Vestiaire verplicht
Rud
Of jarenlang theaterbezoek 'iets meebrengt voor mijn theaterervaring' en, meer bepaald, of ik daardoor 'een voorstelling op een specifieke manier evalueer'? That is the question. En Hamlet, zoals u merkt, niet voor niets het eerste noemenswaardige toneelstuk dat ondergetekende ooit te zien kreeg. Met
Een minzaam man overigens, die mijnheer Dua. Jaren later zou hij mij vriendelijk groeten als een oude bekende. Neen, niet omwille van die Hamlet. Maar omdat de grillen van een festivalprogramma ons drie avonden na elkaar, in drie verschillende theaters, op dezelfde stoelenrij hadden doen belanden.
Ik vertel die anekdote omdat zij in al haar onnozelheid bijdraagt tot het uitklaren van de situatie. Want daar zaten wij dus, de liefhebber en de maker van theater, de leek en de kenner, broederlijk naast elkaar toeschouwer te wezen. Onderdelen van de 'samenscholing', zoals
En terwijl ik hier nu toch de kans krijg: de dame die het ooit bestond Stella van Rosas te verlaten net vóór Ligeti's honderdste metronoom stilviel, moge bij deze vernemen dat het vagevuur voor haar zal neerkomen op negenennegentig eeuwen confrontatie met het werk van desbetreffende componist. Middels vinylopnamen. En gescratcht. Maar dit terzijde.
Leren toeschouwen
Stoelen tot daar gelaten, ga je verder aan den lijve ondervinden dat theater kan worden bekeken in alle houdingen (zittend, liggend, staand, wandelend, tollend, rollend), alle richtingen (kijkend naar voren, naar achteren, naar allebei, van onder naar boven, van boven naar onder) en alle plaatsen (uiteraard schouwburgen, maar ook afgedankte bioscopen, aula's, hallen, fabrieken, loodsen, schuren, tenten, musea, kastelen, paleizen, kelders en zolders, kerken, kloosters en kapellen, scholen, cafés, woonkamers, pleinen, straten, etalages en wat al meer; zelfs polyvalente zalen, die nochtans nergens voor deugen). Aldus leer je dan ook gaandeweg dat het ene theater het andere niet is en dat je je voor een avondje theater - net als de acteurs -niet aankleedt, maar kostumeert. Je zondagse pak voor de opera, de trendy rouwuitrusting voor de postmodernistische avant-garde, een
propere overall voor
In één moeite door leer je ook dat het niet alle dagen zondag is. Voor de acteurs niet, en voor jou ook niet. Soms wil het maar niet lukken. Soms vaar je op automatische piloot. Op techniek. Soms doet een bepaalde lichtstand je wegdommelen. Soms ben je er gewoon niet bij. Dit impliceert uiteraard dat je in je oordeel zo eerlijk moet zijn toe te geven dat het ook aan jou kan liggen. Dat de beste voorstelling in het niet vergaat als jij, om welke reden dan ook, niet meespeelt. En dat de slechtste een geweldige avond kan opleveren als je maar in de geschikte stemming bent. Zo zag ik, vijfentwintig jaar geleden, met een paar vrienden, een werkelijk verschrikkelijke balletvoorstelling: we beleven er nog altijd dolle pret aan.
Want je wordt natuurlijk kritisch. Word je het of bèn je het? Een hele resem Hamlets en achttien zusters van
Kiezelsteentjes
Wanneer je voor de eerste keer naar het theater gaat, is je persoonlijke mantel der liefdadigheid al even nieuw als je toeschouwend vermogen. Gesteld dat je gedreven wordt door interesse en niet door een fanatieke nonkel, ben je niet van zins je pret door wat dan ook te laten drukken. Je beslist geen zwakke kanten te zien. En toch. Ook al was die eerste Hamlet een belevenis, toch weet ik nog altijd dat de acteerprestaties ongelijk waren, dat Rouffaer, jeune premier op of neer, eigenlijk al wat te oud was voor de rol, en dat de hele mannelijke cast onnozele laarsjes droeg die te koop waren in de
Ronduit schitterende voorstellingen, daarentegen, zijn een andere zaak. Een handvol ervan zou ik, mocht ik ze vanavond voor de eerste keer te zien krijgen, even schitterend vinden als weleer. Maar precies zeggen waarom ze zo torenhoog boven alle andere uitsteken, zou ik niet kunnen. Nog altijd niet. Toegegeven, dit waren uiteraard voorstellingen waarbij alles in de juiste plooi viel - tekst, cast, vertolking, vormgeving, noem maar op. Maar zijn er zo niet eindeloos veel? Beslist. Waarin schuilt dan de perverse kracht van die stokoude kinderen uit Kantors Dodenklas? Waarom blijft
De blote buik
In de loop van wat ik gemakshalve maar mijn toeschouwerscarrière zal noemen, heeft het theater natuurlijk een evolutie doorgemaakt. De spelregels werden aangepast en de toeschouwer zelf bleef daarbij niet buiten schot. In een eerste fase werd hij, conform de toenmalige tijdsgeest, met aandrang aangezet tot 'participeren'. Alsof hij dat eerder niet had gedaan en men hem er bovendien van verdacht SM-praktijken tot zijn verborgen dromen te rekenen. Meer letterlijk dan figuurlijk werd hij dan ook stelselmatig door elkaar geschud en met de regelmaat van een klok beschimpt, verblind, geïnterpelleerd, overschreeuwd en bedreigd met drilboren en slijpschijven. Een enkele keer zelfs gemolesteerd. Door een piemel-wuivende jongeling. Acteurs werden sinds
Met de jaren kon het niet anders of die meridionale anarchie moest gaandeweg plaats ruimen voor noordelijke orde. Na de participatie, de dissectie. En na de roerselen van de regisseur, de analyses van de dramaturg. Waar, bijvoorbeeld, teksten even voordien moesten worden gehakseld, gegorgeld, geschreeuwd en gerocheld, maar in geen geval verstaan, werden ze voortaan enerzijds afgekalfd en anderzijds gedebiteerd alsof het de situatie aan het
Goudbestikt en blauwgebict
Het bovenstaande is natuurlijk even schematisch als karikaturaal. In werkelijkheid werden de producties waarvoor de vluchtigheid van het medium een ware weldaad was, ruim-
schoots gecompenseerd door voorstellingen die niet anders dan onvergetelijk kunnen worden genoemd. Niet toevallig die waarin beide uitersten op een of andere manier samen kwamen. Voorstellingen in de aard van de voornoemde, maar ook andere. Ernstige en lollige. Geëngageerde en mystieke. Uitbundige en ingetogen.
Beelden ook. Van acteurs. Zoals dat ene meisje van
Banen breken
Na verloop van tijd wordt nieuw evenwel oud. Van gevestigde gezelschappen denk je dan, helaas terecht: ze zijn zich aan het herhalen. Voor één keer ziet de toeschouwer het blijkbaar vlugger dan de maker. Alles is er nog, maar alles is er tegelijk ook niet meer. Als bij een bezoek van oude vrienden die je nog altijd enthousiast in de armen vallen maar je eigenlijk niets meer te vertellen hebben. Die banen breken terwijl er al lang autowegen liggen (het vroeger zo schitterende
Er zijn er gelukkig ook andere: gezelschappen, theatermakers die tot een soort uitpuring kunnen komen. Die een ooit nieuwe vorm tot zijn essentie weten te herleiden en zo ongetwijfeld bakens uitzetten voor verdere ontwikkelingen.
En dan zijn er de (dikwijls nieuwe) gezelschappen waarvan je denkt: dat heb ik al eens gezien, tien avonden, tien maanden, tien jaar geleden. Een ontnuchterende belevenis, waarbij je zin krijgt om de spelende garde mee te delen: waarde vrienden, het warme water is al eens uitgevonden, met name anno zoveel, daar en daar. En broeken met olifantenpijpen heb ik ook nog gedragen. En plateauzolen ook. Ten overstaan van die gevallen waan je je plotseling expert. Je sakkert op de opleidingen. Op het te welig tieren van nieuwe groepen. Op het nu weer afzweren van zowel regisseur als dramaturg. Op de geroemde 'eigenzinnigheid': zelden 'eigen' en nog minder vaak 'zinnig'. Je laat je vertellen dat al die jongelui uiteraard jong zijn. Dat zij nog niet weten wat zelfs jij al weet. Dat er 'geen geschiedschrijving' bestaat van het -
Niets nieuws onder de zon
Na nog een ander verloop van tijd komt de tweede ontnuchtering. De grootste. Het eerst heimelijke vermoeden en later pijnlijke besef dat die 'vernieuwing(en)' die jij ooit hebt meegemaakt eigenlijk ook niet meer was/waren dan de zoveelste in de rij. Dat ook jouw generatie het warme water niet heeft uitgevonden. Dat er niets nieuws is onder de zon. Dat je oud wordt. Met, in filigraan, de huisbereide troost dat het verstand niet komt voor de jaren en dat je, al was het maar voor je eigen gemoedsrust, nu dringend de vraag moet stellen wat de jonge toeschouwer van vandaag met dat alles zo nodig moet. Of het, bijvoorbeeld, niet zinnig zou zijn, speciaal voor hem, klassieken eens niet van achteren naar voren te spelen? Eerst eens in volle bezetting en dan pas tussen de overigens prachtige meubelen van
Let wel, je kunt tot dat soort nutteloze vragen ook op andere manieren komen dan door je te vergapen aan potsenmakers en komedianten. Door in de politiek te gaan, bijvoorbeeld. Of door petunia's te kweken. Maar wat doe je eraan? Je bent nu eenmaal een theatertoeschouwer. En al was het maar omdat je jezelf niet als een
Meespelen
Of jarenlang theaterbezoek 'iets meebrengt voor mijn theaterervaring'? Ja dus. Dat kan ook niet anders. Maar of de uiteindelijke appreciatie daardoor essentieel verschilt van het oordeel dat je velt over, pakweg, artificiële inseminatie of palliatieve verzorging, is een andere vraag. Vanaf je tweede voorstelling schouw je willens nillens toe vanuit een voorkennis. Maar je schouwt ook toe vanuit je alsmaar opschuivende leeftijd. Welk van beide elementen beïnvloedt je evaluatie het meest? Je veronderstelde wijsheid of je van nature kalende schedel? Waarom zat je vroeger zonder morren op de laatste rij en wil je nu zo veel mogelijk vooraan? Omdat je kennersblik niets mag laten ontsnappen of omdat je ogen het begeven? In beide gevallen stuur je hier wat bij en herzet je daar wat bakens, word je hier wat inschikkelijker en geef je daar helemaal geen duimbreed meer toe. En, eerlijk gezegd, in feite maakt het niets uit. Want wat je wil is immers gewoon toeschouwen. Gewoon meespelen dus. Want daar gaat het toch om?
Of ik een voorstelling dan niet 'op een specifieke manier evalueer'? Toch wel. Namelijk vanuit het besef dat ik vóór het stuk begint absoluut langs de vestiaire moet passeren. U weet wel: dat onmisbare opberghokje waarin je alles een tijdje kwijt kunt. Sjaals en jassen. Neen, niet je mantel der liefdadigheid, die moet mee naar binnen. Maar wel al de rommel die je met je meezeult. Je bagage: die tassen en koffers volgepropt met voorstellingen en personages, met erudiete geschriften en artikels, met alles wat je weet of niet weet of denkt te weten over tekstbewerking, over interpretatie, over in-, uit- of doorleving, over al dan niet psychologiseren, over ritme, over tempo, over spanningsbogen, over belichting, over vormgeving, over eenheidsdecor of eenheidsworst, over...
Oh! De bel! Vlug gaan zitten. Zo meteen begint de voorstelling. 'Hamlet.'
'Met welke regisseur?' vraagt u. '
Auteur Rud Vanden Nest
Publicatie Etcetera, 2000-12, jaargang 18, nummer 74, p. 6-9
Trefwoorden niet • liefdadigheid • zoveelste • toeschouwen • rouffaer • hamlet
Namen Adorno • Alzheimer • Artaud • Bausch • Beck • Brechtiaanse • Brooks VHomme quP • Brusselse Nieuwstraat • Danse • De Keersmaeker • Der Fliegende Hollander van Richard • Diable • Dionysische en Apollinische • Discordia • Edith Clever • Elsinore • Forsythe • Frans • Freischütz • Gestapo-uniform • Grotovski • Hamlet-bestempelt • Ismene • Jan Decorte • Jan Ritsema • Javaanse • Jo Dua • Judith Malina • L'Age d'Or van Mnouchkine • Lanoye • Leonardkruispunt • Living Theatre • Louis Jouvet • Maria Magdalena • Mistero Buffo • Peter Brook • Platels Iets op Bach • Prins Illyouchine • Ron Vawter Pleased • Senne Rouffaer • Shakespeare • Siberische • Steins Agamemnon • Tania Bari • Teirlinck • The Wooster Group • Tsjechov • Vanden Nest • Vanuit • Vlaamse • Wieland Wagner • Yoshi Oida
Development and design by LETTERWERK