Date 1998-06-11

Publication De Standaard

Performance(s) Weg

Artist(s) De Pauw, JosseVermeersch, PeterVervloesen, Pierre

Company / Organization

Keywords pauwbarnsteenouderjossedezelfdekinderenplaatontroerendevervloesenpathetischer

Kroniek van komend afscheid: De Pauw-Vermeersch-Vervloesem met zichtbaar plezier

Het Kaaitheater had zich geen mooiere afsluiter van het seizoen kunnen wensen dan Weg, een voorstelling van Josse De Pauw, Peter Vermeersch en Pierre Vervloesen. Op een klein vierkant tapijtje, in het midden van de speelruimte van de Kaaitheaterstudio's, doen ze met zichtbaar plezier hun ding.

Grote panelen met foto's sieren de muren rondom. Sommige lijken oude familieportretten en vakantiekiekjes, en creëren een huiskamersfeer. Andere zijn moeilijker thuis te wijzen: een vliegje in barnsteen, een dode oude man, een kanarie, een kunstgebit. Pas achteraf besef je dat deze foto's een aanschouwelijke voorstelling van de verhaalthema's zijn, of ook wel een inventaris van de beelden die de verteller tijdens zijn (vermeende) laatste uren door het hoofd spoken. Net zo zitten er geheime verwijzingen naar het verhaal in de muziekinstallatie, het eigenlijke decor van deze voorstelling. Een ouderwetse pick-up blijft de hele voorstelling lang automatisch hetzelfde singletje afspelen. En dat is precies wat ook in het verhaal gebeurt.

Bij wijze van inleiding vertelt Josse De Pauw het verhaal van twee godjes: de ene ziet in de verte mensen, en maakt er de andere god attent op. Maar die ziet niets, tot de twee mensjes achter de einder verdwenen zijn. De ontroerende nietigheid van mensen die gedoemd zijn te verdwijnen, dat is ook het thema van de voorstelling.

Dadelijk daarna verandert de toon: in oversneden Pajots zet De Pauw de prototypes van een kijvende moeder neer, die ternauwernood het geweld van te veel kinderen kan bedwingen. "Maak uw huiswerk, loop niet met uw vuile voeten in huis...", het klinkt maar al te bekend. Later vertelt hij hoe moeilijk het wel was om al die kinderen groot te brengen: hoe de bevallingen verliepen, welke ongevallen hun overkwamen. Ook hier is het standpunt eerder dat van de moeder.

Met een geniale ingeving vertelt hij het verhaal tweemaal na elkaar, in precies dezelfde bewoordingen, met precies dezelfde tics. Een treffend portret van ouder wordende mensen, die niet meer voor zich hebben liggen, en voor wie het verleden ingedikt is tot een eindeloze mantra van steeds weer dezelfde beelden. Steeds dezelfde plaat... Die uiterste voorspelbaarheid wordt nog eens extra benadrukt als hij het verhaal nog eens overdoet, maar nu met andere kindernamen, en zo aangeeft hoe de dochter dezelfde cyclus doorloopt. Alleen heten de kinderen nu niet Gilbert of Josse, maar Sven of Björn.

Er is echter ook een tweede verhaallijn, eerder mannelijk van karakter, en aanzienlijk pathetischer. Die begint ook weer in het dialect, als de herinnering aan het jaarlijks vakantieritueel aan zee, waar je elk jaar dezelfde bekende ontmoet, die je dan met dezelfde nietszeggende woorden begroet ("wat een leven, da's lang geleden, een Rodenbach met crevetten"). De figuur die De Pauw belichaamt is een man die - in zijn fantasie of in de werkelijkheid - voor de laatste keer terugkeert naar de zee. Niet om het ritueel te herhalen, maar om er uit te stappen, om de cirkel te doorbreken, iets oneindigs te beleven.

Op een onnavolgbare manier verbindt De Pauw twee dingen. Lachwekkende, bijna triviale details en pathetische visioenen over een ontmoeting met een verdacht modern ogende zeenimf, staan naast ontroerende overpeinzingen over de herinnering en het ouder worden. Hij constateert dat het gemis van de kinderen een aangenaam gevoel is: "Ze zijn weg, maar weg als in barnsteen, omhelsd door stollend hars, het gloeiende amber. Zo vurig was het leven nooit geweest. Weg. Maar nooit voorheen zo zichtbaar als in barnsteen."

Net als allemaal net iets te dramatisch lijkt te worden, geeft De Pauw dan nog eenmaal een onverwachte draai aan het verhaal. Met zijn "laatste adem" brult hij Petula Clarks 'La nuit ne finira donc pas' uit. Ook hier weer: de plaat die maar blijft draaien.

Dit is een merkwaardig, ontroerend stuk: het lijkt wel alsof De Pauw hier in woorden en gebaren een generale repetitie van zijn eigen ouder worden en dood speelt, door in de schoenen van oude mensen, zijn voorouders te gaan staan. Hoe zal het zijn? Hoe zal je het opnemen?