Date 1998-07-08

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords opleidingstudentenpartssalvadorkatariinabodienhengartnerlesgeverseindwerksanchis

Hard labeur in de dansschool: PARTS, drie jaar later

"Wij willen samen dingen blijven doen" flappen Erna, Anna Katariina en Diana er wat lacherig uit, als we praten over hun toekomst na PARTS. Samen met vijf anderen, vier mannen en een vrouw, zijn zij de eerste lichting afgestudeerden van de dansschool die Anne Teresa De Keersmaeker vier jaar geleden in Brussel oprichtte. Hun verhaal getuigt van de diepe sporen die de opleiding nalaat.

Piepjong kan je deze eerste "lichting" niet noemen: om en bij de 24 jaar. De meesten hadden een hele voorgeschiedenis voor ze auditie deden voor PARTS. Merkwaardig genoeg niet steeds als danser. Sommigen, zoals Arco Renz of Salvador Sanchis, zijn begonnen als acteur; anderen, zoals Aimabel Schellekens of Susan Hengartner, behaalden vooraf een academische graad als ingenieur (!) of pedagoog. Diana Tomsova was dan weer lid van het Praagse Nationale Ballet en de Monica Rebcova Dance Company, een carrière die ze afbrak voor deze opleiding.

Die diversiteit betekent allerminst dat iedereen de opleiding aankan, laat staan zich zonder meer kan inschrijven. Vooraf dient elke aspirant-student auditie te doen en ook tijdens de opleiding wordt op geregelde tijdstippen geëvalueerd of je de opleiding mag voortzetten. "Dat 'Verdict' gaan aanhoren, was telkens weer een griezelig moment", herinnert Anna Katariina Saastamoinen zich. Geen eerste, tweede of x-de zit in deze school: het team van lesgevers evalueert op gezette tijden of er voldoende inzet en talent is en of de opleiding voor de student wel rendeert. Als die balans negatief uitvalt, is vertrekken de enige uitkomst.

Sommige studenten stappen voortijdig op uit eigen beweging. De cijfers spreken boekdelen: van de ruim dertig studenten die drie jaar geleden startten, blijven er slechts acht over. De redenen van vertrek zijn heel divers. Heel wat studenten kregen in de loop van hun opleiding de kans ergens aan de slag te gaan. Susan Hengartner, bijvoorbeeld, maakte de opleiding - met spijt in het hart - net niet af, omdat ze in april de kans kreeg om bij Neuer Tanz te werken. Anderen zagen de opleiding als een aanvulling op vroegere ervaringen en namen zich van bij de aanvang voor, niet meer dan een of twee jaar te volgen. Maar voor sommigen was het programma ook gewoon te zwaar, al is nagenoeg iedereen die voortijdig vertrok, nu actief als danser in een of ander gezelschap.

De PARTS-opleiding is bijzonder veeleisend. Salvador Sanchis' eerste opmerking gaat daarover: van 's ochtends negen uur tot 's avonds tien uur in het getouw zijn en dan nog voorstellingen en lezingen bijwonen en in de vrije uren extra literatuur doornemen, het strookt nauwelijks met de in academische kringen als "aanvaardbare studiebelasting" gehanteerde 1.900 uur per jaar. Zo opslorpend was dat, dat Sanchis na een jaar besloot wat verder van de school te gaan wonen, al was het maar om niet het gevoel te hebben steeds in de schaduw ervan te leven. En hij staat hierin niet alleen. Alle afgestudeerden bevestigen dat PARTS hard labeur is. "Het dansersbestaan zelf is óók een van de veeleisendste beroepen in de hele kunstsector", merkt directeur Theo Van Rompay hierbij op.

De opleiding is aanvankelijk ook uiterst verwarrend. Arco Renz vat het, bedachtzaam formulerend, zo samen: In het begin weet je niet wat je overkomt. Je wordt zonder verdere uitleg in intensieve sessies geconfronteerd met stuk voor stuk indrukwekkende figuren, die elk hun eigen waarheid lijken te hebben. En niemand die je zegt hoe je die verschillende benaderingen met elkaar moet rijmen, laat staan of ze te rijmen vallen. Het hele eerste jaar word je gewoon overdonderd met nieuwe ervaringen, waar schijnbaar maar geen lijn in komt. Ik vermoed trouwens dat enkele studenten precies daarom al in het eerste jaar afhaakten. Bij mij heeft het tot een stuk in het tweede jaar geduurd voor het inzicht begon te groeien dat elk van die leraars doorheen zijn methodes en werk een fundamentele intuïtie over dans of theater overbracht. Eens dat je vat, begin je ook een diepere samenhang te onderscheiden tussen de lesgevers. Het is niet zozeer de methode die je oppikt, als wel een benadering van wat theatermaken is. De lessen theorie zijn daar een welkome aanvulling bij. Je leert op een meer reflexieve manier overwegen wat de betekenis kan zijn in deze tijd van het live-optreden, tegenover het mediageweld."

Soms gaat het ook wel eens fout. Stefanie Bodien was bij aanvang van het derde jaar rotsvast besloten om de opleiding af te maken, maar knapte helemaal af op de theaterlessen van Jan Ritsema. Ze begreep maar niet waar hij naartoe wilde en toen ze de gelegenheid kreeg om voor De Munt te werken en zelf workshops te geven, onderbrak ze de opleiding. Achteraf met spijt: voor de voorstelling Elea:Sphingein, het eindwerk van Arco Renz, sprong zij in toen Susan Hengartner vertrok naar Düsseldorf.

Bodien studeerde eerder dans in Amsterdam en onderstreept ook nu nog het onvergelijkbare kwaliteitsverschil tussen beide opleidingen. "In Amsterdam kweken ze dansers naar het model van de bestaande ensembles. Het gaat om techniek. Wie lesgeeft, en hoe je persoonlijke ontwikkeling verloopt, is van minder belang. Bij PARTS is het net omgekeerd." Dat wordt door iedereen grif toegegeven: "PARTS is de beste opleiding die je nu in Europa kunt volgen." Met resultaat, zo blijkt. Thomas Plischke kaapte met zijn eindwerk Curtain’d with a cloudy red de Philip Morris Scholarship 1998 weg op het Internationaal Theaterschool Festival in Amsterdam, waar ook de eindwerken van Salvador Sanchis en Arco Renz erg gunstig onthaald weiden.

Wie lesgeeft bij PARTS, behoort zonder uitzondering tot de top in zijn vak. De danspedagogen hebben hun sporen verdiend bij de grootste choreografen van dit ogenblik: Pina Bausch, Trisha Brown, William Forsythe en uiteraard Anne Teresa De Keersmaeker. Een tegendraadse, maar invloedrijke regisseur als Jan Ritsema verzorgt een workshop theater. Levende legende Fernand Schirren legt de basis voor de vorming met een ogenschijnlijk eenvoudige, maar in wezen uiterst veeleisende lessenreeks ritmiek. En dan is er natuurlijk ook de inbreng van Rosas, het gezelschap van De Keersmaeker zelf, met onder meer lessen "Rosas-repertoire". Ook voor aanvullende vakken als filosofie werden toonaangevende academici als Bart Verschaffel, Lieven De Cauter, Dirk Lauwaert of Rudi Laermans aangesproken. De antropoloog David Le Breton vormt voor de studenten een aangenaam tegengewicht tegenover deze groep denkers.

Zowel uit de objectieve facts and figures over de opleiding als uit de verhalen en herinneringen van de studenten blijkt duidelijk dat PARTS een bijzonder pedagogisch concept hanteert, dat in deze tijden van leerplannen en -doelstellingen zo goed als vergeten lijkt, maar in wezen zo oud als de straat is. PARTS draait, zo blijkt, om de persoonlijke confron- tatie van een leraar met een leerling, en die interactie, veeleer dan een vooropgesteld einddoel, vormt de inzet en de grondslag van het leerproces. Je haalt eruit wat je er zelf insteekt.

Omdat de school als een privé-school begonnen is, is er uiteraard een stevige kostprijs verbonden aan de opleiding. Steun van Rosas, De Munt en de Vlaamse Gemeenschap lieten de kostprijs niet oplopen tot het huizenhoge peil van toonaangevende Amerikaanse scholen en universiteiten. Maar voor veel studenten blijft het een harde dobber. Erna Omarsdottir bedenkt met enige angst dat ze voor deze opleiding een studielening aanging, en dat het allerminst vanzelfsprekend is dat ze binnen twee jaar in staat zal zijn die terug te betalen. Zo riant zijn de perspectieven voor jonge choreografen en dansers nu ook weer niet.

Aan de hoge eisen die de school aan aspirant-studenten stelt, is ook een positieve keerzijde: eens dat je "uitverkoren" bent, doet de school heel wat moeite om beurzen en andere financieringsbronnen aan te boren. De studenten krijgen ook veel praktische ondersteuning bij de rompslomp die gepaard gaat met de trek naar Brussel. Het engagement is wederzijds.

De kroon op de opleiding is het eindwerk dat de studenten in het laatste jaar kunnen maken. Merkwaardig is dat geen van de vier vrouwelijke afstuderenden dat deed, de vier mannen daarentegen zonder uitzondering wel. "Het was al een belangrijke ervaring om mee te werken met Salvador", legt Anna Katariina uit. "Het kenmerkt de opleiding dat je als danser een uitgesproken eigen inbreng hebt, en niet zomaar de uitvoerder bent van wat de choreograaf opdraagt. Zo bleef er niet veel tijd over. En ik had ook niet echt die behoefte. Ik ben de hele ervaring van deze opleiding nog aan het verwerken, en dat zal zich, hoop ik, wel op het goede moment veruiterlijken." En bij die bedenking sluiten Erna Omarsdottir, Diana Tomsova en Julia Sugranyes zich min of meer aan.

Een ding blijken alle studenten wat te betreuren: de opleiding werd in de loop van de drie jaar heel wat minder avontuurlijk. Niet alleen wist niemand van deze groep wat de opleiding precies waard zou zijn: het was voor lesgevers en studenten een stap in het onbekende. Het lessenschema was nog niet volledig uitgebouwd en de zaleninfrastructuur was pas klaar in de loop van het eerste jaar. Dat leidde tot heel wat locatiewisselingen. "In het huidige gebouw was er aanvankelijk nog geen verwarming. Er was wel gratis warme drank om de kou te bestrijden", herinnert Kosmas Kosmopoulos zich meesmuilend. "Die lichte anarchie evolueerde echter snel naar een schoolser, strikt opgebouwd lessenschema, met meer regels en verplichtingen. De leerlingen nu zijn meestal ook iets jonger dan bij de eerste lichting". Hoewel dat onvermijdelijk lijkt, wordt blijkbaar met heimwee teruggedacht aan de eerste barre dagen. Oud-strijderssentiment?

Over nog een ding zijn de studenten het roerend eens: Brussel is fantastisch! Stefanie Bodien: "Amsterdam is wel mooi, maar op de wijze van een museum. Hier kun je echter dingen ontdekken en er gebeurt zo ontzettend veel, er zijn heel intensieve contacten op alle gebied." Zonder uitzondering zouden deze acht mensen dan ook het liefst Brussel als uitvalsbasis voor hun toekomstige artistieke carrière willen behouden. Een liefde voor onze hoofdstad, waar we als querulante Belgen een puntje aan kunnen zuigen.