LEUVEN -- Voor het eerst sinds lange tijd regisseerde Paul Peyskens weer een teatervoorstelling, Tasso van Goethe. Hij keerde daarvoor terug naar zijn eerste produktiehuis, 't Stuc in Leuven. Het belangrijkste verschil met zijn vroegere werk is dat hij deze keer een uitgelezen cast van akteurs koos. De vertrouwdheid van mensen als Sam Bogaerts, Steven Van Watermeulen, Tania Van der Sanden, Viviane De Muynck en Johan Heestermans met de scène maakt hen opgewassen tegen de opgave van het stuk: alsof je de tekst voor de eerste maal hoort, fris op reageren op onverwachte ontwikkelingen.
Dat is bepaald niet onbelangrijk bij een tekst als Tasso van Goethe. Door de complexe metaforen en ingewikkelde zinskonstrukties ligt het niet voor de hand om die onbevangenheid te bereiken, om je niet op sleeptouw te laten nemen door het grote gebaar dat de woorden schijnen te suggereren.
In het spelen moet een inzicht in, een vertrouwdheid met de realiteit van de vorm van de tekst verweven zijn, zodat je ze niet gaat hanteren als een logge oude boekenkast maar als een elegant ladenkastje vol verrassingen. De groep raakt op die weg een heel eind, en dat maakt de voorstelling interessanter en ontroerender dan bij de doldrieste operatie die Maatschappij Discordia erop uitvoerde.
Vooral in de konfrontatie tussen Tasso en zijn "tegenstander" Antonio worden de vele nuances die Goethe in zijn tekst aanbracht, op een meer dan voortreffelijke manier aan het licht gebracht. Natuurlijk is Tasso een verwend ettertje, natuurlijk is hij egocentrisch en mateloos in zijn eisen, natuurlijk ontwikkelt hij een ontzettende paranoia. Maar hij is ook een begenadigd kunstenaar, en iemand die minstens door de prinses bemind wordt om wat hij is.
Precies die tegenstrijdigheden, de momenten van verdwazing en mateloze zelfoverschatting en de momenten van inzicht in zijn eigen lachwekkendheid worden door Van Watermeulen het juiste gewicht gegeven in de konfrontaties met Antonio. En die Antonio van Sam Bogaerts is niet alleen de deugdzame, bezadigde staatsman, maar heeft minstens een cynisch trekje.
Zijn momenten van ontevredenheid en zelfs wat afgunst, zijn herkenning ook van het syndroom van Tasso's jeugdige overmoed brengt Bogaerts op een subtiele manier aan het licht door zijn fysieke verschijning, om te beginnen met zijn gezette postuur en zijn zware, trage spreekstijl voortdurend op minimalistisch-efficiënte manier in te zetten tegen het ternauwernood bedwongen gezenuwtrek van Tasso.
En daar spreekt niet alleen het drama zelf, maar wordt op een bepaalde manier ook de konfrontatie tussen een nog jonge akteur, en een al door de wol geverfde akteur-regisseur in verrekend. Het is zeker niet onbelangrijk dat de produktie ontstaan is door de wens van Van Watermeulen om eens met Bogaerts en De Muynck op de scène te staan, na zijn ervaringen met Dora Van Der Groen in Thyestes.
De paradoks van een voorstelling als deze, die zo minimaal van opzet is, is uiteraard dat de akteurs wel weten hoe het stuk evolueert, dat ze wel weten wie wat zal zeggen wanneer, en dat het onbevangen reageren altijd maar voorwaardelijk is. Er zijn dan ook momenten in de voorstelling waar de ongedwongenheid, het "verbaasd luisteren naar wat de ander zegt" op de grens van het maniertje begint te komen. Zeker bij een première-voorstelling, als de zenuwen hun tol eisen kan de ongedwongenheid dan wel eens dwangmatig worden.
En niet toevallig is precies de openingsscène met Tania Van der Sanden en Johan Heestermans als de prinses en Leonora San Vitale een van de slechtste momenten van de voorstelling. De vrouwen zijn uitgelaten over het uitstapje met de beminde Tasso naar het buitengoed, en keuvelen er wat op los. De eerste donderwolkjes verschijnen al bij dit koutje, maar dat soort nuanceringen gaat in deze eerste scène nagenoeg volledig verloren. Voeg daarbij nog het probleem dat Van der Sanden blijkbaar niet erg goed bij stem was, en met een zekere moeizaamheid sprak, en de zuivere tekstlezing wordt plots een gemodder in overbodige tics.
Dat het stuk zich daarna al snel herpakt, bewijst hoe aartsmoeilijk deze akteerstijl is. Er wordt eigenlijk bijna niet geakteerd, er wordt voortdurend gezocht naar het meest passende, minst zwaarwichtige antwoord op wat gebeurt, maar als dat antwoord niet gevonden wordt, zie je plots een prutserig, dun en flets akteren. Als je die dode momenten er niet bijrekent, is deze Tasso in een nauwelijks-regie van Paul Peyskens een boeiende, warm aan te bevelen reis door het psychologisch landschap dat Goethe schilderde.
Nog te zien in Leuven, in 't Stuc, op 6 en 7, 24 en 25 maart, in de Monty in Antwerpen van 12 tot en met 14 maart, in Brussel in de Beursschouwburg van 19 tot en met 21 maart en in Gent in het Nieuwpoortteater van 26 tot en met 28 maart.