Walter Vanderswaelmen en Jaak van Schoor

Verdikt tegen Hugo Claus' 'Tijl II'

geen zelfkritiek voor Vlaanderen

Toen ik op 26 februari een interview had met Hugo Claus over zijn stuk TIJL II (of TAND OM TAND) was de verhouding tussen de auteur en KNS-direkteur Bert Van Kerkhoven wel gespannen maar de voorstelling van Tijl II bleek toch vast te staan. Verrassend was dan ook het radiobericht dat de volgende dag de beslissing van Bert Van Kerkhoven om het stuk toch te annuleren, meedeelde. Hugo Claus heeft i.v.m. de inhoud van zijn stuk en het verbod enkele vragen beantwoord.

W. K : Hoe is deze tweede bewerking vak Tijl Uilenspiegel ontstaan en gegroeid?

H. C: Deze tweede bewerking heeft geen enkel verband met de eerste die ik in opdracht van de Leidse universiteit maakte. Mijn eerste bewerking beviel me helemaal niet omdat er geen sprake was van een komplete kreatieve dramatische transpositie van De Costers boek, ik wilde een hedendaagse Tijl. Daarom maakte ik ongeveer drie jaar geleden een tweede bewerking die ik aan de KVS en de KNS aanbood.

W. V.: Niet in Gent?

H. C: Nee omdat ik toen nog het kinderachtige idee had dat mijn stukken in Gent niet moesten gespeeld worden. Vic De Ruyter had er wel zin in, maar hij wilde het stuk kreëren ter gelegenheid van de 11 juli-viering en daarmee bleken zijn superieuren het niet eens te zijn. Van Kerkhoven daarentegen vond het stuk helemaal niet goed. De regisseurs Walter Tillemans en Lode Verstraete, die de tekst ook hadden gelezen, drongen echter aan zodat V.K. uiteindelijk toestemde op voorwaarde dat de voorstelling niet opgedrongen werd aan de abonnees. Het ministerie gaf een speciale toelage en het stuk zou buiten het normale repertoire gekreëerd worden met telkens zes voorstellingen te Antwerpen, Gent en Brussel. De speciale toelage vind ik niet bepaald een gunstige maatregel. Het is een manier waarop het aangevallen establishment zich als grootmoedig en breeddenkend laat doorgaan ('hij valt ons aan, maar kijk eens hoe goed we hem toch maar verzorgen') en bovendien vind ik dat een schouwburg voor een nieuw Vlaams stuk evenveel risiko's moet durven nemen als voor om het even welk ander stuk. Tenslotte komt die speciale toelage alleen de schouwburg ten goede, de auteur heeft er niks aan. De volgende twee jaar heb ik het stuk voortdurend bijgewerkt, er elementen aan toegevoegd, het aktueler gemaakt. Misschien dacht V.K. dat ik het literair appetijtelijker zon maken, maar dat bleek niet het geval, want toen hij de bijgewerkte versie in handen kreeg, werd zijn houding terug afwijzend. Op dat ogenblik kreeg journalist en toneelauteur Piet Sterckx lucht van de zaak en nam kontakt op met o.a. Tillemans. Hij vernam dat het stuk niet zou gespeeld worden omdat V.K. meende dat in de tekst teveel skatologische woorden i.v.m. politiek voorkwamen. Sterckx publiceerde een artikel dat kwaad bloed zette bij V.K. die mij uitnodigde voor een gesprek met 32 diskussiepunten. Het is wel zo dat de geestigheid in het stuk vrij brutaal en zelfs plat is omdat dat nu eenmaal zo in de algemene opzet van het stuk past, maar de objekties van V.K. sloegen bijna uitsluitend op het schrappen of vervangen van bekende namen, zodat zijn bedoeling duidelijk werd: als politiek intendant trachtte hij natuurlijk de scherpe kanten af te ronden. Toen ik op de afgesproken dag in de KNS arriveerde, deelde V.K. mij mee dat er geen sprake was van een gesprek. Hij las een verklaring voor waarin stond dat hij geen censor wilde zijn en dat het stuk tot de laatste komma zou gespeeld worden. Alsof ik ooit een stuk van mij heb laten opvoeren waarvoor ik niet de volledige verantwoordelijkheid zou hebben genomen. V.K. zou zich alleen nog met het beheer van het budget bezighouden wat hij dan ook zeer sekuur deed. Ik zal gedurende drie weken in Antwerpen verblijven om de repetities bij te wonen. V.K. weigerde mij voor mijn medewerking aan de repetities een honorarium uit te keren, waarop ik verder ook niet heb aangedrongen. Wel vroeg ik de vergoeding van mijn verblijfkosten, maar ook dat werd afgewezen. Ik mocht echter wel zoveel repetities meemaken als ik zelf wou. Een bepaald onverkwikkelijke geschiedenis als je daarbij bedenkt dat de voorstellingen in Vlaanderen mij ongeveer 18.000 fr. zullen opbrengen (18 voorstellingen, auteursrechten ongeveer 1,000 fr. per voorstelling) voor een stuk waaraan ik tenslotte toch ruim zes maanden gewerkt heb.

W.V.: Tijl II is direkt geïnspireerd op de Belgische realiteit. Welke problemen behandelt u specifiek in dit stuk?

H.C.: Ik laat het gebeuren plaatsgrijpen over ongeveer dertig jaar. Vlaanderen is op dat ogenblik een onafhankelijke staat. Het centrale tema is de regeringsvorm die Vlaanderen aangenomen heeft en waarvoor reeds nu voldoende aanwijzingen bestaan in het aan de gang zijnde versmeltingsproces van de kristelijke en socialistische politieke strekkingen. In mijn stuk noem ik die regeringsvorm het 'kristelijk socialisme' met een sterke rechtse tendens. Het is geen duidelijk autoritair regime, de bedoeling is niet het gelijk te schakelen met fascisme, maar wel bestaat er een herkenbare alliantie tussen fascistoïde vormen en een sterk doorgevoerde mentale en konsumptieve eksploitatie. Ook nu reeds is het opzettelijk misbruik van historische kontekst en de emblemen die daarvoor instaan duidelijk. Men tracht de mens uit zijn vervreemding los te maken door terug te grijpen naar het verleden, de middeleeuwen, de Vlaamse erfenis om zodoende artificieel een kollektieve misleidende betrokkenheid bij een ideaal tot stand te brengen. In mijn stuk toon ik aan - en enkele tonelen in dit verband kunnen schokkend zijn - dat de emblemen van de Vlaamse geschiedenis uitsluitend dienen om stofwolken te maken boven belangen en machtskoncentraties, dat de emblemen in handen zijn van profiteurs. Deze situaties worden in het spel geamplifieerd en groter gemaakt om de fatale duidelijkheid onvermijdelijk te maken.

W. V.: Welke betekenis heeft Tijl als mens in het stuk?

H.C.: Tijl is in mijn stuk een popzanger. Aanvankelijk is hij een levensgenieter die gewoon alles zijn gangetje laat gaan. Naarmate echter de druk van de omgeving, de maatschappij sterker wordt, gaat hij zelf ook speels aanvallen zonder echter stelling te nemen. Zijn liedjes worden agressiever. Wanneer zijn vader (net zoals in het boek van De Goster) gemarteld wordt en sterft, verandert zijn houding helemaal. Hij wordt een revolté die echter door zijn lyrisch en emotioneel temperament niet goed weet hoe hij konkreet te keer moet gaan. Hij sluit aan bij een klandestiene groep revolutionairen die de weg naar de machtsovername koud beredeneerd opbouwen. Door zijn emotionele ingesteldheid, die onmiddellijke aktie vergt, kan Tijl ook in dat milieu niet aarden. Voor hem telt niet zozeer de maatschappelijke verbetering die in het vooruitzicht wordt gesteld, als wel de situatie van de mens die NU leeft.

W. V.: De verhelderende werkzaamheid van dergelijk stuk is van essentieel belang. De laatste halve eeuw zijn verschillende metoden uitgewerkt om die werkzaamheid te aktiveren (Brechts didaktische 'Verfremdung', het mytisch-ritueel gebruik van archetypen door Groiowski, Artaud's 'teater van de wreedheid', enz..) Hebt u in uw stuk elementen aangebracht die - vanuit uw ervaring als regisseur - de Werkzaamheid kunnen aktiveren?

H. C.: Mijn stuk is natuurlijk een hypotese. Ik zeg niet dat de toestand in Vlaanderen over dertig jaar er onvermijdelijk zo zal uitzien. Ik geef een waarschuwvende vingerwijzing en maak daarbij — voor de duidelijkheid - gebruik van fragmentarische problematiek die ik via een dramatische transpositie in het groteske duw. Het is in geen geval mijn bekommernis geweest in de tekstinterpretaties te leggen. De tekst is koel en lyrisch. Het is bijna een musical. Ik heb ook bijna geen aanwijzingen gegeven voor de regie. Ik heb ernaar gestreefd een zo groot mogelijke efficiëntie te bereiken met de bestaande middelen. Ik heb de akteurs dus geen opdracht willen opleggen die zij niet aankunnen. Ik heb zoveel mogelijk vermeden de kloof te vergroten tussen de wensdromen van een auteur en het konkrete resultaat dat een scenische realisatie met de voorhanden zijnde middelen kan opleveren. Wat ik wil is duidelijkheid en leesbaarheid in het getoonde. Het spreekt dus vanzelf dat ik geen eksperimentele laag heb aangebracht om de verstaanbaarheid te verdoezelen. Waar het eigenlijk om gaat is het feit dat dergelijk revolutionair stuk door een revolutionaire troep moet gespeeld worden en zolang die bij ons niet bestaat moet die ingevuld worden door een bestaand gezelschap, in dit geval de KNS.

Op 27 februari had ik nog een telefonisch onderhoud met Hugo Claus over de annulatie van zijn stuk.

H. C.: Vanmorgen kreeg ik een brief van Van Kerkhoven waarin hij me meedeelde dat mijn stuk definitief werd geschrapt.

W. V.: Er is sprake vaneen beledigende brief van u aan V.K.?

H. C: Mijn brief is zeker niet beledigender dan de zijne. Wij hebben inderdaad een tamelijk vinnige briefwisseling gevoerd i.v.m. zijn bemoeiingen omtrent vorm en inhoud van mijn stuk. Het blijkt nu dat hij deze briefwisseling als aanleiding gebruikt om mijn stuk te schrappen. V.K. gaat wel tamelijk ver zijn bevoegdheid te buiten wanneer hij zijn positie als direkteur van een schouwburg gebruikt om een persoonlijke rankune te beslechten.

W.V.: Laat u het nu in Nederland opvoeren?

H.C.: Het kon reeds twee jaar geleden in Nederland zijn opgevoerd. Ik heb daarvoor trouwens reeds mijn honorarium ontvangen. Ik wilde het echter eerst in Vlaanderen laten spelen aangezien het toch specifiek over Belgische toestanden handelt. Ik laat het nu in ieder geval in Nederland opvoeren. Ik ben niet van plan om verder nog een opvoering af te bedelen voor mijn stuk hier in Vlaanderen. Indien Lode Verstraete (vanaf volgend seizoen opvolger van V.K.) het in het begin van het seizoen in de KNS wil programeren dan bestaat er nog een kans dat de kreatie toch in Vlaanderen doorgaat.

WALTER VANDERSWAELMEN

Het standpunt van de regisseur, Walter Tillemans wordt hier verduidelijkt.

J. v. S.: Wat is de idee van dit stuk?

W. T.: Tijl 2 is essentieel een analyse van een aantal angstwekkende tendensen. Zo o.m. de toekomstvisie van een staat die geregeerd wordt door één partij waarbij in de leiding teruggegrepen wordt naar mythologiserende begrippen die het roemrijk verleden ophemelen. Dit is nog niet noodzakelijk een fascistische gemeenschap. Claus stelt het voor alsof in Vlaanderen (federaal Vlaanderen, dat naast een federaal Wallonië en het koninkrijk Brussel bestaat) de kristen-democratie vergroeid is met het socialisme tot een kristen-socialisme dat alleen een technokratische macht wil uitbouwen en daarbij aan de werkelijke bevrijding van de mens voorbijgaat. Hij legt hierbij de klemtoon op het gemis aan respect voor de eenvoudige menselijkheid. Zijn Uilenspiegel, die hier Jan van der Molen heet, is een vurige rebel. Hij reageert als een individu dat in de klem zit. Geen wonder dat hij popzanger is: dezelfde vitaliteit van de eeuwige Tijl kan zich in zo'n figuur in de 20ste eeuw het best realiseren. Z'n enige geluk ligt in het zich uitleven. Daarbij wordt geen mythe gediend (zoals bisschop Lambermont dat doet in zijn zalvende, maar ondertussen censurerende houding), daarbij wordt ook geen partijprogramma gediend zoals bij de linientreue Markus. De structuur van dit stuk is daarin betrekkelijk eenvoudig, maar de problematiek is complex en interessant.

J. v. S.: Is dit stuk in dramatisch opzicht te verantwoorden?

W. T.: Claus' stuk is dramatisch zeer sterk, maar het moet ook gespeeld worden. In ieder geval is het een nieuw verschijnsel in de Vlaamse dramatiek. Het bijzonder positieve ervan is dat het zich actief inlaat met de spanningen in onze gemeenschap. Indien we de toelating niet krijgen om het te spelen, dan hebben we een grote kans gemist om deze nieuwe dramatiek levend te maken.

J. v.S.: Hoe lang was u reeds bezig met de voorbereiding?

W. T.: De repetities waren al een week aan de gang. Reeds vroeger waren mensen gekontrakteerd voor de muziek (o.m. Louis de Meester), voor het ontwerp van de decors, de kostuums. Hugo Claus had ook reeds een lezing van het stuk gebracht. Mijn regie was min of meer vastgelegd.

J. v. S.: Is de reactie van directeur Van Kerkhoven te verantwoorden?

W. T.: Indien de censuur te verantwoorden is. De daad van Van Kerkhoven kan alleen beschreven worden als een vorm van censuur, en bovendien een zeer persoonlijke vorm want niemand van de betrokkenen werd hieromtrent zijn mening gevraagd. De emoties van een privé-persoon hebben hier blijkbaar de bovenhand gehad op de belangen van het teater.

J.v. S.: Hoe verklaart u die reactie?

W. T.: Het weerhouden van oe programmatie van Claus' Tijl 2 is alleen naar buiten het gevolg van een persoonlijke vete; directeur Van Kerkhoven zoekt een argument om deze daad te stellen en dat is het dan geworden. In werkelijkheid gaan zijn bezwaren tegen het stuk zelf, wat hij trouwens aan Claus geschreven heeft. En het gaat hier zonder twijfel om een eerlijke opinie. Het recht om een stuk van het repertoire te nemen terwille van een persoonlijke vete kan echter nog minder verantwoord worden.

J.v.S.: Wat zijn dan de argumenten tegen dit stuk?

W. T.: Volgens mij zijn er geen en het argument van directeur Van Kerkhoven dat meer dan eens scatologische praat (letterkundige diarree) verteld wordt, houdt geen steek. Indien hij in dit argument gelooft, dan bewijst hij daarmee alleen dat hij geen juist inzicht in de tekst van Claus heeft. De woorden van Tijl reflecteren alleen een verzet tegen de gestroomlijnde dictatuur waarin wij thans leven. Claus gebruikt, om dat verzet te realiseren, een sterke, een keiharde en efficiënte taal die misschien niet beantwoordt aan de eisen van een verouderde conceptie van de bellettrie, maar die een ongemeen dramatisch vermogen bezit.

J.v.S.: Een van de verwijten (in een brief metb 32 vermelde tekortkomingen) die Van Kerkhoven aan het adres van Claus richtte in verband met dit stuk had betrekking op de vaststelling dat het stuk literair niet in orde was.

W. T.: Ik geloof niet dat directeur Van Kerkhoven de man is om daarover te oordelen. En hij gebruikt hier een argument dat bovendien sterk aan verouderde concepties over het toneel herinnert. Dit is een argument van een andere orde dan die waarin wij creatief werken. Het is er bovendien een van een andere tijd.

J. v. S.: Was Tijl 2 voor iemand kwetsend?

W. T.: Je kan in dit stuk geen enkele persoonlijke aanval ontdekken: wanneer een naam van iemand aangehaald wordt dan betekent dat nog geen belediging van die persoon.

J.V. S.: Is het voorval met Tijl 2 niet symptomatisch voor een mentaliteit in dit land?

W. T: Het gaat hier om een vervelend en een angstwekkend symptoom, dat hopelijk van overheidswege niet gevolgd wordt. Het brengt de bevestiging van het feit dat de vrijheid van de democratie waarin wij leven op gelijk welk moment door de willekeur van een met gezag bekleed individu om persoonlijke redenen kan beknot worden. Voor het teater bestaat die vrijheid er ook in dat men hier kan zien wat men elders niet mag zien. Een teater dat niet over deze vrijheid beschikt, is steriel.

J. v. S.: Hoe zag u deze realisatie in het kader van uw andere regies?

W. T.: Het ligt feitelijk volledig in de lijn van mijn regie van 'Little Murders' en het eerder gebrachte 'Mann ist Mann'. Het specifiek nieuwe bij deze voorstelling was de lichte manier van uitpakken van actuele en plaatselijke toestanden (zoals bijv. bij de show en het cabaret). Van Kerkhoven heeft die specifiek teatrale toets niet begrepen.

J. van Schoor