Leuven -- Amanda Miller, Anouk Van Dijk, Lynda Gaudreau: het ontbreekt bepaald niet aan vrouwelijke choreografen op Klapstuk. De Amerikaans-Duitse Amanda Miller, ooit begonnen als danseres en choreografe bij Ballett Frankfurt, zorgde met Four for nothing voor een voorstelling die de mooiste van het festival kan genoemd worden.
Het gezelschap van Miller bracht drie stukken die samen haar carrière als choreografe overspannen. Pretty Ugly uit 1988 was het debuut van de compagnie, met scherp ritmisch gestructureerde muziek van Peter Scherer en Arto Lindsay. De choreografie is dan ook een brok gebalde energie, met duidelijke verwijzingen naar unisono groepsbewegingen, stijl "Rockettes".
Meidosems uit 1995, op de subtiele, meditatieve "Sonatas and interludes for prepared piano" is dan weer een ragfijn, half verhalend duet van Vitor Garcia en Deborah Jones in het schemerduister van een droomwereld.
Met Four for Nothing uit 1997 zet Miller de lijn voort die reeds uitgezet werd in Two pears, te zien op vorig Klapstuk. Scenografie en kostuums van Seth Tillet en Amanda Miller creëren een context die op een lichtvoetige, associatieve manier verwijst naar achttiende-eeuwse voorstellingen van de natuur en de mens. Hier staat de mens te kijk, alleen, maar nog in volle waardigheid.
In dit stuk vormen delen van de Brandenburgse concerto's van Bach, in een werkelijk buitengewone uitvoering van Trevor Pinnock, de brandstof voor de beweging. En wat een beweging. Op een schijnbaar vanzelfsprekende manier, die op geen enkel ogenblik een indruk van overspannen virtuositeit geeft, wordt heir een gewichtloos, feestelijk en welsprekend lichaam, in steeds wisselende combinaties en figuren, tevoorschijn getoverd.
Code
Bij Anouk Van Dijk merk je een zelfde zin om te experimenteren met de code van het klassiek ballet. Zij tast die aan door andere codes, zoals een verbeelding van onmenselijke, dierlijke of robotachtige wezens.
Voorlopig leidt dat vooral tot soms merkwaardige hoogstandjes, met een niet onaanzienlijke dosis humor. De twee korte stukken maken echter wel nieuwsgierig naar wat deze jonge choreografe nog in haar mars heeft.
Lynda Gaudreau maakte op Klapstuk al twee voorstellingen die te lezen vallen als een poging om tot beweging te komen vanuit een stilstaand beeld. Still Life #1 speelt zich af in een anatomisch theater in het oude Sint-Rafaëlziekenhuis, en laat zich in een eerste beweging ook zuiver lezen als een anatomische verkenning van de lichamen van twee, op een slipje na naakte dansers: de indrukwekkende Heather Mah en Mark Eden-Towle.
Op en rond een grote tafel tonen zij lichaamsfragmenten, zoals vetkwabben onder de huid, en mechaniekjes van het lichaam. In een tweede beweging wordt die lichaamsmachine getest op zijn mogelijkheden om nieuwe configuraties te vormen.
Later gaat de voorstelling echter een heel andere kant op. De dansers gaan zitten en roken een sigaretje, en zo wordt het mechanisch-fysische van deze lichamen plots vermenselijkt en als vanzelf opgenomen in een verhalende structuur. De rest van de voorstelling balanceert dan op een onduidelijke, soms te esthetiserende manier tussen een verkenning van het contact tussen twee mensen en hun louter fysieke aanwezigheid. Die dubbelzinnigheid schaadt de kracht van de voorstelling.