Date 1993-04-26
Publication De Standaard
Performance(s) The sound of one hand clapping
Artist(s) Fabre, Jan
Company / Organization Ballet Frankfurt
Keywords deel • doors • geharnaste • els • pirouette • fabres • sound • schreeuwen • deceukelier • lucht
Jan Fabre vat zichzelf samen in jongste koreografie
Het stuk is gekonstrueerd als een drieluik dat kan staan voor de afwisseling van valavond-nacht-dageraad, of nog ordechaos-orde.
Op scène wordt dat een gesloten doos, waarvan alle wanden ingekleurd zijn met balpennen. De wereld die zich in het eerste deel ontrolt is een ijsgekoeld teater: onbeweeglijk, onveranderlijk, in een hardvochtige symmetrische opstelling van dansers. Ze staan met hun rug naar de zaal zodat ze zelfs het meest eigene, de gelaatsuitdrukking, verliezen, en worden bewaakt door geharnaste mannen.
Scharen zakken boven de hoofden van de onbeweeglijke dansers naar beneden.
Pirouette
De griezelige perfektie waarmee de dansers hun posities aanhouden geeft door de eindeloos-trage herhaling op den duur een spanning die om te snijden is. Alsof ze niet meer houdbaar is, veert op onregelmatige tijdstippen een danser op in een razendsnelle pirouette, voor alles weer in het oude patroon valt.
In het tweede deel keert alles om. De scène is niet langer een helder gedefinieerde afgesloten doos, maar een onbepaalde zwarte duisternis. De scène-afbakening bestaat uit gordijnen van glinsterend-zwarte draden waardoor wezens naar binnen duikelen en weer verdwijnen, als in een ondergronds terrarium.
Het pianootje van het eerste deel is nu vervangen door vier gigantische vleugels die zweven in de lucht, ver boven dit voorgeborgte van de hel. De dromerige Els uit het eerste deel wordt bevangen door haar dromen, de opgezette insekten-dansers uit het eerste deel bezoeken haar als demonen die ze zich met een schaartje van het lijf probeert te houden.
Maar niets baat. Achter haar rug ontwikkelt zich een pandemonium op muziek van The Doors en een symfonisch gedicht van
Van de kristallen helderheid van het eerste deel is ook in de bewegingen niets meer terug te vinden. Het alziend oog dat de dansers dwong in hun starre klassieke posities is hier verdwenen, wat ontstaat, is een amorf gekronkel en gewriemel als van beesten. De geharnaste mannen stormen op het podium, maar als dode tor storten ze neer op hun rug, pootjes in de lucht. Als wormen kruipen de dansers, betasten en bekruipen elkaar; ze duwen elkaar weg, schreeuwen door elkaar, om ter hardst. Alleen de grootsten kunnen even de scène beheersen.
Dat deze nachtelijke chaos het meisje vooraan niet vreemd is, blijkt als ze ter afsluiting van het tweede deel een liedje van The Doors zingt en danst, De beheersing die ze verwerft over de beangstigende nachtmerrie blijkt als ze de dansers weet mee te slepen in haar dans, is die een aanfluiting van alle klassieke lichamelijke beheersing.
Het is een feest voor het oog om te zien hoe Fabre die chaos provoceert, en maximaal gebruik weet te maken van energie van de dansers die in het eerste deel opgestapeld raakte. Als hij in het eerste deel de goddelijke koning is, en eenheid en rust oplegt, dan is hij in het tweede deel de baarlijke duivel, die met genoegen de menselijke zwakheid en wreedheid exploiteert-ensceneert.
Het derde deel, dat de perfekte pendant is van het eerste deel, maar slechts met één danseres, en