" De koning wil met mij niet meer praten"

Hugo Claus ontvangt ons koninklijk in zijn suite die hij met Sylvia Kristel de pas geboren filmster (Emmanuelle) betrekt in het Doelenhotel te Amsterdam. De suite heeft de afmetingen van een balzaal. Schilderijen, zijde, tapijten, Empire-meubelen, kristallen kroonluchters. Kelners serveren koffie en cognac. Claus is slank, ontspannen, alert. Zijn zwarte bontmantel fascineert Herman Selleslaghs die de belichting van de suite ideaal vindt voor tientallen foto's. Na het interview praten we informeel. Over de voorliefde van Claus om huizen te kopen als hij geen geld heeft. Over karate, dat hij op het tapijt van de suite beoefent onder de leiding van een Japanse meester. Over de koeieogen die Sylvia zal krijgen nu de tijd van de geboorte nadert. Over India en Kasjmir waar de volgende film van Sylvia zal gedraaid worden. Die avond eten we Japans in restaurant Kyo. Stokjes, saké, zachte miniatuurdienstertjes in kimono. Later, in de bar van "Americain" zakken we ongegeneerd door. Hugo Claus wordt met het uur jonger, alerter. We moeten het laatste nieuws uit Vlaanderen vertellen, we roddelen eindeloos, niemand wordt gespaard. De Vlaamse hartelijkheid wordt gedoofd door de kelners die één voor één de lichten uitdoen.

— Hugo Claus, jij die in Parijs en Amsterdam woont, maar toch een Vlaming blijft en je vroeger via scherpe uitlatingen hebt uitgesproken over je vaderland, wat is nu je opinie over België op het ogenblik dat er waarschijnlijk allerlei dingen gaan gebeuren en wat denk je in dat verband over de toekomst van het westen?

— Claus: Het is alsof je het voor de radio zegt hé, nogal plechtig... jezus! Om te beginnen vind ik het fout dat men een auteur altijd maar identificeert met een kultuurfilozoof, een politikoloog of iemand die daar allemaal verstand van heeft. Waarom zou een auteur daar meer van weten dan een arbeider, een musicus, een schilder? Ik wil mijn opinie over het westen wel weggeven in een cafee, zoals ik ook mijn opinie weg wil geven over hutsepot. Op auteurs zit een soort druk datje dat moet weten. Van auteurs wordt verwacht dat ze daar grondige opinies over hebben en als ze dat niet doen of het niet willen formuleren, dan verwijt men hen dat ze als auteur te kort schieten in hun taak. Als je een goed interview wil maken, moetje net zozeer als de geïnterviewde opinies uitspreken, anders is het éénrichtingsverkeer en dan zit jij daar en dan vraagje mij: wat vind je van de laatste mode? en dan vertel je vanalles, en daarom is het dat ik dit soort interviews niet meer geef. Ik wil wel 'n gesprek aangaan waarbij de positie van de ander, in dit geval van jou, me ook bekend is, zodat er een boeiend gesprek ontstaat waaraan we dingen kunnen toetsen. De meester-knechtverhouding, deze maskerade... dat hindert mij verschrikkelijk... daar hou ik helemaal niet van. De laatste jaren weiger ik interviews voor de krant en de televisie, precies omdat ik dat niet meer wil. Wel als het gaat over frivole onderwerpen, maar in het luchtledige wil ik niet peroreren over de ondergang van het westen, zonder dat ik te maken heb met iemand anders. Ik weet niet wat jij daarover denkt?

— Onverwacht wordt mijn opinie gevraagd. Dan zal ik ze ook geven. Ik denk dat op dit ogenblik een aanloop wordt genomen naar een moment in de geschiedenis, een soort moment van de waarheid dat voor het Westen zal inluiden. De werkelijke problemen zijn m.i. in aantocht. Eindelijk is het geen fiktie meer. Alle tekenen wijzen daarop. Het enorme is dat wij het zullen meemaken...

— Claus: Ja, goed, dat is een ekonomisch failliet wat we alleen maar kunnen toejuichen. Ik vind dat het goed is dat we weer gekonfronteerd worden met meer elementaire dingen, met "hoe leef je anders dan die zonderlinge rush naar bezit, naar opgedrongen welstand die alleen maar de vormen heeft van het meest stupide welbehagen, wat doorlopend opgefokt wordt." Het is een luxe-gevoel wat ik nu uitspreek. Maar voor het grootste aantal mensen zal het echte nood, echte pijn worden. Voor wat ons betreft, daarmee bedoel ik jij en ik, wij zitten in een zeer geprivilegieerde positie omdat, denk ik die behoeften bij ons niet zo'n deel uitmaken van ons zijn, wij hebben een soort splitsing kunnen aanbrengen in wat wij werkelijk wensen aan komfort en aan welbehagen, en wat wij eigenlijk doen uit spel. Ik ben bij voorbeeld een totaal slachtoffer van de konsumptiemaatschappij. Ik geef het ronduit toe, als de eerste de beste klootzak koop ik het laatste merk tandpasta, dat is een spel. Ik weet dat er 380 tandpasta's zijn die allemaal op dezelfde ingrediënten gebaseerd zijn, maar die anders voorgesteld worden. Ik koop alleen die het mooiste voorgesteld wordt. Omdat ik toch bij die vlottende wereld behoor, wil ik het spel graag meespelen, voor een goed stuk. Ik heb al omstandigheden gehad in m'n leven waarin dat niet het geval was, en dan kan ik mij voortreffelijk behelpen met de meest elementaire dingen. Een voorbeeld. Ik ben een tijdschriftenmaniak, dat betekent dat ik elke dinsdag Time en Newsweek koop, op maandag le Nouvel Observateur en l'Express, de Haagse Post en Vrij Nederland op woensdag, ik zeg maar wat, Esquire, de drie Vogue's, de Amerikaanse, de Franse, de Engelse en als ik hem kan krijgen, de Italiaanse, ik ben een maniak daarvan, dat betekent: ik kijk dat hooguit 4 minuten in en gooi ze dan weg. Maar als ik ergens ben waar ze niet te krijgen zijn, dan heb ik niet in het minst dat onbehaaglijke gevoel van "och god, waar blijft dat tijdschrift." Dat is een soort misplaatste luxe die ik mezelf permitteer. Maar tegelijk zal het ook duidelijk worden dat die crash niet dezelfde vorm zal tonen van de depressie waarnaar men steeds refereert, die van de jaren dertig. Alles zal met heel brutale middelen teruggebracht worden. De wensenwereld van het westen heeft de tijd gehad om zich duidelijk te verankeren in de psyche. Dat zal heel kurieuze vormen vertonen.

— Welke, denk je?

— Claus: De meest voor de hand liggende vorm - misschien dat de geschiedenis zich dan toch herhaalt - zal zijn dat men behoefte zal krijgen aan alles wat orde belooft en wat de schijn zal wekken dat men de ekonomie zal oplossen met middelen, die ook verankerd zijn in de mensen, nl. de wens klaarheid te zien in het leven. Voor de hand ligt dat mensen die dat kunnen beloven met strikte en rechtse metodes, dat die de bovenhand zullen hebben. Rechts woekert altijd in het gevoel van ressentiment en van onbehagen, althans wat de middenstand en de arbeiders betreft. Ik ben geen futuroloog of wat... Je ziet al heel veel tekenen van die verschuiving naar autoriteit en de sterke hand. Dat zie je om je heen...

— Laten we ons voor de gelegenheid beperken tot België en Nederland. Dat zijn twee samenlevingen die jij goed kent. Zie je in Nederland de kans dat er verschuiving naar rechts zou komen?

— Claus: Neen... neen... dat geloof ik niet. Omdat Nederland met al zijn uitwassen toch een socialistisch land is. En er is een traditie bij de Nederlanders van rechtvaardigheid, vrijheid en al deze mooie dingen. Die bestaan écht. Die krijgen soms kurieuze vormen die mij buitengewoon irriteren op bepaalde momenten. Men kan rustig zeggen dat de Nederlandse maatschappij zeer behoorlijk is in de zin van rechtschapen. Er zal wel korruptie zijn, maar die heeft niet die flagrante onbeschaamde vorm die wij kennen. Er is altijd een soort kontrole op dergelijke korruptie. Er is altijd een echo bij mensen die daarop waken en dat werkt vrij goed, vind ik. Er is plaats voor iedereen. Men erkent de rechten van iedereen. Dat zet men ook rechtstreeks om in ekonomische en politieke termen.

— En in België ?

— Claus: Wat ik daarnet zei. Korruptie. Dat is volgens mij de voornaamste karakteristiek van de Belgische maatschappij. Het is niet iets van steekpenningen of bouwschandalen, maar men heeft permanent het gevoel dat men leeft in een korrupte maatschappij. De neef van de burgemeester zal altijd wel een percentage afdoen van de bouwgrond die vlak bij de zijne ligt waar een autoweg komt. Dat gevoel heb ik ook als ik taartjes koop. Dat heeft ook charmante trekken - ik voel me in België beter thuis omdat ik per definitie ook korrupt ben. Ik ben helemaal geen Prinzipienreiter in dergelijke materie. Het is dichter bij mijn eigen aard. Reden temeer om je daartegen te verzetten natuurlijk... In België heb je het gevoel dat je moet sjoegelen en sjacheren, ook op kultureel gebied, op sociaal gebied, zoniet met goud, dan toch met gevoelens, met prestige. Alles wat ook maar ronduit uitkomt voor een direkt sentiment of een direkte gedachte, dat wordt vertroebeld als het in direkt kontakt komt met de maatschappij. Dat is al bij voorbaat ingekalkuleerd, dus de impulsen die je hebt, die worden al bij voorbaat, voordat je ze uitspreekt, gearrangeerd. En dat vind ik voor een staat een verwoestende toestand. Van zo'n maatschappij kan je nooit iets behoorlijks verwachten. Je blijft in dat gemodder. Er zijn voorbeelden te over.

— Over de taalkwestie zullen we het maar niet hebben...

— Claus: Dat is natuurlijk ook een onderdeel van de korruptie. Daar wordt mee gesjacherd als met steekpenningen. Vlak vóór de verkiezingen zal men wel weer een paar elementen van de taalstrijd gebruiken, en dan weer niet..

— Volg je het Baudrin-schandaal?

— Claus: Mijn informatie uit België is erg gebrekkig en ik heb er ook niet zoveel zin in. Ik ken het beest. Ik hoef zijn krullen niet te kammen.

— Een Clausiaans beeld...

- Claus: Neen; dat is van José Marti. Die zei over Amerika: "Ik ken het beest, want ik heb in zijn ingewanden gewoond" hahaha!

— Is het waar dat je na de laatste rellen rondom je toneelstuk Leopold II niet meer werd geïnviteerd om in Laken het traditionele glas te drinken met Boudewijn I?

— Claus: Ik moet zeggen dat ik op misdadig nonchalante wijze omspring met mijn post. Ik denk dat ik geen uitnodiging meer gehad heb. Mijn verhouding tot de post is... die is heel...

— Je hebt dus heel zeker nooit meer een uitnodiging gehad?

— Claus: Nee... nee...

— Dan zal er ook geen geweest zijn, want die enveloppen van het Hof zijn nogal opvallend, met opliggende druk, wapenschilden en zo...

— Claus: Vroeger was ik wel 's op zo'n party.

— En daarna niet meer?

- Claus: Nee, daarna niet meer.

— Ik meen te weten dat je stuk Leopold II daarvan de oorzaak is geweest. Hoe vind je in dit perspektiefde reaktie van het Belgische Hof?

— Claus: Dat is - ja - heel normaal, geloof ik. Je beledigt iemand. Ik beledig jouw grootvader en je hebt geen zin om te antwoorden, dan gedraag je je als een verwend kind, dan ga je nukken en je zegt: je komt er bij mij niet meer in. Een beschaafde, volwassen reaktie zou zijn: zeg, wat vertel je nu over mijn grootvader, wil je dat even verklaren. Maar ja, dat is te veel gevraagd van iemand die regelrecht van God afstamt haha!

— Ik meen dat je een bepaalde tijd heb gedweept met de revolutie, met Che Guevarra en Fidel Castro. Heb je hoop, een kleine hoop (Marcuse heeft hierover geschreven) dat er in het westen ooit revolutie zou komen. Denk je niet dat er misschien een kleine kans bestaat?

— Claus: Ik ben wat dat betreft erg pessimistisch. Dat zie ik niet zo gebeuren. Ik geloof dat de Cubaanse revolutie waarvan ik een hartstochtelijke bewonderaar was en nog ben, zeer gelieerd is aan historische en geografische faktoren. Het is iets als een tropisch kommunisme. Zeker kan men niet via dweepziek vlaggevertoon met Guevarra dat model overnemen, door wat bijna als een scheldwoord klinkt, de idealisten... Wat mijn privee-sentiment betreft, heb ik dat altijd gescheiden. Als ik een grote achting heb voor Guevarra, dan is dat in de kontekst van wat met Guba gebeurd is en met de geest die daar heerste. Hij was er een element van in de romantische zin, met alle fouten en excessen, wat soms wat al te doorzichtig voor de revolutie gebruikt werd. Ik heb het nooit als een gevoelskwestie gezien; medeleven met het martelaarschap, dat is niet één van mijn sterkste kanten. Ik ben er twee keer geweest en ik heb aan den lijve ondervonden dat er een maatschappij mogelijk is op een totaal ander model dan het onze. Nogmaals, dit kan maar alleen als voorbeeld dienen, maar je kan het niet kalkeren, je kan niet zeggen: daar lukt het... en dan zullen we maar dezelfde metodes hanteren. Ons onbehagen is veel meer verstrikt... wij hebben niet de kans om wit-zwarttegenstellingen uit te buiten. Wij hebben niet de kans om iemand te verpletteren zoals Castro dat deed. Het is onzin om te denken dat het hier kan.

— Had je geen hoop in mei 1968?

— Claus: Gek genoeg, ik was daar in Parijs. Daar had ik misschien de minste hoop van allemaal. Net als iedereen ben ik een gesplitst wezen en ik juichte toe, een grote proportie van mijn wezen was met hoop vervuld maar tegelijk werd ik gekonfronteerd met de chaos waaruit dit ontstond. Tegen de gedetermineerde chaos van de maatschappij hebben zij een andere chaos gesteld, die mijn voorkeur geniet, maar die volgens mij niet efficiënt is. Er is helaas maar één waardemeter, dat is efficiënt of niet. Als de kommunistische partij daar heel wat vuile spelletje gespeeld heeft, men had dat moeten voorkomen, men had het moeten weten, men had er iets moeten aan doen. Die hele mei-revolutie, in godsnaam, het is een voorbeeld van hoe het niet moet. Nogmaals, wij hebben nu makkelijk vertellen hoe het niet moet. Opgenomen in die toestand toen zou ik mij uiteraard geschaard hebben aan de kant van de nieuwe chaos, maar het zou noodgedwongen zijn. Als het weer voorkwam zou ik onmiddellijk 100 % mijn krachten inzetten, maar toch zou ik garanties willen omtrent het efficiënte. Het vreselijke is dat je dan dingen moet doortrekken en daarvoor hadden ze in mei 1968 noch de kaders noch de intelligentie. Het bleef bij het zeer bewonderenswaardige elan.

— Ze beschikten ook niet over het geweld om het tegen geweld mee neer te slaan...

— Claus: Zelfs al hadden ze het gehad, dan hadden ze niet geweten wat ermee aangevangen. Het is iets wat men dwars door de historie heen meemaakt, het maakt je zeer verdrietig, de Commune van 1871 in Parijs is er het meest glansrijke voorbeeld van. Met het brute geweld weet men niet wat aangevangen. De Commune... ze hebben wapens en dan aarzelen ze om de reële vijand ermee neer te schieten, in naam van het een of andere humanitaire principe... Ik heb een beetje het gevoel dat het al te makkelijk is het in dergelijke simplistische termen te stellen. Het is veel ingewikkelder dan dat. Je maakt een revolutie alleen maar als de mensen niet anders kunnen. Dat betekent: als je met je rug tegen de muur staat en je moet zeggen: nu wens ik niet langer te leven in deze omstandigheden. Dus revolteer ik in die mate dat ik alles kapot maak wat ik zie. Maar dat moet gelieerd zijn aan een geloof, een mogelijkheid dat het niet anders kan en dat hebben wij vanwege onze korruptie nu net niet. Met de rug tegen de muur denken wij nog altijd: die beul die daar aankomt met zijn machinegeweer, misschien kan ik hem wel omkopen of iets in die richting, ik zal hem kunnen vertederen. We hebben een onuitputtelijke reserve van ekskuses om het niet te doen. Waarom zouden we anders zo leven als we nu doen? We leven met bergen ekskuses. Ik zeg dat omdat ik er zelf ook bijbehoor. De machthebbers, de belanghebbenden zullen het nooit zo ver laten komen dat je met je rug tegen de muur staat, zo stom zijn ze ook weer niet. Vaak ziet men dat men de macht en de intelligentie van de belanghebbenden onderschat. Graag stelt men ze karikaturaal voor alleen maar profijt-willen-hebben dat is lang niet zo.

— Even switchen. Begint bij jou, vijfenveertigjarige; de dood geen pregnantere betekenis te krijgen dan vroeger?

— Claus: Neen. Althans het element "dood" verlaat mij niet. Ik was veel meer door de dood behekst toen ik zeventien-achttien was. Nu heb ik daar in die vorm geen last meer van. Vroeger had ik klam angstzweet bij de idee dat ik er niet meer zou zijn. Nu vind ik dat idee iets volmaakt natuurlijks. Net zozeer als ik leef. Ik denk niet: er zijn nu zoveel jaren minder. Ik vind het al welletjes. Ik heb meer dan genoeg gezien, geneukt, alles wat je je kunt bedenken. Maar ik zou het vervelend vinden. Onrechtvaardig. Want ik heb nog van alles te doen. Ik zou het een misplaatste grap vinden als ik nu neer zou storten, ik zou zeggen: dat vind ik niet fair. Ik ga niet mijn tijd op aarde laten aantasten door dat doodsgevoel. Wat dat betreft ben ik een Chinees.

— Maar er is ook wat Gombrowicz heeft genoemd "de dagelijkse aanwezigheid van de dood": de aftakeling....

— Claus: Ook daarin ben ik Chinees. Ik zie me niet aftakelen. Ik ben bijvoorbeeld in veel betere fysieke konditie dan twintig jaar geleden. Ik heb daar helemaal geen last van, nee. Aftakelen... ik zou niet weten wat. Misschien konstateren de mensen dat, die om mij heen leven, maar ik heb dat gevoel niet.

— Daarnet heb je het woord neuken gebruikt. Welke rol speelt de liefde, dus ook de fysieke nu in je leven?

— Claus: Je bedoelt hoeveel keer per dag?

— Nee, in het algemeen.

— Claus: Even denken hoor... Wat veranderd is: vroeger vereenzelvigde ik de fysieke liefde op een zeer romantische manier met een soort van totaal innemen van de andere of ingenomen worden. Een va-et-vient tussen geven en nemen. Wat dat betreft heb ik dat nu minder. Fysieke liefde is nu op de een of andere manier ontdaan van die kleur, van dat allesoverheersende gevoel: het moet alleen maar in verheviging, in exclusiviteit. Dat standpunt ben ik verlorengeraakt. Neuken neemt nog wel een heel grote plaats in... Wat ook verdwenen is, is de geldingsdrang. Vroeger moest het zo dikwijls mogelijk, zo overrompelend mogelijk. Nu hoort het meer bij het dagelijks leven. Misschien natuurlijker, ik weet het niet. Geen doel meer. Ik leef niet meer om te neuken.

— Ben je ook jaloers?

— Claus: Ja. Op fysiek gebied wel. Zeer. Wat dat betreft ben ik totaal ouderwets.

— Als je jaloers bent, is het dan iets als: in mijn eer getroffen, vernederd?

— Claus: Ik heb niet eens zin om het te analyseren. Iets hoort bij mij... Ik heb een aantal dingen in deze wereld... Ik wil ook niet dat iemand mij m'n kopje koffie uit mijn handen rukt. Dat is van mij. Maar natuurlijk, als de persoon met wie ik leef zou zeggen: ik geef de voorkeur om te neuken met meneer X, ja, dan ga ik me niet verzetten, dat is iets anders. Als dat een heel reëel gevoel is, dan is het natuurlijk onzin om scènes te maken.

— Dus ben je trouw als een valk?

— Claus: Ja. Vrij trouw, ja... Natuurlijk waren er momenten, tussen twee vrouwen in, toen er geen vrouw was om trouw te zijn. Ik ben vrij trouw van nature.

—Claus: Is "le couple" een ideaal voor je?

— Claus: Ja, ik moet dat gevoel wel hebben, ja. Misschien... le couple... is een ideaal. Als ik het héb, dit ideaal, dan vind ik dat wel goed, ja, maar ik streef er niet per se naar.

— Je lijkt nu veel rustiger dan vroeger. Maar dat eindeloze over en weer darren van Vlaanderen naar Amsterdam en Parijs en zo, hoe komt dat?

— Claus: Dat heeft te maken met een andere beslissing die ik genomen heb, een klein jaar geleden en dat is dat ik niet wil werken... Ik schrijf niet. Ik doe niets. Niet omdat ik kwasi uitgedroogd zou zijn, maar omdat ik het gevoel kreeg dat ik een tredmolen van produceren geworden was, die ik zoveel mogelijk probeerde af te wisselen met toneelstukken, gedichten, romans.. .Het werd normaal dat ik schreef... En ik wou dat gevoel verbannen. Het is niet normaal dat men schrijft. Ik wou gewoon zeggen: je moet niet ophouden als je niets meer te vertellen hebt, maar er midden in. En dat deed ik, van de ene dag op de andere, zoals ik ophoud met roken soms... Ik had wel dingen lopen, opdrachten en zo. Die heb ik teruggegeven. Het geld niet teruggestuurd natuurlijk hahaha. In ieder geval, gewoon gestopt. Nu ontdek ik dat dit me zeer goed bevalt. Vroeger dacht ik dat dit ondenkbaar was. Maar ik heb ontdekt dat dit zeer goed mogelijk is. Integendeel, ik heb tijd te kort. Ik loop door het leven zonder iets op papier te zetten.

— Wat doe je dan ?

— Claus: Ik lees. Geschiedenis. Loop op straat. Bezoek vrienden. Speel kaart. Ga naar de bioskoop. Kijk naar dat walgelijke televisietoestel. Voor ik het weet is het twee-drie uur 's nachts en ga ik met een zeer tevreden gemoed slapen hahaha. En dat was vroeger niet mogelijk. Ik moet er wel bij zeggen dat ik zo leef omdat ik weet dat ik het weer opneem op dezelfde manier waarop ik het afgehakt heb. Ik heb een datum voor ogen waarop ik weer aan het werk ga. Mijn laisser-aller wordt aanzienlijk vergemakkelijkt door die gedachte. Ik kan me niet goed voorstellen dat ik die beslissing neem zonder het vooruitzicht het werk weer op te nemen. Ik neem af en toe heel schuchter een paar notities en zo. Het is misschien reculer pour mieux sauter. Waarschijnlijk. Ook is wat ik tot nu gedaan heb zeer miniem bij wat ik zou willen doen.

— Ik ga je de datum niet vragen.

— Claus: Het is het meest kinderachtige wat er bestaat, namelijk 1 januari. Ik ben gestopt op 1 januari 1974. Binnen drie weken moet ik er weer aan. Maar ik verheug me er al op. Maar om nu rechtstreeks te antwoorden op je vraag. Dat heen en weer geslingerd worden tussen steden, altijd maar in hotels leven, dat helpt nog mijn dolce far niente. Dat zal eindigen op 1 januari.

— Ga je dan weer in Parijs wonen ?

— Claus: Neen, want we blijven hier tot Sylvia een kind krijgt. Ze krijgt een kind 13 februari kwart over drie en dan moet ze nog een maand of zo uitrusten, en daarna...

— Zal het een jongen zijn ?

— Men zegt dat het geslacht dat het hevigst in de liefde was, wint... Hahaha... Dus wordt het een prachtig meisje.

— Ja?

— Claus: Geen idee.

—Ben je niet bang om ooit' s kreatief droog te vallen?

— Claus: Ik meen dat dit geen dingen zijn waar je bang moet voor zijn of niet bang. Ben ik bang of niet om gekastreerd te worden omdat ik door het raam val? Dat kan je gebeuren natuurlijk. Maar dat is geen katastrofe. Je kunt een minieme hersenbloeding krijgen, waar de dokter geen raad mee weet en waardoor je van de ene dag op de andere impotent of heel gierig of onkreatief wordt. Ik maak me daar geen zorgen over. Dat is hetzelfde als daarstraks met de dood. Ik zou het misplaatst vinden, want ik heb nog heel wat te doen. Ik word er niet badend van het zweet wakker van, neen. Het zou zelfs mijn kreativiteit in de weg staan, geloof ik, als ik die angst heel sterk had. Het zou betekenen dat je iets coûte que coûte moet. Nu gebeurt dat niet. Ik behoor niet tot het ras schrijvers, die zoals dat gebeurde na de romantiek, zich zo vereenzelvigen met de wereld, de maatschappij of God, en die zo opgepept waren dat al wat ze zeggen of schrijver allerheiligst is dat het een keer moet gezegd worden. Die houding had ik vroeger misschien wel 's. Maar nu ben ik daar meer Chinees in geworden. Men hoeft niet te creëren, men creëert of men creëert niet. Dat opgepepte creëren, dat is mij nu wat vreemd. Wat in onze omstandigheden niet zo modieus is, men kijkt het liefst naar de geëxaspereerde kreatieveling. Die verhouding is nu zeer aan bod. Het gaat niet om wát men doet, maar om het beeld van iemand die iets doet. Dat heb ik niet. Vandaar beweeg ik mij ook op gebieden die soms niet helemaal au sérieux genomen worden. Ik kan bijvoorbeeld een komedie schrijven waarin helemaal mijn houding niet aan bod komt tegenover de Eskimo's of tegenover het uitroeien van exotische zeeleeuwen, maar gewoon een komedie zonder diepgang, Mozart deed dat ook. Dat accepteert men niet. Men wil van alles een extrakt hebben. Van een bepaalde figuur wil men dat hij bijvoorbeeld altijd een hartstochtelijke romanticus is, een soort referentiepunt. Praktisch gaat dat zelfs heel ver. Verleden jaar heb ik twee stukken geschreven en geregisseerd, Pas de Deux en Blauwblauw. In Nederland zijn die in de vrije sektor, zoals dat heet, een vrije produktie. Dan zie je dat de critici heel anders reageren dan dat je ergens in een schouwburg zou zijn of in een experimenteel teater. Bij voorbaat is een vrije produktie niet zo serieus. Dat associeert men met een gewoon avondje uit. Die vooringenomenheid is zo groot dat bijvoorbeeld Vrij Nederland, Koolhaas niet naar zo'n stuk komt kijken. Als datzelfde stuk in een schouwburg zou gaan met slechtere akteurs en een slechtere regie, dan zit ie op de vijfde rij. Dat is stom natuurlijk. Zij houden de myte van de schrijver in ere. Een schrijver daarentegen heeft bijna de plicht zich op zoveel mogelijk terreinen te bewegen. Iemand als Anthierens in Knack beschouw ik als een veel grotere schrijver dan het gros van de mensen die bij de Bezige Bij hun romans afleveren. Ik zeg dat niet omdat je voor Knack bent gekomen. Ik zou hetzelfde kunnen zeggen van bepaalde teksten van Nico Scheepmaker. Dat is zo goed van drukking en het taalfenomeen is daar zo precies behandeld. Dat prefereer ik zonder aarzelen boven het huis-, keuken-, en tuinwerk wat o.a. de Bezige Bij aflevert op geregelde tijden.

—Tijdens dit gesprek is het woord "Chinees" al enkele keren gevallen.

— Claus: Dat is om te vergemakkelijken wat ik bedoel. Ik vind Chinese keuken voortreffelijk, ik heb een nostalgie naar bepaalde staatsvormen en historische omstandigheden, die belichaamd worden in de Chinese kultuur. Dit vind ik een model.

—Is het "Oosters denken" of "Oosters voelen" wat je bedoelt?

- Claus: Neen, want Koreaans en Japans is ook Oosters. Dat zijn zeer extreme vormen. En ik ben bijvoorbeeld helemaal geen Japanner.

— Heeft het dan iets met Zen te maken?

— Claus: Neen, ook niet. Zen is mooi zoals ik Caravaggio mooi vind. Het is niet mijn wereld. Ik vind de Westerse adaptatie van Zen die ik om me heen zie vreselijk. Daar heb ik niets mee te maken. De onthechting, dat is niet mijn sterkste kant. Ik ben hereditair bepaald van vóór de Middeleeuwen door zo'n groot aantal mensen, die van onthechting nooit gehoord hebben, dat het niet zo maar organisch bij mij kan. Alles wat met het kristendom te maken heeft. Zen is een andere kultuurvorm waarvan ik de charme apprecieer, maar het is mijn wereld niet. "Chinees" is slechts een referentiepunt. Japanners zijn bij voorbeeld alles behalve onthecht, dat zijn gefrustreerde zotten.

— Het woord "Oedipoes" gaat nu vallen.

— Claus: Ha...

— De Oedipoesproblematiek is een belangrijk facet van je werk. Denk je dat het autoritair gezin van de burgerlijke samenleving een stempel heeft gedrukt op onze generaties en wat is je houding tegenover de vaderfiguur als symbool van het gezag ?

— Claus: Ja, dat is overevident. Dat hele korset van gedragingen wat men ons heeft opgedrongen in naam van het burgerlijk gezin... dat is natuurlijk evident. Ik probeer me daar wel van los te maken als het enigszins kan in mijn priveeleven. Ik heb bijvoorbeeld een zoontje van elf jaar, Thomas. Daar ben ik allesbehalve de huisvader voor, in de klassieke zin zelfs een slechte vader. Als een kind zich wil identificeren met zijn vader, zoals het altijd doet, dan verkies ik dat hij dat doet, niet in de zin van vroeger, van iemand die daar zeer lijfelijk aanwezig is en punten uitdeelt over goed of slecht gedrag, maar eerder als een soort flierefluiter die af en toe langs komt, een rare avonturier, een oom die hem pakt en kadoos geeft, wat met hem praat en dan weer weg gaat. Het is beter dat hij zich met zo iemand identificeert dan met die kolos in de huiskamer, die men vroeger had. Heb jij kinderen?

— Ja.

— Claus: Hoe gedraag jij je als vader?

— Niet erg klassiek moet ik zeggen. De weldenkenden beweren zelfs dat ik helemaal niet deug op dat gebied.

— Claus: Ik meen dat je kinderen daar alleen maar voordeel van nemen.

— Een flierefluiter is inderdaad beter dan een monument of een juridisch aanhangsel. Vóór dit interview zei ik je in het inleidend gesprek dat ik je vader in Gent heb ontmoet na "Pas de Deux" en het een erg aardige man vond. Hij heeft helemaal jouw stem. Jouw neus. Toen zei je dat je het koud kreeg alleen door er mij over te horen praten.

— Claus: Ik krijg het koud als er een direkte fysieke relatie gelegd wordt tussen mij en hem. Het is niet zijn persoon. Ik kan goed met hem opschieten. Alleen het feit dat ik aan hem herinnerd word door mijn stem of door mijn neus, dat is terug te schroeven tot het uiterst egocentrische en zotte gevoel dat je niemands zoon zou willen zijn, je wil eigenlijk door het leven gaan als een gevallen engel, ik wil niet herinnerd worden aan... dat is totaal irrationeel, het is onzin, maar het is er...

— Een van je mooiste gedichten is "De Moeder". Ik ben niet. Ik ben niet dan in uw aarde. Daarstraks zei je ook: Ik ben een moederskind.

— Claus: Ik ben zeer gehecht aan mijn moeder. Vooral geen misverstand. Ik ben ook zeer gehecht aan mijn vader, maar op een totaal andere manier. De vader maakt het kind. De moeder is een liefderijke huls, de serre, maar het is de vader die het kind maakt, of niet haha? De moeder is de voedingsbodem.

— Incest speelt af en toe een rol in je werk. Vrijdag. Een Bruid in de Morgen. Fascineert deze problematiek je op de een of andere manier? Incest is het zwaarst beladen taboe omdat je zus een minnares van je vader is en door met je zus naar bed te gaan, pleeg je een rituele vadermoord...

— Claus: Er zijn een aantal tema's: liefde, dood en een aantal varianten, waarbij incest ook behoort. In de vijfenveertig publikaties van mijn werk heb ik hooguit vijf keer incest gebruikt. Proportioneel is dat niet zo heel veel. Misschien komt het sterker over omdat het taboes zijn.

— De volgende vraag...

— Claus: Neen, ik heb geen reisbeurs gehad tijdens mijn leven hahaha! Je dacht nu zo, maar het is ook iets wat mij af en toe treft, de idee dat men in Vlaanderen oppert, dat dezelfde mensen altijd, met het geld weglopen en zo. Ja, dan moet het mij van het hart dit tegen te spreken. Ik heb sinds 1949 twee keer een jaarstipendium gekregen van 5.000 fr. per maand. Waarom is die toestand zo in Vlaanderen? Je moet het in de eerste plaats vragen. En dat is een voorbeeld van die korruptie van België, waardoor je eerst een vorm van vernedering (althans in hun ogen) moet ondergaan, voordat ze je dan kwasi heel genereus het geld van de gemeenschap toewijzen. Dat zal ik nooit doen. De toestand is zo ongezond dat ik het voor mij eksemplarisch niet wil doen. Er staat in dat je het nodig moet hebben. En dat maken zij uit.

— Een schrijver moet bij ons per definitie een arme zak zijn.

— Claus: Hij moet een door tuberkulose en kanker vergane vrouw hebben thuis en acht kinderen.

— Ben je nooit' s van plan een autobiografische roman te schrijven met echte namen, echte huisnummers?

— Claus: (Sylvia Kristel komt binnen. Tegen haar zegt Claus: Ik ben allerlei wijsheid over mezelf aan het vertellen). Er zijn mensen die het moeten hebben uit zichzelf, uit de impuls van hun direkte omgeving. Mensen zoals Henry Miller. Daar hoor ik niet bij. Ik moet het hebben van iets formelers. Ik moet een voorwerp maken. Automatisch sijpelt het autobiografische er toch doorheen en mezelf interesseert me niet zo om dat te herkauwen. Ik wil liever dat dat via een formeel werkstuk gaat.

— Is dat niet een ongevaarlijker manier van schrijven dan je eigen op het tapijt te gooien ?

— Claus: Termen als gevaarlijk en ongevaarlijk zijn geen criteria voor mij.

— Michel Leiris heeft eens gezegd in zijn stuk "La littérature comme de la Tauromachie" dat je je als schrijver tussen de stier en de barrera moet opstellen, zodat je niet kunt ontsnappen als men je de vraag stelt: is het werkelijk zo geweest?...

— Claus: Niets is meer gestileerd dan de boeken van Leiris. Het beste voorbeeld van hoe je moet stileren. Ik ken boeken over filozofie of het menselijk gedrag bijvoorbeeld die niets te maken hebben met de man zelf. Ik weet niets over het persoonlijk leven van Li Tai Po. Ik weet alleen maar dat ie graag een glaasje dronk. Zijn verzen vertellen mij tienduizend keer meer dan het brallerige ego-gezwets van Miller, ik weet wel dat jij niet deze stelling huldigt, maar het is voor mij gewoon een kwestie van richting, van hormonen. Ik bewonder een aantal mensen die zo schrijven, maar ik bewonder evenzeer mensen als Nabokov, die een glashelder schaakspelachtig voorwerp maakt. Vooral Lolita, waar hij om puur formele redenen een zeer menselijke relatie heeft beschreven met een klein meisje, want het gaat niet om een kind, het gaat om dat boek. Een Amerikaanse studente heeft met de toestemming van Nabokov een dik boek gewijd aan vlinderjagen als hoofdtema van Lolita. Dat heeft met autobiografie rechtstreeks niets te maken. Je voorkeur mag je niet tot norm verheffen. Wat is dat, het gevaar van het schrijven? Hooguit het gevoel van schaamte omdat je als schrijver te kort bent geschoten en je moet bekennen: op dat moment was ik een lui van eerste klas. Maar dat is niet meer gevaarlijk tegenwoordig: iedereen is op een bepaald moment een lui hahaha!

— De laatste vraag is lullig, in de zin dat ze bijna overbodig wordt. Ik heb gemerkt dat je zo rustig bent.

— Claus: Ben ik dan zo rustig?

— Claus: Jawel, dat is mij opgevallen.

— Jawel, dat is mij opgevallen.

— Sylvia Kristel: Dat is ie bij mij geworden. Dat is toch heerlijk niet?

-— Daarstraks zei je dat je je veel beter voelde dan bijvoorbeeld twintig jaar geleden. Voel je je werkelijk goed?

— Claus: Je voelt je per definitie nooit goed... Je voelt je zo goed mogelijk, dat is alles.

JEF GEERAERTS