Date 1995-09-23

Publication De Standaard

Performance(s) Een doodnormale vrouw

Artist(s) Fabre, Jan

Company / Organization

Keywords deceukelierelsovergavefabrestransgressietegengesprokenverlangentoneelstuknormenburgerlijke

Allerminst een doodnormale vrouw

ANTWERPEN -- De titel van Jan Fabres nieuwe toneelstuk voor Els Deceukelier, Een doodnormale vrouw, zal wel de geschiedenis ingaan als een schoolvoorbeeld van understatement. De fantasmen, obsceniteiten en diepzinnige boodschappen die Els Deceukelier uitspreekt, zelfs uitbraakt binnen een heksenritueel, lijken mijlenver te staan van wat men zich gewoonlijk voorstelt bij een doodnormale vrouw. De overgave waarmee Deceukelier dat doet, is fascinerend. De kwaliteit van de tekst daarentegen heeft niet de grote discipline en vormzekerheid van Fabres beeldend werk.

Het blijft natuurlijk moeilijk om Fabres werk te benaderen met de gangbare normen en interpretatieschema's van kunst. In Een doodnormale vrouw wijst Els Deceukelier vaak met zoveel woorden de burgerlijke obsessie met psychologie af, en in een moeite door ook alle teater dat mikt op inleving van akteur en publiek.

Geen "teater zoals te voorzien en te verwachten was" dus, maar teater dat grenzen negeert, niet alleen de grenzen van de burgerlijke kategorieën, maar ook de andere.

In de tekst neemt deze transgressie de vorm aan van de perversie. Het leidmotief van de tekst is "het geslachtsloze lichaam". In haar woorden ensceneert Els Deceukelier verlangens om het onderscheid tussen man en vrouw, tussen onder en boven, tussen aan- en afwezigheid op te heffen. Het verlangen is een monster dat alles verscheurt en het individu versplintert.

Zo heeft de tekst het voortdurend over het verlangen van deze vrouw om man te zijn, haar verlangen om zich te laten vernederen als de weg om haar "zelf" te verliezen en haar diepste zelf te vinden. En dit zijn maar enkele van de talloze paradoksen in de tekst.

Strikt gesproken behoort deze biezondere struktuur van het verlangen tot het "onvoorstelbare": kan dit in iets anders dan het obscene of het pornografische uitmonden? Op een bepaalde manier ontkomt Fabre daar toch aan en hij wordt daarin op een merkwaardige, zelfs buitengewone manier gediend door Els Deceukelier.

Het geheim van de voorstelling zit, denk ik, in de overduidelijke, zelfs overtrokken teatraliteit, waarmee zij de rol speelt van de heks die zich verschuilt achter het grijze muisje, de doodnormale vrouw.

Ze poseert als hoer, als waanzinnige, als toverkol, als teleurgestelde echtgenote, op een manier die voortdurend op en over de grens van het -- naar gangbare normen -- wansmakelijke zit. De grand guignol druipt er, zeker naar het einde van de voorstelling toe, letterlijk af.

Dat nadrukkelijk "onechte" wordt op een vreemde manier tegengesproken door de overgave van het akteerwerk. Heel vreemd is dat: het bombast en de clichés scheppen een zekere afstand, dit is niet ernstig te nemen wegens te voorspelbaar. Maar de overgave van Deceukelier keert dat om: haar betrokkenheid op deze op het eerste gezicht onzinnige woorden doet je begrijpen dat de ervaringen waar ze het over wil hebben, zich aan de andere zijde van de taal bevinden.

De transgressie is niet te vertellen, maar alleen te beleven. Als je ze toch wil tonen zonder obsceen te worden, kan je dat enkel op een onrechtstreekse manier doen. Het wordt een werkelijkheid die voortdurend verdwijnt onder een lijkwade van woorden, maar die in een moment van overgave haar ware gelaat toch even toont.

Is deze doodnormale vrouw als toneelstuk dus biezonder geslaagd, met de formulering van Fabres tekst heb ik het moeilijk. Hele paragrafen lijken mij, los van de enscenering, gewoon pseudo-diepzinnigheden. Enkel het feit dat ze steeds tegengesproken worden, verleent ze een zekere dubbelzinnigheid. Op zich is de verwoording echter vaak houterig.

Nog vanavond te zien in deSingel in Antwerpen, daarna op toernee.