Het publiek overdonderd
Het publiek overdonderd
Men in Tribulation
de Bottelarij Brussel
Bruno Beltrao
Les Tanneurs Brussel
(tijd) - Hoe raakt het theater de kijker? De twintigste eeuw probeerde vele strategieën uit, maar niet alle formules werken nog, blijkt op dit KunstenFESTIVALdesArts. Kunstenaars als Bataille, Pasolini of Artaud verkenden in de twintigste eeuw, vanuit een onbehagen in de burgerlijke cultuur, de randen van het menselijke bevattingsvermogen. Door hun excessen botsten deze oeuvres op verontwaardiging en verbod. Toch bleven ze als een boze genius ons denken bestoken. Zo werd Artaud een sleutelfiguur voor het theater. Hij zag theater niet als een spiegel van het publiek, maar als een middel om de ervaringshorizon van de kijker open te breken. Zelf kon hij deze gedachte nooit naar het podium te vertalen. Anderen lukte dat wel met een ritueel theater dat in zijn rationele onbevattelijkheid een diepere werkelijkheid liet doorschemeren.
Daar knelt ook het schoentje. Dat ritueel theater overdondert de toeschouwer door extreme handelingen waarbij de grens tussen podium en publiek opgeheven wordt. Het trekt het publiek hardhandig de grens naar een onnoembare werkelijkheid over. Maar het ontbreekt daarbij vaak aan zelfs maar een bescheiden reflectie over wat dat aan de ontvangstzijde van het spektakel oplevert. Wellicht wordt de toeschouwer wel uit zijn lood geslagen door de bewustzijnsomvang van de artiest. Maar koppelt hij daar werkelijke consequenties aan vast, of troost hij zich met de gedachte dat er dan toch iemand is die weet waar het uiteindelijk allemaal over gaat?
Wie iets meer theatergeschiedenis achter de kiezen heeft, ziet bovendien dat steeds dezelfde effecten uit de kast worden gehaald. In dat bedje is 'Men in Tribulation', de opera van Eric Sleichim op libretto van Jan Fabre ziek. Hoogst indrukwekkend is het zeker: de ontregelde dictie en zang van Phil Minton, de litanie van Viviane De Muynck, de etherische zang van Hagen Matzeit, de elektronische klanken en het vervormde saxofoonspel van Bl!ndman en de arena van B-architecten. Je komt ogen en oren te kort. Desondanks blijf je aan de rand van het gebeuren hangen. Of ben je zo afgestompt geraakt?
Dan is een op het eerste gezicht triviale danskunst als de hiphop van de Braziliaan Bruno Beltrao veel indringender. Op het eerste gezicht is de solo 'Solo', gedanst door Eduardo Hermanson, een zoveelste hanige demonstratie van de behendigheid van de danser. Terwijl hij van lichtvlak naar lichtvlak springt met zijn grillige, hoekige bokkensprongen, volg je via een hoofdtelefoon een monoloog van deze jongen in een restaurantkeuken. Zijn stuntelige taal vol schuttingwoorden verbergt onder veel machismo hoe weinig vat deze jongen in woorden op zijn omgeving heeft. De dans daarentegen schijnt haarscherp te registreren wat er aan de hand is. Bij het slot geeft ze zelfs pantomimisch een obsceen verhaaltje weer dat door zijn hoofd spookt. Groot is dan ook zijn verbazing als hij hoort dat zijn woorden ook de soundtrack van zijn dans geworden zijn.
Pieter T'JONCK