Date 1988-09-15

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords maquettestekeningenscenografietentoonstellingdenkaktiviteitarchitektuurtentoonstellingobjektgebouwdeglobegerekonstrueerdevidente

Scenografie als autonome kunstdiscipline: Toneelbeeld van Jan Versweyveld

ANTWERPEN - Sinds enkele jaren kun je in deSingel geregeld genieten van het vreemde fenomeen architektuurtentoonstelling, en nu is, met werk van Jan Versweyveld, als uitbreiding, terecht, ook een scenografietentoonstelling aan de reeks toegevoegd. Terecht, niet alleen omdat er illustere voorbeelden zijn, zoals teatermaker Kantor die een nauwe verwantschap zegt te hebben met Bauhaus-architekten, of omdat vroegere architektuurgasten van deSingel als Rem Koolhaas of Aldo Rossi op een of andere manier scenograaf, scenarioschrijver :of teaterbouwers zijn geweest. Maar ook omdat wat "vreemd" is aan een architektuurtentoonstelling, mutatis mutandis ook een scenografietentoonstelling kenmerkt.

Bij beide is het eigenlijk steeds ambigu wat het objekt is van de tentoonstelling: het finale objekt van de architektonische bedrijvigheid is er in elk geval niet, maar in tekeningen, maquettes, teksten en foto's wordt een andere werkelijkheid van het architektuurobjekt aan het licht gebracht, zijn literaire, ideologische, pikturale bestaan, en wordt vaak veel meer onthuld over de pretenties of bekommernissen van het ontwerp, het mentale oog waarmee gekeken werd, dan wat naspeurbaar is in het reëel gebouwde.

Waar het gebouwde onvermijdelijk aangetast raakt in een wisselwerking met de omgeving, zelf op een niet-zichtbare wijze als het gebruik ervan of de betekenis die eraan gehecht wordt, zijn maquettes en tekeningen als sporen van een denkaktiviteit die een ander leven leiden, en je als toeschouwer uitnodigen tot een andere, meer spekulatieve kijk over de relatie van dat denkwerk tot de realiteit, en dat is niet noodzakelijk de gebouwde, maar b.v. de politieke of filozofische realiteit van een periode. En ze leiden tot anderssoortig estetisch genot.

In de mate dat een scenografie, eens de akteurs weg zijn, en er alweer alleen objekten, tekeningen en maquettes overblijven, als sporen van een eigen ontwerp- en denkaktiviteit, voorwerp kan worden van spekulatie over de (on)mogelijkheden van teatrale aktie en de implicatie van een soort teater, en zelfs voorwerp van puur estetisch genot, is er een evidente relatie met architektuurtentoonstellingen, met dat verschil dat hier soms wel het objekt zelf aanwezig kan zijn. En net zoals interessante moderne architektuur zich affirmeert in de autonomie van zijn denkproces, op de twee verstrengelde sporen van ruimtelijk-formele innovatie en konceptualizering en suggestie van potentiële aktiviteit, zo is ook interessante scenografie een autonome werkelijkheidskreatie.

Decor

Wat hierboven gezegd is, is bij uitstek toepasbaar op Jan Versweyveld. Hij studeerde litografie en tekenen aan de Akademie te Antwerpen. Sinds 1981 ontwerpt hij de decors, en in samenwerking met Valentine Kempynck de kostuums, voor de produkties van "AKT/Vertikaal", sinds vorig jaar samen met "De Witte Kraai" versmolten tot "De Tijd".

Ondertussen werkte hij ook al voor o.a. Globe, Toneelgroep Amsterdam, Arca, De Korrekelder, en binnenkort ook voor Zuidelijk Toneel, de opvolger van Globe onder leiding van Eric Antonis, en voor het RVT.

Jan Versweyveld heeft van deze gelegenheid om zijn werk op zich te prezenteren, gebruik gemaakt om alle fragmenten door elkaar te schudden en op de trappen en in de gangen van deSingel een nieuw "decor" in elkaar te zetten met die fragmenten. (Overigens, precies wat Hans Hollein ook altijd doet als zijn werk tentoongesteld wordt) Dat is niet altijd even goed gelukt, maar het maakt wel duidelijk in welke mate veel van zijn decorstukken zo'n autonome suggestiviteit hebben dat je verleid wordt om er een stuk bij te gaan fantazeren, of zelfs gewoon te kijken hoe het in elkaar zit, hoe het gedaan is.

Het is overigens een eigenaardigheid van deze tentoonstelling dat er in de begeleidende brochure, en ook in een gelijktijdig verschenen artikel in het teatertijdschrift Etcetera uitdrukkelijk geaffirmeerd wordt dat de centrale interesse van Versweyveld het werken met licht is. Terwijl daar precies vrij weinig van te merken valt, niet omdat het niet zo zou zijn, maar omdat kwasi de enige getuigen van deze belangstelling foto's van voorstellingen zijn, met het evidente nadeel dat zij de vibratie, de wisseling, de emotionele impact van belichting bij een bepaalde handeling nauwelijks kunnen weergeven.

De manier waarop het bijna verblindende tegenlicht in Macbeth of Russische openbaring b.v. de perceptie van de personages wijzigt, is niet gerekonstrueerd. Het is een van de dingen waaraan je kan merken dat de tentoonstelling vrij snel en met beperkte middelen in elkaar gebokst is.

Bescheiden

Nochtans heeft die schaduwzijde ook voordelen; je konstateert dat Versweyveld in zekere zin veel te bescheiden is, zijn werk heeft op veel meer dan alleen maar belichting betrekking. In de decorstukken kun je een aantal verschillende, elkaar overlappende en in hun ambiguïteit specifiek artistieke strategieën herkennen om een betekenisvolle kontekst te maken voor een teatraal gebeuren.

Paradoksale nevenschikking is prominent aanwezig. Antieke salonstoelen op een kale turfvlakte uit Agatha of een kroonluchter die neergestort is op de trappen, met een ophangketen die bestaat uit een plastic-buisje met verspringende kleurlichtjes uit Wonderen der mensheid zijn daar voorbeelden van.

Vervreemding en soms ridikulizering zijn een andere. De zeer metikuleus uitgewerkte bronzen standbeeldsokkel, weer op een turflaag, uit Russische openbaring is hyperrealistisch herkenbaar, maar wordt door wat Bart Slegers erop komt vertellen in het stuk van die evidentie en vertrouwdheid ontdaan, zodat sokkels er nooit meer helemaal hetzelfde uitzien nadien. De wapperende Franse vlag uit Dantons dood herinnert tegelijk zeer rechtstreeks aan de traditionele uitbeelding van soevereine staatsmacht, maar krijgt een eigenaardige bijsmaak door de vaststelling dat die macht niet meer is dan een gedwee draaiende windmachine.

Een derde strategie die Versweyveld veel volgt, is het aangaan van een dialoog met, of het citeren van beeldende kunstenaars (hij spreekt zelf over Rothko en Beuys, maar die opsomming lijkt mij zeker niet limitatief), gekoppeld aan een biezondere gevoeligheid voor de betekeniswaarde van materiaal, stof, metaal, enz. zoals die daar, maar ook in meer populair beeldmateriaal zoals publiciteit en film, verschijnt. In die zin zou je b.v. decor en kostuums van Bacchanten (al is het hier b.v. jammer dat men niet het hele decor met wanden in bruin papier met de uitstulpende dode boomstam heeft gerekonstrueerd) als een werkelijk voldragen kunstobjekt kunnen bekijken.

Het is ook in de voorbereidende tekeningen, schetsen en collages voor dit decor dat de scenograaf zich laat kennen als iemand die biezonder zorgvuldig te werk gaat, geduldig materialen bij elkaar zoekt en kijkt hoe ze moeten behandeld worden om de "juiste" afstand te creëren tussen de herkenbaarheid als kledingstuk en de artificialiteit van het kostuum. Daar speelt een soort sensualiteit in mee die ver de opdracht om akteurs te kleden overschrijdt, maar tegelijk een symbolische meerwaarde geeft aan de voorstelling (die overigens lang niet zo goed was als het decor).

Eén ding is misschien vrij eigenaardig en verraadt Versweyvelds niet-teatrale komaf: er zijn weinig of geen referenties naar historische scenografische. voorbeelden, ook niet uit de twintigste eeuw. Zijn referentiekader ligt duidelijk dichter bij alle vormen van beeldende kunst, inclusief fotografie en film, dan bij teater. "Het toneelbeeld van Jan Versweyveld" signaleert op een zeer evidente manier dat de tijd van de slappe muren en dwingende voorschriften definitief verleden is, en plaats gemaakt heeft voor een veel spannender, veelduidiger manier om ruimtes te denken, en dus ook teatrale handelingen.

Tot 2 oktober in deSingel te Antwerpen.