Reünie van oude Nederlandse toneelvrienden
Van onze medewerker LEUVEN -- Onder de noemer De Toneelfabriek strijkt Toneelgroep Amsterdam met veertien producties neer in Leuven. Daaronder Hedda Hedda, een voorstelling waarvoor Maatschappij Discordia als gast werd gevraagd. Het oude Discordia verrees voor de gelegenheid uit zijn as.
Maatschappij Discordia was al een vaste gast in het Stuc toen Titus Muizelaar er deel van uitmaakte en Gerardjan Rijnders artistiek leider was in Eindhoven. De twee leiden nu Toneelgroep Amsterdam (TA) en vroegen aan Discordia om mee te werken aan Hedda Hedda. Grappig genoeg werd de snerende bijnaam "De Toneelfabriek" bedacht door Discordiaman Jan Joris Lamers. Hij doelde er mee op de grootschaligheid van Toneelgroep Amsterdam.
Het routineuze spel en de voorspelbare regiekeuzes waar Lamers op doelde, zijn in dit stuk in elk geval afwezig. Er is, ten eerste, geen vaste verbinding tussen een acteur en een personage. Op twee uitzonderingen na: Gerardjan Rijnders speelt steeds de toneelschoolstudente Anke, die in de afstudeervoorstelling van Ibsens Hedda Gabler de rol van Hedda speelt. Titus Muizelaar blijft in de rol van schooldirecteur en is dus de ultieme rechter over de toekomst van de studenten.
Van de onafhankelijkheid van de Hedda in het stuk steekt die Anke wel heel weinig op: ze bestaat alleen bij gratie van de aandacht van anderen. Die hysterische trek voert tot eindeloze kapsones. Als ultieme zet in het hengelen naar aandacht weigert ze om op de slotvoorstelling de bühne op te gaan. Tot een medestudent haar wijsmaakt dat regisseur "Tchefke uit het Zuiden" (een verwijzing naar Ivo Van Hove?) die avond speciaal voor haar komt: de aandacht van de ene blijkt meer waard dan die van de ander.
Hedda Hedda hangt een ronduit sarcastisch beeld op van toneelschoolstudenten. Zo is er de inwisselbaarheid van de personages: om de gebeurtenissen te volgen maakt het echt niet veel uit wie wat vertelt, wie gay of straight, man of vrouw is. De meningen van deze studenten zijn vederlicht, hun kennis van het vak is vaak onbestaande. Waar het op aankomt is, in fine, zo snel mogelijk een vaste plaats te verwerven bij een gezelschap.
Hun gezagsgetrouwheid is vooral absoluut (André/Muizelaar blijft bij zijn rol) omdat ze gewoon niet in staat zijn een samenhangende kritische gedachte over het oordeel van anderen te formuleren. Vanuit het standpunt van Hedda/Anke is de voortdurende rolwisseling onder de acteurs ook een aanduiding voor haar volstrekte onverschilligheid voor wie ze voor zich heeft.
Een running gag in het stuk is de student die broedt op Torquato Tasso van Goethe ("Tasso, welk merk is dat?" vraagt zijn collega). Zijn troostende woorden voor Anke/Hedda, als ze het bedrog doorheeft (Tchefke zit in Amerika), zijn niets meer dan een citaat uit dat stuk.
Het hoofd van toneelstudenten: bij Rijnders lijkt het een rariteitenkabinet waar slecht begrepen teksten slordig opgeslagen zijn. Te pas en te onpas wordt er een zin uit opgeduikeld, alleen om een goed figuur te slaan. Achter de venijnige komedie over het toneelmilieu duikt zo de onmogelijkheid van communicatie, een thema uit Rijnders' eerder literair werk weer op. Pieter T'JONCK