Hoezo repertoire?
De tijd pakken of de tijd terugdraaien
Er woedt op dit ogenblik in Nederland een oorlog tussen twee modellen van repertoiretoneel, aldus
Het woord repertoire-toneel roept bij mij net zulke intense emoties op als het woord rooms-katholiek: het verenigt alles waarvan je houdt en wat je haat. Het woord repertoire-toneel is ook de katalysator die de fundamentele tegenstellingen die er op dit moment in Nederland bestaan tussen de toneelmakers en de toneelmanagers voortdurend laat escaleren tot schermutselingen, die wellicht tot een complete oorlog zullen leiden.
Het woord repertoire-toneel brengt mij, net als
Waarom zijn de groepen die zelf hun stukken maakten daarmee opgehouden? Omdat de acteurs zichzelf herhaalden, omdat hun eigen belevingswereld als bron van hun spel uitgeput raakte.
Terwijl zij nog bezig waren hun methodes te ontwikkelen, zag ik in het buitenland al, dat je ook met oud repertoire iets over je eigen tijd kunt zeggen. Dat de grote toneelteksten de ruimte bieden om ze, met respect voor het stuk en juist doordat je eerst nagaat hoe ze in hun eigen tijd gewerkt hebben, zo te laten klinken en zo vorm te geven dat de toeschouwers ze direkt binnen hun eigen werkelijkservaring interpreteren, zonder dat er sprake is van een platte actualisering. Ik was wild enthousiast.
Ouders en kinderen
Terwijl het
Maar dat deed niet iedereen. Er. waren vanzelfsprekend weerstanden bij de andere theatermakers, maar vooral bij veel schouwburgdirecteuren. Want het bestaande publiek reageerde afwijzend. De zoons en dochters hadden in de jaren zestig het theater als niet relevant voor hun werkelijksbeleving de rug toegekeerd of waren de nieuwe groepen gaan volgen in de kleine theaters, de vaders en moeders werden nu in de grote theaters geconfronteerd met het antwoord van de nieuwe generatie toneelmakers. De grote theaters wisten zich geen raad.
Daardoor ontstond er een probleem voor de beleidsambtenaren van het
Meteen nadat de ambtenaren de vraag gesteld hadden, raakten ze in het moeras. Want voor hoeveel mensen moet een voorstelling gespeeld worden om zin te hebben? En als er nù nauwelijks mensen naar een toneelgroep komen kijken, kan dat dan niet de noodzakelijke opmaat zijn naar een groot succes later, zoals bij het
De maatregel werd in de kringen van de schouwburgdirecteuren met gejuich ontvangen. Want die waren nog steeds - dus nu al zo'n vijfentwintig jaar - radeloos. Ze wisten en weten nog steeds geen antwoord op het feit dat de mogelijkheden van de mensen om hun vrije tijd te besteden sinds 1950 zijn vertienvoudigd en dat dat uiteraard ten koste is gegaan van het theaterbezoek. Ze wisten en weten nog steeds geen antwoord op de bezuinigingen die hen zijn opgelegd. En ze wisten en weten nog steeds geen antwoord op de artistieke ontwikkelingen van de laatste vijfentwintig jaar. Er zijn er zelfs die weigeren te erkennen dat die artistieke ontwikkelingen een antwoord zijn op de maatschappelijke ontwikkelingen, dat het pogingen zijn om vorm te geven aan en te reageren op wat er nu gebeurt, nu wordt gedaan en gedacht.
Het gejuich in de kringen van de schouwburgdirecteuren is daarom zo verbijsterend, omdat zij het zijn die ervoor moeten zorgen dat die 15% er komen. In Nederland hebben we, in tegenstelling tot alle landen om ons heen, namelijk een duaal bestel. De gezelschappen en groepen hebben tot taak belangrijk theater te maken, belangrijk in inhoudelijk, artistiek en vaktechnisch opzicht. Als ze dat niet doen, moet de Raad voor de Kunst de Minister adviseren hun subsidie in te trekken. De theaters hebben tot taak voor die gezelschappen publiek te vinden. Als zij daarin
niet slagen, moet de Raad voor de Kunst de Minister ertoe brengen dat hij ervoor zorgt dat er schouwburgdirecteuren komen die dat wel kunnen. Natuurlijk, ik weet het, daarvoor moeten de zogenaamde
Nutsbedrijven
Want natuurlijk zijn er nog steeds fantastische schouwburgdirecteuren die met een grote liefde voor het vak al die nieuwe groepen en gezelschappen programmeren. Maar in de methode om voor al die groepen een (voor een groot deel apart) publiek te werven is, ondanks al het marketing-gepraat, wel iets verbeterd, maar in wezen nog niets veranderd. Nog steeds moeten de voorstellingen eigenlijk zichzelf verkopen, al geeft iedereen toe dat de verschillende toneelgroepen zo anderssoortig zijn geworden, dat het publiek er geen wijs meer uit kan. Hét publiek komt niet meer naar alles, voor iedere groep moet één publiek geworven worden.
Om zelf niet te hoeven veranderen, komen er uit de kringen van de schouwburgdirecteuren verwijten dat de gezelschappen op onverantwoorde wijze experimenteren. De directeur van de
De leegte
Etcetera vroeg me naar mijn mening over repertoire-toneel. Tot nu toe heb ik me verscholen achter algemene beschouwingen over geschiedenis en beleid. Hoe gaan we er bij Hollandia mee om? Toen ik er kwam in 1988 bestond het gezelschap al drie jaar. Ik kwam er omdat de manier van theatermaken en het repertoire me beviel. Ik heb dus bij de stukken die ik aanbracht geprobeerd de lijnen door te trekken die Johan Simons,
Het dilemma waar wij voor staan, is dat we een maatschappij hebben opgebouwd, in stand houden en ontwikkelen die erop gericht is ons te beschermen, in leven te houden en het leven te veraangenamen, die daar ook redelijk in slaagt, maar ons tegelijkertijd in de weg zit als we proberen te leven zoals we willen, als we proberen te doen wat we wezenlijk vinden in het leven. Vandaar onze belangstelling voor buitenstaanders, voor mensen die toch doen wat ze willen, daarvoor desnoods zand in de machine van de maatschappij gooien, voor
Een van de dingen die voortdurend bij mensen in de knel komen, is de droom van de absolute en grenzenloze liefde. Absoluut in zijn overgave aan elkaar, grenzenloos in zijn vormen van beleving. Maar dat die droom niet te realiseren is, komt dat doordat de door ons ingerichte maatschappij ons teveel beperkingen oplegt of zitten die beperkingen in het wezen van de mens?
En vlak achter deze vragen gaapt de leegte.
Ik hou van toneel dat confronteert. Dat me opscheept met een vorm van gedrag dat niet eenduidig is, maar waar ik wat mee moet. Zonder dat de voorstelling zegt wat. Toneel dat me alleen maar uitnodigt tot een denk-exercitie vind ik niet genoeg. Daar heb ik ook niemand bij nodig. Dat doe ik thuis wel, in een fauteuil, desnoods met een boek.
Between the Margin and the Center An International Shepard Symposium 28-30 mei 1993,
Georganiseerd door de
Voor verdere inlichtingen of inschrijvingsformulieren, schrijven of bellen naar Mevr. G. Lercangée, Centrum voor Amerikaanse Studies,
Auteur Tom Blokdijk
Publicatie Etcetera, 1993-04, jaargang 11, nummer 41, p. 20-21
Trefwoorden univ • schouwburgdirecteuren • repertoire • gezelschappen • groepen • wisten • antwoord • kringen
Namen A-schouwburgen • Achternbusch • Ann Arbor • Bartok • Bedford Hotel • Beethoven • Belgian Luxembourg American Studies Association • Bill Hart • Bonnie Marranca • Brown Univ. • Daf • David Savran • Don Shewey • East Anglia • Economische Zaken • Enoch Brater • Etcetera 39 • Fokker • Germaanse Filologie • Janine Brogt • Joseph Chaikin • Keizerslaan • Koninklijke Bibliotheek • Leon van der Sanden • Letteren • Linda Hart • Michigan • Ministerie • Nederlandse Toneelgezelschappen • Norwich • Ohio • Paul Koek • Pennsylvania • Performing Arts Journal • Providence • Rhode Island • Ruby Cohn • Schiller • Shakespeare • Shaw • State Univ. • Susan Harris Smith • Toby Silverman Zinman • Tom Blokdijk • Toneelgroep Hollandia • Van Gogh • Vereniging van Schouwburgdirecteuren • Vlaanderen • Vrije Universiteit Brussel • Werkteater • Wijsbegeerte • William Kleb
Development and design by LETTERWERK