zijn geld. De mensen dagen hem uit. Ze willen zijn gezicht zien. Als de acteur zich omdraait en zijn rol wil hervatten, roepen stemmen uit het publiek dat hij nog moet wachten. Er heerst een gevaarlijke spanning. De wolven willen voer. Een paar onschuldige toeschouwers verlaten de zaal. De sfeer is hun te nijpend. Plots staat ook de oproerstoker op en begeeft zich naar de uitgang. Het publiek klapt in de handen. De acteur kijkt triomfantelijk.
Vooraleer hij de zaal verlaat, roept de vranke dat dit pure onzin is, dat de acteur een marionette is, en vooral geen artiest. De acteur laat hem niet uitspreken. "Och jongen, hou je mond. Kijk liever eens rondom je, in plaats van je te exalteren in fake maanlicht. Kijk naar wat op straat gebeurt, daar zie je het echte leven. Wat jullie daar staan te spelen, is pure onzin. Daarmee kan een mens zijn tijd toch niet verprutsen." De toneelspeler staat een beetje onwennig op het podium. "Wilt u nu eindelijk de zaal verlaten, zodat diegenen die het stuk wel willen zien, toch nog kunnen voortkijken?" Onder luid gemompel verlaat de toeschouwer de zaal, op weg naar de kassa. Het publiek probeert weer rustig te worden. De acteurs zoeken hun concentratie terug. Vanuit een nogal realistische maar gespannen aanzet, probeert de minnaar zijn pathetiek terug te vinden. Maar hij voelt nu zelf hoe belachelijk zijn tekst is. Hij vindt zijn concentratie niet terug en stapt opnieuw uit zijn rol. Hij roept naar de mannen van de verlichting dat hij van in 't begin wil herbeginnen. De actrice slaat moedeloos de handen op de dijen en verlaat met veel gebaar, duidelijk misnoegd, het podium. De musketier herneemt zijn monoloog, doch in een sneller tempo, met minder pathetiek. Alsof hij er nu zelf niet meer kan in geloven. Ook de actrice speelt het spel niet meer. Het publiek lacht geamuseerd en wacht tot ze weer de draad opnemen en in hun rol hervallen. Als ze eindelijk zo ver zijn, hun ogen opnieuw blinken en hun woorden knetteren, stormt plots de onbeschofte toeschouwer weer de zaal binnen.
"Ik laat me hier verdorie niet in het ootje nemen! Er zit niemand aan de kassa. Waar krijg ik dan in godsnaam mijn geld terug?"
Het publiek is deels gechoqueerd, deels in slappe lach hervallen. De acteur is met verstomming geslagen. Hij stormt op de man af. Uit zijn gordel grijpt hij zijn dolk. De man vlucht de zaal uit, de acteur achter hem. Het publiek ligt nu helemaal dubbel van het lachen. De actrice, als een domme gans, denkt nog iets van het spektakel te kunnen redden en begint een willekeurig stuk tekst te declameren. Niemand luistert naar haar. Het gelach overstijgt haar stem. Achter de scène heerst tumult. De actrice werpt een blik door het poortje en vlucht ijlings weg in de andere richting.
Een man komt twijfelend door het poortje, blikt in het publiek en schuifelt over het podium. Wie is hij? Plotselinge stilte. Is hij de oproerzaaier misschien, voor 't eerst in volle licht te zien? Zie hem daar nu staan, als een onschuldig lam. Nu zwijgt hij, zo face-à-face met het publiek. Nu is hij zijn grote mond kwijt. Hij strompelt op de fontein af, grijpt naar de rand en zakt door zijn knieën. Bij het zien van de dolk die achter in zijn rug steekt, slaakt het publiek een schreeuw van ontzetting en een zucht van verlichting. Het bloed is duidelijk theaterbloed. Verf en tomatensap. Zijn we nu allemaal in het ootje genomen? Was dit alles opgezet spel?
De
Auteur Leen Thielemans
Publicatie Etcetera, 1987-09, jaargang 5, nummer 19, p. 57
Trefwoorden zaal • pathetiek • publiek • kassa • hervallen • ootje • poortje • prieel • acteur • dolk
Namen Clark Gable • Don Juan • Leen Thielemans • Och God • Polen • Poolse
Development and design by LETTERWERK