Archief Etcetera


Mein Kampf of de ontsnapte acteur



Mein Kampf of de ontsnapte acteur

De verrassing van het seizoen is Mein Kampf van Georg Tabori bij Antigone. Een schitterende, bijtende tekst en een voorstelling die u niet mag missen, aldus Johan Thielemans.

De jeugdvriend van de hoofdpersoon uit Mein Kampf heet Himmlischst. Die naam is de superlatief van de historisch griezelige naam Himmler, de rechterhand van Hitler. Als je daarom kan lachen, zit je op de juiste golflengte van de joodse, zwarte humor die Georg Tabori met grote virtuositeit beoefent in zijn stuk Mein Kampf.

Tabori, nu tachtig jaar oud en één van de meest fascinerende theaterpersoonlijkheden van onze tijd, kreeg van Claus Peymann, de controversiële directeur van het Wiener Burgtheater, de opdracht om een stuk te schrijven, en dat werd Mein Kampf, een schitterende, bijtende tekst. Het stuk maakte in 1987 veel ophef en werd in het seizoen 1988-1989 bij Toneelgroep Amsterdam geënsceneerd door Johan Doesburg, met Pierre Bokma (zie ook de Richard III van Gerardjan Rijnders, pag. 38) als Hitler.

Theater Antigone heeft aan de (ex)-Oostduitser Horst Hawemann gevraagd om de wrang-komische tekst van Tabori op de scène te zetten. Het resultaat levert een opvoering op, die op vele punten de verrassing van het seizoen mag worden genoemd.

Natuurlijk is er eerst en vooral het gegeven van Tabori. Hij koos een episode uit het leven van de Oostenrijker Hitler, toen die vergeefs poogde om zich een plaatsje te veroveren in het artistieke Wenen van 1913. Hitler wilde schilderen, maar bij de Akademie apprecieerde niemand zijn talent, Hitler wilde gebouwen ontwerpen, maar niemand wilde er van weten. De arme jongen moest in de Meldemannstrasse in een tehuis voor daklozen verblijven. Tabori maakt de jonge Hitier daar de gezel van twee joden. De bijbelverkoper Herzl is een geestige, wijze en spitse oude man die zich over de jonge kunstenaar ontfermt. Hij komt er achter dat Hitier geen kunstenaarsziel heeft en dat zijn talent op een volledig ander terrein ligt. 'Jij moet in de politiek,' is zijn gouden raad, en de jonge man doet dat dan ook. Dit moment in het stuk is een samenvatting van Tabori's ironische kijk op de wereld: de woorden zijn dolkomisch, en we horen ze deze goedhartige jood met ontzetting zeggen. Want de scherpzinnige man heeft, helaas, gelijk.

Waarom triomfeert de domheid?

Het stuk drijft niet op wat we te zien krijgen, maar vooral op wat we weten. Alles wat in dit stuk op een luchtige toon wordt gezegd, krijgt een verpletterende lading omdat we als publiek weten wat er later zal gebeuren. We horen het racistisch gewauwel (dat vandaag een bangelijke actuele klank heeft), en we begrijpen niet waarom niet iedereen deze waanredeneringen onmiddellijk doorprikt, zoals de wijze Herzl dat doet. Langs Herzl om toont Tabori dat hij weet hoe de wereld in elkaar hoort te zitten, maar dat zoiets weinig helpt. Heel de tekst wordt doorkruist door een bodemloze wanhoop, want alleen de poëzie, zoals Tabori het noemt, is wijsheid, maar het effect op de mens en de maatschappij is onbestaande. Die dwaze pr-vraag komt weer boven drijven: kan kunst de wereld redden? Neen, zegt Tabori. Waarom triomfeert de domheid? En Tabori heeft er geen antwoord op.

De tweede verrassing geldt de prestatie van de acteurs en de regisseur. Hawemann is in Vlaanderen geen onbekende. Hij werkte eerder reeds bij het KJT, de KNS en het Zuidpooltheater, en had daar nooit een uitzonderlijke beurt gemaakt. De tekst van Tabori heeft hem echter geleid naar een regie die op vele punten superieur is. Hij heeft een gevaarlijke artistieke keuze gemaakt: van Dries Smits als de jood Herzl en van Guy van Sande als Hitier vroeg hij een totaal andere speelstijl. Uit de botsing van de stijlen ontstaat een fascinerend toneelgebeuren. Dries Smits schommelt tussen realisme en fantasie, en tekent daardoor een wervelend personage, nu eens direct aangrijpend, dan weer theatraal komisch. Reeds eerder had Smits in regie van Ignace Cornelissen getoond dat hij een zeer zuiver instinct heeft voor het zeggen van teksten. Maar in deze rol overtreft hij zichzelf en tekent hij een Herzl om te koesteren. Naast hem staat Guy van Sande een Hitler te spelen met een niet afnemende vindingrijkheid. Nergens laat Van Sande zijn personage samenvallen met de echte Hitler, maar telkens is het historisch model op de achtergrond aanwezig. Hij loopt, tuimelt, stelt zich aan. Hij is een taal waterval, waarin wel honderd personages leven. Hij gebruikt een plastische stijl, waarin het zonder moeite mogelijk is om in enkele gebaren de Hitler van Chaplins The Dictator te citeren, en verder te trekkebekken en te rollebollen met een aanstekelijk theaterplezier. Daarbij laat hij steeds vermoeden dat dit gekke kereltje wel eens gevaarlijk zou kunnen worden, wat hem voert naar de laatste scène waarin hij de redevoeringsstijl van de Führer als het ware per toeval ontdekt, als een zoveelste vorm van spreken, als een zoveelste stijloefening.

Bij Guy van Sande dringt zich een bre-



der commentaar op. Hij heeft eerst de aandacht op zich gevestigd binnen de KNS-troep. Aan de algemene sclerosecum-zelfgenoegzaamheid, wat daar nu moet doorgaan voor een artistiek beleid, heeft hij de rug toegekeerd. In Joko van de Blauwe Maandagcompagnie bewees hij dat hij zonder enige moeite kan staan naast de getrainde acteurs van dat ensemble. Maar pas bij Antigone laat hij de volle maat van zijn talent zien. Losgebroken uit de kooi van de KNS, wiekt hij op naar de ijle hoogten van de acteursverbeelding en hij laat ons bewonderend en verbluft achter. De les is: uit de KNS moet je ontsnappen. Van Sande is er gelukkig vroeg genoeg opgestapt om onbeschadigd naar buiten te kunnen treden.

Ondertussen dit: mis Mein Kampf van Antigone niet.

Johan Thielemans

Mein Kampf, Antigone / Foto Hol


Development and design by LETTERWERK