Date 1986-10-23

Publication De Standaard

Performance(s) Artiesten kunnen stikken

Artist(s)

Company / Organization

Keywords stikkenkabarethoerdoodsengelwielopolebuurtbewonersgeneraalvoorwerpenprojektenkultureleartiesten

Kantor tussen leven en dood: "Artiesten kunnen stikken"

ANTWERPEN -- Met de Belgische première van Artiesten kunnen stikken van Tadeusz Kantor is het projekt van deSingel rond deze teaterfiguur en plastisch kunstenaar -- een van de belangrijkste die deze eeuw heeft voortgebracht -- definitief van start gegaan. Samen met deze voorstelling werden ook een filmportret door Denis Bablet, een tentoonstelling van zijn grafisch werk (zie krant gisteren), van foto's over zijn voorstellingen en projekten en, zaterdag a.s., een internationaal forum over zijn teatergroep Cricot 2 geprogrammeerd. Op aanvraag kan men bovendien gaan kijken naar video's van zijn vorige projekten, zoals Wielopole, Wielopole of De dodenklas. Het belang van dergelijk initiatief, en de moed om het op poten te zetten ondanks alle risico's, kan in de Vlaamse kulturele kontekst moeilijk overschat worden. Bovendien is het totale programma tot in de puntjes verzorgd.

De titel Artiesten kunnen stikken is het resultaat van een anekdote over een verbouwing aan een kunstgalerij, waar de buurtbewoners hun zegje in hadden. Na aanslepende heibel riep een van de buurtbewoners: "Qu'ils crèvent, les artistes!". Het stuk zelf, dat Kantor enkel in een zeer cryptische, manifestachtige vorm toelicht, is eigenlijk nauwelijks te beschrijven. Centraal staan de herinnering en de dood.

Het stuk vangt aan met een begrafenisstoet. De dode wandelt weg als een houten klaas, en het gebeuren verplaatst zich naar een cel, de hel, die tegelijk de plaats is waar het verleden van het voornaamste personage, Kantor zelf (die zijdelings van de scène de voorstelling dirigeert), opgestapeld ligt. De moeder van Kantor en twee identieke individuen wandelen de scène op. Die twee zijn de reïnkarnatie van het stervende personage en zijn auteur, die samenvallen in een soort hyperrealiteit, waarin het mogelijk is dat de auteur als kind op scène komt, met in zijn zog een demonische parade soldaten met een generaal op een skelet van een paard.

Al die figuren zijn als levende lijken, die steeds maar sterven en weer opstaan, en die indruk van een absurde revue wordt nog versterkt door de opkomst van een stoet personages, de pooier, de gehangene, iemand die aanhoudend zijn voeten wast, de kabarethoer, een slonzige meid, een kwezel op haar bidstoel. Zij voeren steeds weer in een cirkel hun nummertje op, met hun vreemde voorwerpen.

Finaal komt de laatste figuur op scène die alle voorwerpen en mensen omsmeedt tot een totale kompositie van dode voorwerpen. In het leven Veit Stosz, een beeldhouwer, hier een scherprechter met zijn beulen. Met de kabarethoer danst hij een tango, zij wordt een doodsengel, die in plaats van de generaal op het levenloze ros kruipt en een zwarte vlag rondzwaait. In een apoteose worden alle objekten en mensen op een hoop bijeengebracht, met de doodsengel erboven, als een zegevierende Marianne van Delacroix op de barrikaden.

Dit geeft een idee van wat Kantor toont in dit stuk. Maar om te vatten hoe hij met zijn beelden, die putten uit een zeer gediversifieerde kulturele erfenis, en op een onnavolgbare manier de toeschouwer "pakken", heel diep doorgraaft in de menselijke geest, moet je gaan kijken. Voor eenmaal: dit is niet te missen voor wie zich enigszins voor teater interesseert.

Tot zaterdag, elke avond, om 20 u. Toegang: 450 fr. (350 voor -25 en +65). Plaatsbespreking: 03-237.61.58.