Date 2005-01-19

Publication De Tijd

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords dansrevolutiecagevernieuwerscunninghamsgrahampraktischemakertheaterjasperjohnsbasispremissen

Merce Cunningham tekent voor pragmatische dansrevolutie: ANALYSE | Amerikaanse choreograaf vier dagen te gast in Antwerpse deSingel

Merce Cunningham tekent voor pragmatische dansrevolutie

ANALYSE | Amerikaanse choreograaf vier dagen te gast in Antwerpse deSingel

(tijd) - Grote vernieuwers in de kunst is vaak een triest lot beschoren: nog tijdens hun leven wordt de betekenis van hun werk vernauwd tot enkele gemeenplaatsen. Dat overkwam ook de Amerikaanse choreograaf Merce Cunningham. Een dubbelvoorstelling met telkens drie korte stukken in deSingel laat toe om andermaal kennis te maken met de rijkdom van het werk zelf.

Ondanks de aura van diepzinnigheid die het werk omgeeft, komt aan Cunninghams werk niet veel theorie te pas. Hij is in de eerste plaats een 'maker' die de wetten van het theater tot in de toppen van zijn tenen beheerst. Op een persconferentie, enkele jaren geleden, vertelde hij een anekdote over zijn jeugd die hem ten voeten uit tekent. Als prille tiener nam hij deel aan een theatervoorstelling. Vlak voor het opgaan merkte hij dat er geen schmink meer voorhanden was om zijn kaken bij te kleuren. De regisseur van dienst loste dat in een handomdraai op: ze kneep hem stevig in elke kaak, tot die rood kleurde. Die les vergat Cunningham nooit: theater is een praktische kunst, je moet roeien met de riemen die je hebt. Maar ook: in het theater zijn er geen regels. Als er maar magie is.

Veel van Cunninghams radicale vernieuwingen kwamen dan ook, volgens David Vaughan in zijn boek 'Cage, Cunningham, Johns - dancers on a plane', op een pragmatische manier tot stand. Toen hij in 1952 een werk creëerde op 'Symphonie pour un homme seul' van Pierre Schaeffer beschikte hij niet over voldoende getrainde dansers. Om de beschikbare dansers ten volle in te kunnen zetten, besloot hij ook 'gewone' bewegingen als materiaal te gebruiken. Die simpele beslissing had bij latere generaties dansers verstrekkende gevolgen. Het lijkt alsof Cunningham al vroeg in zijn carrière tot de slotsom kwam dat verhaal en inhoud er in het theater niet wezenlijk toe doen. Theater gaat voor hem in essentie vooral over theater zelf. En welke theatervorm drukt dat beter uit dan dans, eens ze ontdaan is van overbodige ballast als een verhaal of een dwingende 'score'? Cunningham begon zijn studie inderdaad als acteur, vooraleer hij naar dans overschakelde. Niet omdat hij geen talent had als acteur, wel integendeel. Toen hij in het begin van zijn loopbaan in het gezelschap van Martha Graham danste, imponeerde hij iedereen met zijn belichaming van Grahams personages in dans. Sinds zowat twee decennia wordt de choreograaf geplaagd door pijnlijke gewrichtsaandoeningen, maar toch verschijnt hij nog af en toe op het podium, tussen zijn atletische dansers. En ook nu nog valt zijn ongewone présence en beheersing op - hoe kreupel hij ook is. Zonder dat gevoel voor theatraliteit voor sterke beelden ooit te verliezen, keerde Cunningham het expressionisme van Graham de rug toe. Hij koos voor een abstracte danstaal. Een van de basispremissen van Cunningham luidt dat dans niets meer, maar ook niets minder is dan beweging in tijd en ruimte. Die stelling klinkt nu haast vanzelfsprekend, maar was dat in de vroege jaren 40, toen hij zijn eerste eigen werk begon te maken, allerminst. De opvatting vertoont echter een verbazende overeenkomst met het denken van John Cage, die muziek in de eerste plaats opvatte als 'klank'. Cage was trouwens een levenslange vriend en 'compagnon de route' van Cunningham. Hij is ook duidelijk een geestverwant van de vernieuwers van de Amerikaanse kunst na 1945 die schilderkunst als verf en kleur op een plat vlak definieerden. Schilders als Robert Rauschenberg of JasperJohns leverden dan ook vaak de scenografie voor zijn werk.

Door zijn samenwerking met kunstenaars en muzikanten ontwikkelde Cunningham zijn basisstelling in de loop der jaren tot een complete, revolutionaire esthetica van de dans. Voor hem is bijvoorbeeld elk punt van het podium even belangrijk. Bij hem geen tegenstelling tussen voor en achter, midden en zijkant. Het verleent zijn werk een wonderlijke, vloeibare kwaliteit die schril afsteekt tegen de strakke composities van het ballet. Cunningham 'vindt' ook niets uit: toevalsprocédés en praktische omstandigheden bepalen de samenstelling van zijn werk. Wat de bewegingstaal betreft: geen enkele beweging is a priori uitgesloten, al ontwikkelde zijn smaak zich in de richting van steeds virtuozere en snellere bewegingen en onorthodoxe, zelfs ongeziene combinaties van lichaamsdelen. Tenslotte, in zijn werk staan muziek, scenografie, kostuums en beweging steeds als onafhankelijke grootheden naast elkaar. Ze kunnen op hun eigen mérites beoordeeld worden, al beïnvloedt hun onderlinge nabijheid onmiskenbaar de waarneming ervan. Maar, zoals Duchamp al zei: het is de kijker die het werk in zijn hoofd voltooit. Dat hoeft de maker niet te doen.

Pieter T'JONCK

Cunningham programma 1: Suite for Five (1956-1958), Native Green (1985), Split Sides (2003) op wo 19 en do 20 jan om 20u.

Cunningham programma 2: 'Pond Way' (1998), 'Views on Stage' (2004), 'Fluid Canvas' (2002) op vr 21 en za 22 jan om 20u.

Telkens in Rode Zaal deSingel Antwerpen. Inlichtingen: 03/248.28.28 of www.desingel.be