BRUSSEL -- Bij Jan Fabre ligt vaak werk van andere kunstenaars ten grondslag aan eigen werk. Duchamps La mariée mise a nu par ses célibataires, même in het geval van Zij was en zij is, zelfs. En even kenschetsend, hij lijft het werk naadloos in zijn eigen universum in.
Van Duchamps pseudomechanistische voorstelling van de verhouding tussen "de arme stakkers" van vrijgezellen die de liefdesmotor van de bruid moeten aansteken, blijft op het eerste gezicht niet veel over.
We zien Els Deceukelier in een ouderwetse, overladen bruidsjapon met veel kant en een sluier in een eenvoudig, maar monumentaal decor: een verhoogd, halfrond podium met een zwarte draperie errond.
Tussen de kijkers, bijeengedrumd op ongemakkelijke stoeltjes, en het grote podium is een enorme lege tussenruimte. Je kan er een analogie in zien met de verdeling in Duchamps glasraam tussen de vrijgezellen en de bruid, maar een ander beeld dringt zich veel onontkoombaarder op. De figuur op de scène is een Maria-beeld: in een glazen stolp, maar wel in gigantische proporties.
Als ondertitel bij dit werk parafrazeert Fabre trouwens de interpretatie van Harriet en Sidney Janis van het glasraam als een werk dat in wezen de kompositie heeft van een Maria Hemelvaart voorstelling. Maar waar bij Duchamp de mechanika op een ondoorgrondelijk-poëtische manier de aktief-passieve verhouding tussen het blind verlangen van de bruid en haar vrijgezellen verbeeldt, is hier iets anders in het spel. Els Deceukelier is een pop -- dus toch nog mechanika, maar van een andere soort -- in de teatermachine van Fabre. De belangrijkste figuur staat niet op scène.
Je kan de voorstelling dan op verschillende niveaus tegelijk gaan lezen. In eerste instantie werkt het stuk gewoon als een geil verhaaltje, door de nadrukkelijke maagdelijkheid (het bruidskleed) uit te spelen tegen de al even nadrukkelijke sensuele wulpsheid van tekst en beeld. Dat wordt zelfs zonder al te veel omwegen gedemonstreerd als zij haar kleed van haar schouders laat glijden en haar geraffineerde lingerie laat zien.
Maar er is een prominent tweede niveau, dat van de pure teatraliteit die Fabre al sinds bij voorbeeld "de macht der teaterlijke dwaasheden" bezighoudt. De aktrice is een manipuleerbaar element in een plechtige teaterlijke wereldordening van de teatermaker.
De twee niveaus lopen voortdurend door elkaar en zijn zelfs onafscheidelijk. Er gaat een bijna sfinks-achtige raadselachtigheid van uit die totaal anders is dan die van Duchamp. Tot Fabres ordoorgrondelijkheden behoren bij voorbeeld de grote spinnen die her en der op de scène liggen. Ze brengen Deceukelier telkens weer aan het gillen, midden in haar erotisch vertoog. Het is een coup de théâtre om de coup, en een ironische noot tegelijk. Weer, twee niveaus. Helaas, Fabres konstruktie vertoont een wel tergende fout.
Els Deceukelier is als lijfelijke aanwezigheid een perfekte casting, maar ...ze kan niet spreken. In stembuiging en diktie klinkt een schools, door dialektklanken gekleurd dreuntje door dat op de duur onverdraaglijk is. Het haalt het mysterieuze van de voorstelling onverbiddelijk omlaag. Terwijl het bij voorbeeld heel eenvoudig was geweest, en perfekt konsistent met de voorstelling, om haar stem door een "voice over" effekt te vervangen. Het zou de eigenaardige vermenging van afstandelijkheid en direktheid zelfs ten goede komen. Fabres vorige werkstuk, Sweet Temptations leed trouwens onder dezelfde kwaal.
"Zij was en zij is, zelfs" is voorlopig niet meer in België ie zien. maar een ander recent Fabre-exploot. "Sweet Temptations" is tijdens het Klapstuk-festival te zien op 21 oktober om 20 u. 30 in de Stadsschouwburg van Leuven.