Date 1999-05-07

Publication De Standaard

Performance(s) April S.a.i.d./ deel 1: Comment ça va

Artist(s) Ritsema, JanDe Bosschere, Sara

Company / Organization

Keywords bosschereprincipiëletheatraliteitacteursradicaliteitsaraopenheidmorsdoodingedruktgeheroïseerd

Ritsema stevent af op eindpunt

Ritsema stevent af op eindpunt

Van onze medewerker BRUSSEL -- Als je ervan uitgaat dat theater morsdood is, dat theatraliteit tegengesteld is aan waarachtigheid of de mogelijkheid in de weg staat dat er "iets gebeurt", wat staat er je dan als theatermaker nog te doen? Het enige wat overblijft is de fysieke aanwezigheid van acteurs op scène.

April S.a.i.d./deel 1: Comment ça va van Jan Ritsema en Sara De Bosschere werd vanuit die radicale keuze gemaakt: geen verhaal, geen decor, geen tekst, alleen twee acteurs op scène.

De radicaliteit van de keuze wordt echter niet geheroïseerd. Geen star-ogende, stilzwijgende acteurs of andere pseudo avant-garde hier. Dat soort goedkope theatraliteit wordt nadrukkelijk geweerd. Er is enkel een gesprek tussen twee acteurs: dat begint als een onbestemde gedachtewisseling over de onbetrouwbaarheid van taal om de werkelijkheid recht te doen.

Het verloopt met horten en stoten en eindigt nagenoeg als een monoloog van De Bosschere: Ritsema doet dan zijn mond nog nauwelijks open. Hij plaatst af en toe een danspasje en kijkt gnuivend of nors van onder zijn wenkbrauwen toe hoe De Bosschere in haar eigen woorden en redeneringen vastloopt.

Dit stuk is erg desoriënterend. Je weet immers werkelijk niet welk statuut de teksten of de bewegingen van de acteurs hebben. Spelen ze iets of niet? Zijn er afspraken gemaakt of niet? is de ontreddering van Sara De Bosschere gemeend of gespeeld? Het valt gewoon niet te achterhalen.

Net zo min als er een samenhang te ontdekken valt tussen de televisiebeelden, de klankfragmenten van radio of cd-spelers op scène. Met andere woorden, Ritsema en De Bosschere geven ons geen "beelden", geen afgelijnde, gecomponeerde voorstelling waaruit we iets kunnen leren of begrijpen. Integendeel, ze saboteren elke mogelijkheid om een aflijning te zien. Ze geven ons alleen hun momentane, niet eens hun diepste, zelf. Met alle twijfels, vragen en emoties die zich op dat ogenblik aandienen.

Er zijn maar twee duidelijke spelregels. Een: theatraliteit, zelfs in zijn meest doordeweekse vorm, wordt genadeloos de kop ingedrukt. Twee: het stuk duurt anderhalf uur.

Binnen de evolutie van het theaterwerk van Jan Ritsema is deze voorstelling een logisch eindpunt. Het enige wat hierna nog mogelijk lijkt is een voortdurende herhaling van hetzelfde experiment, iets wat in de voetnoot "Deel 1" van de titel van het werk al aangekondigd wordt.

Je krijgt werk dat een principiële openheid betracht. Het wil niets herleiden tot een hiërarchisch verband, wil juist wisselende verbanden en onverkende mogelijkheden openlaten. Het wil niet inspelen op verwachtingen, noch van acteurs, noch van publiek. Desondanks en ten slotte wil dit werk deze ervaring van een totale openheid toch delen met een publiek. Publiek dat vooralsnog vaak licht verbijsterd en soms hogelijk geïrriteerd of ronduit kwaad reageerde.

Toch intrigeerde deze avond mij behoorlijk. Misschien omdat de durf en de radicaliteit van deze demarche verbijstert. Maar misschien ook omdat de wijze waarop het "stuk" zich "ontwikkelt" een aantal inzichten van Ritsema, zoals de principiële gelijkheid tussen deelnemers aan het stuk, ontwricht.

Door het grote leeftijdsverschil tussen Ritsema, van huis uit regisseur, en De Bosschere, zou zij zijn dochter kunnen zijn. In elk geval domineert Ritsema dit stuk, misschien onbedoeld, maar wel duidelijk. Zij het vooral door geen repliek te geven, door geen rol op te nemen waartegen De Bosschere zou kunnen reageren. Daardoor is er een vader-dochterspanning en die introduceert toch weer dramatiek, al werd die zo grondig mogelijk weggewied. Pieter T'JONCK

Tot 15 mei in de Kaaitheaterstudio's, 02-201.59.59.