door Paul de Lussanet

''Bonjour Maître!" Hugo Claus reageert geamuseerd, met een mengeling van instemming en zelfspot, op mijn begroeting. Overigens klinkt het hier in Brussel, halverwege tussen Amsterdam en Parijs, zo gek nog niet. Bovendien weet ik dat hij, de Michelangelo van Gent, in exclusieve Vlaamse coterieën wel eens meer zo wordt aangesproken. Vandaag mocht ik in privé projectie Hugo's tweede avondvullende bioscoopfilm "Vrijdag" zien. Daarna gaan we samen lunchen.

De eerste keer dat ik de Meester in levenden lijve ontmoette was in 1965. Hij woonde toen met zijn vrouw Elly in de buurt van Gent op een burchtachtige boerderij met witmarmeren vloeren, eiken kloostertafels en kostbare kunstwerken, waaronder een muurschildering van Jorn. Aan deze Jorn heb ik onze kennismaking te danken. Ik was met mijn toenmalige marchand de tableaux Herman Krikhaar op weg naar Parijs, waar ik woonde. Krikhaar had in België nog allerlei besognes op te knappen, zodat de reis veel langer duurde dan ik had gehoopt. Om de haverklap stuurde hij zijn grote Amerikaanse slee, die zwaar door de veren hing vanwege het half dozijn Appels in de achterbak, het terrein op van de een of andere wonderlijke villa, waar volgens hem een collectionneur woonde. Ik moest in de auto blijven wachten, terwijl Krikhaar binnen - vermoedelijk aan de whisky of aan de sherry - zijn waar aan de man bracht.

Nadat "Krik" voor de laatste keer door een witgeschort dienstmeisje was uitgelaten, stapte hij vrolijk de auto weer in. "Nu nog even naar Claus, daar zijn we toch vlak in de buurt. Hij heeft nog een Jorntje hangen. Misschien wil hij verkopen." "Ken je Claus dan?", vroeg ik. "Nee, maar dat maakt toch niet uit." Ik wist maar al te goed dat hij de waarheid sprak. Had hij me niet al eens ongevraagd in de Coupole voorgesteld aan Giacometti. die hij naar later bleek ook niet kende? Giacometti, eenzaam en alleen papieren servetjes volkrabbelend. waar de obers om vochten, raadde mij aan molens te gaan schilderen. Waarschijnlijk een goed bedoelde raad, maar het stemde mij toen erg somber. Maar Krikhaar had buiten Elly Claus gerekend. Deze onverbiddelijke schoonheid, die we natuurlijk onmiddellijk herkenden van de glamourfoto's uit de Haagse Post, liet duidelijk merken, dat zij het was die de scepter zwaaide in huize Claus. Aan de deur werd niet verkocht en we hadden geen afspraak. Na enig heen en weer gepraat achter een halfgeopende deur, mochten we eindelijk toch naar binnen, dankzij de clementie of de nieuwsgierigheid van Claus en zijn logé Fons Rademakers, die daar bivakkeerde om een nieuw filmplan uit te broeden. Claus begroette mij met: "Ah, le poulain!" Een uitdrukking die ik toen nog niet kende, maar waarvan de licht ironische strekking mij niet ontging. (Later in de auto vertelde Krikhaar me, dat dit "paradepaardje van de galerie" betekende.) Er ging iets warms van die twee uit. Rademakers in hemdsmouwen en op kousevoetjes op een luchtbed midden in de kamer en Claus in de mooiste stoel. De samenzwering van twee kunstenaars. Ik benijdde ze. Claus werd vinnig bewaakt, maar toen Krikhaar en ik even alleen met hem waren om de Jorm

- en de rest van de collectie - te bekijken, was ik aangenaam verrast: hoe aimabel was deze schrijver van wie ik alleen de foto's met witte sportwagens kende! Na een halfuurtje werden we weer door Elly de deur uitgewerkt, omdat duidelijk werd dat Krikhaar geen geld bij zich had - maar we waren bij Claus geweest!

Daarna volgden nog enkele vluchtige ontmoetingen, toevallig, zoals bijvoorbeeld een keer midden in de nacht in Antwerpen. Pas in de zeventiger jaren, toen Claus met Sylvia in Parijs woonde

- ook wel de periode Kristel genoemd — zagen we elkaar frequenter. Claus leek toen over veel vrije tijd te beschikken, in elk geval lunchten we vaak en lang in de brasserie naar mijn keuze en Claus fêteerde me, In het begin was het wel even wennen, dat hij in deze etablissementen steevast met "Monsieur Kristel" werd aangesproken, zonder dat hij zich hier tegen verzette. Maar de klap op de vuurpijl was het Filmfestival van Cannes in '76. Claus en Kristel hadden voor deze gelegenheid de Rolling Stones villa gehuurd, een rambling mansion met zwembad en bijgebouwen tussen de cypressen. Sylvia's moeder was er om op de kleine Arthur te passen en verder Sylvia's kapster Carmen, die verliefd was op iemand heel ver weg en daarom doodongelukkig, en Dennis, de Engelse chauffeur aan wie Hugo een onverklaarbare hekel had, en Madame Petitjean, de kleine dikke kokkin, beroemd om haar pâtes. En niet te vergeten Sue, een keurig uitgestreken Engels meisje, die als secretaresse fungeerde. Claus had haar bevolen om de eerste versie van mijn script voor Mysteries uit te tikken. Ik vond het een beetje gênant. Leden in de 19de eeuwse literatuur en in de 20ste eeuwse televisieseries Engelse privé-secretaresses en gouvernantes niet altijd zo vreselijk?

Sue leek me een specimen van dit uitstervende ras. Daarom had ik een verantwoord cadeauboek voor haar gekocht (A la Recherche du Temps perdu), als dank voor het extra werk dat ik haar had bezorgd. Mooi ingepakt met een lint eromheen, overhandigde ik haar op het afgesproken uur het boek. Ze bloosde hevig. Nu was het haar beurt om zich te generen: het script was nog niet klaar. Ze was er zelfs niet eens aan begonnen! En hiermee retourneerde ze me het script, waar Claus met een dikke rode viltstift in tekeer was gegaan. "Je hebt je huiswerk niet gemaakt!" stond er in de kantlijn. Script of geen script, Claus en zijn filmster sloofden zich vreselijk uit om op het terras van de Carlton een producent voor me te vinden. (Sylvia: "Zeg maar wie je wilt ontmoeten". En daarna gingen we uit met ongure, rijke mannen, die allemaal beweerden én filmproducent én persoonlijke vriend van prins Bernhard te zijn.) Hugo had ook een film op stapel staan — Madame Bovary - met uiteraard Sylvia in de hoofdrol. J.-L. Bory van de Nouvel Observateur was ingehuurd om het scenario te schrijven en twee werkloze geleerden zouden tegen een hoge gage de research verrichten. Claus wist van pure nuffigheid niet meer hoe hij het zijn Franse producent nog moeilijker kon maken. Zijn lievelingsfilm in die dagen was Lancelot du Lac, de graalriddersfilm van Bresson.

Claus wilde even magistraal te werk gaan als in bijvoorbeeld de befaamde toernooiscène. Hij insisteerde op een scène met dertig olifanten en drie stieren. anders hoefde het allemaal niet meer.

In januari-februari '78 draaide ik, na een jaar lobbyen op eigen kracht, met Frans en Nederlands geld mijn eerste speelfilm Mysteries op het eiland Man, met als leading lady: Sylvia Kristel. Claus was inmiddels, alleen, naar België teruggekeerd en zwoer bij hoog en bij laag nooit meer iets met film uitstaande te willen hebben. Althans, dat moest ik keer op keer van hem aanhoren in morsige Spaanse en Griekse restaurantjes in Gent en Antwerpen. Maar het zou niet de eerste keer zijn, dat Claus met grote stelligheid iets beweerde, om het later moeiteloos te herroepen. Hij schreef gedichten, een roman, een paar toneelstukken, exposeerde (toch), verhuisde van appartement naar appartement, maakte kennis met de belastinginspecteur - en toen kreeg film, het 20e eeuwse virus, hem weer te pakken. Terwijl ik mijn tweede speelfilm Lieve Jongens maakte, ondervond Claus aan den lijve waar een kandidaat filmregisseur doorheen moet om zijn project van de grond te krijgen. Commissies, producenten, distributeurs, ministers. Schelden, soebatten, schrijven, herschrijven — en water in de wijn doen. December 1980, de film is er, op 35 mm Panavision.

Deze maand beleefde de tweede lange speelfilm van Hugo Claus, "Vrijdag", in Brussel zijn wereldpremière. Aanleiding genoeg voor filmmaker en beeldend kunstenaar Paul de Lussanet om zijn "broeder in de kunst" op te zoeken en enige herinneringen de revue te laten passeren.

De film

Hugo Claus heeft deze keer koste wat kost een in alle opzichten verantwoorde film willen maken: in spel, geluid

muziek, beeld en art work. Vrijdag begint goed, we voelen direct de bekwame hand van Claus als scenarist: in één zin uit de mond van een gevangenisbewaarder en één uit die van een tramconducteur is al erg veel duidelijk.

(bij foto: Beelden uit "Vrijdag", met Frank Aendenboom, Kitty Courbois, Herbert Flack, Hilde van Mieghem en Hugo van den Berghe.)

De man, die daar uit de gevangenis vrijkomt, is een "smeerlap" en voor zijn smeerlapperij heeft hij lang moeten boeten, want de prijs van het tramkaartje is inmiddels van 5 frank naar 8 frank omhoog gegaan. We voelen de maîtrise van Claus bij het regisseren van zijn acteurs - er wordt constant een hoog spelniveau bereikt -, ongetwijfeld te danken aan zijn ervaring als toneelregisseur. En ook zijn schildersoog is hem goed van pas gekomen bij het in de hand houden van zijn ster cameraman en bij het aanbrengen van de finishing touch in de decors. Het verhaal speelt in een tijd, dat je op vrijdag nog vis at - ook in Holland! In een dorpje in de binnenlanden van katholiek Vlaanderen, met een straat waar iedereen elkaar kent. Waar het leven nog zo z'n gangetje gaat. De kleinschaligheid met zijn goede (wederzijds hulpbetoon) en kwade (verstikkende roddel en afgunst) kanten.

Georges (Frank Aendenboom) wordt uit de gevangenis ontslagen, waar hij anderhalf jaar wegens incest heeft vastgezeten. Hij vraagt aan de directeur of hij afscheid mag nemen van zijn vriend Jules den Douanier (Hugo van den Berghe), die ook al zit wegens "smeerlapperij", zij het in zijn geval om gewone fornicatie. Dat mag want de directeur is menselijk. Jules den Douanier is er slecht aan toe. Zo te zien nog slechter dan de lijdende Christus, wiens portret hij in zijn cel heeft geschilderd. Georges krijgt het doek mee naar huis.

Op straat schijnt de zon goudgelig en als Georges bij de tramhalte staat te wachten, ziet hij een man, een "gek", die op de rails probeert te balanceren. De "gekken" zitten zowel binnen als buiten. Fassbinder's "Berlin Alexanderplatz"? Dat is maar schijn. De verteltrant bij Claus is normaal en nooit gezwollen. Van nu af aan wordt het verhaal conventioneel opgedist. De kijker krijgt geen mogelijkheden voor eigen associaties, behalve bij de flashbacks.

De film is de optelsom van een reeks netjes afgeronde scènes. Georges stapt zijn huisje binnen. Hij heeft zijn vrouw Jeanne (Kitty Courbois) niet. verwittigd van zijn komst. Ze is niet thuis om hem te verwelkomen. Georges heeft nooit gewild, dat ze hem in de gevangenis kwam opzoeken. Wel is hem ter ore gekomen, dat ze het houdt met een knappe jonge gast uit het dorp, Erik (Herbert Flack), van wie ze ook nog een kindje -een dochtertje - heeft gekregen. Georges ergert zich op het eerste gezicht nog het meest aan zijn tijdens zijn afwezigheid totaal met onkruid overwoekerde achtertuintje.

Jeanne komt thuis en Georges veegt haar meteen de pan uit over de verwaarloosde hof. Als die schone Erik jou zo mooi heeft kunnen "besproeien", dan had hij ook de achtertuin eens een beurt kunnen geven, vindt hij. Georges is de gevangenis ingedraaid, omdat hij zich één keer aan zijn - sprookjesachtig

zwoele.— 16-jarige dochter heeft vergrepen, nadat deze alles in het werk heeft gesteld om haar vader te verleiden. De ellende begint op de dansvloer in het café op de hoek ("Toe Papa het is ene slow...") en eindigt op een aardappelzak in het rommelschuurtje. Op de rechtzitting houdt Jeanne haar man de hand boven het hoofd. Hoe lossen deze drie, eigenlijk heel lieve arbeidersmensen nu hun problemen op? Daar gaat Vrijdag over.

Jeanne houdt nog teveel van haar man: "'t Is gij Georges en geen andere". Erik mag nog één keertje van Georges met Jeanne naar bed. Daarna zand erover. Georges zal het kindje accepteren. Georges ziet het zo: zijn zonde tegen die van Jeanne, ze staan nu quitte.

Hugo Claus: De film is heel sluw gecomponeerd. Hij zit vol dubbele bodems en achtergronden. Zijn structuur is gebaseerd op het schema van een katholieke mis. Tot in de kleinste details, al merkt niemand dat. Als men me dus afschildert als een waarnemer van het leven van de arbeiders, denk ik er het mijne van. Het dagelijks leven beleef ik al, daar hoef ik geen kopie van te maken,

Je hebt me er eens op gewezen — toen bij "Mysteries" - dat het verhaal van een film niet rechtlijnig verteld dient te worden. Dat heb je nu zelf, behalve in de flashbacks die in totaal ongeveer een derde van de film beslaan, wel gedaan? Ja, het is een tweesoortige aanpak geworden. 'n Soort wisselwerking, Twee verschillende manieren: een voor het verhaal en een voor de flashbacks. Bij een volgende film, wil ik meer de manier van vertellen van de flashbacks gaan gebruiken.

"Vrijdag" is een vrij traditionele film geworden. Had je niet een beetje meer zoals Fassbinder kunnen uitpakken? Neem een goede film van Fassbinder en stel dat deze gemaakt zou zijn door een Hollander of een Belg, dan gaat deze film maar één week in Kriterion. Daar ben ik vast van overtuigd. Als een jongen van 25, een gepassioneerd filmmaker een film maakt, dan komt deze niet in het gewone circuit.

Zonder het aureool van Fassbinder, denk je dat er niemand zou komen? Zeker niet! Hoeveel van de 34 films, die Fassbinder gemaakt heeft, zie je in het gewone circuit? Dus... Het is niet zo, dat ik met opzet iets gedaan heb tegen mijn zin. Ik heb voor een kader gekozen dat inderdaad traditioneel is.

Je had enige knipogen naar de cinefielen beloofd?

Vrijdag zit vol met stilistische effecten, maar er zijn geen citaten. Wel komen er knipogen naar de erudieten voor, zoals bijvoorbeeld wanneer Georges zegt over de Douanier: "Hij schildert heel veel. We gaan hem niet de Douanier, maar Picasso noemen. Douanier Rousseau-Picasso."

In je hart ben je een cinefiel. Je houdt bijvoorbeeld van Bresson. Neem een sleutelscène uit "Vrijdag", bijvoorbeeld die tegen het einde van de film, als Georges de minnaar van zijn vrouw uitnodigt om nog een laatste nacht met haar te beleven. Bresson zou na zo'n nacht voor een dramatische afloop hebben gezorgd, met pillen of zo. Bij jou gaat het leven gewoon door? Bresson is iemand, die het van de tragedie moet hebben en ik van drama, Dat is het grote onderscheid. Het gaat in Vrijdag over de moed en de intelligentie waarmee de gewone man toch altijd op zijn pootjes terecht komt op de een of andere manier. Dat is geen idealistische visie, dat is een realistische. Als je ziet hoe die mensen met allerlei schijnproblemen te maken hebben en dat ze daar toch een oplossing voor weten te vinden.

Je zegt: schijnproblemen. Dit zijn toch wezenlijke problemen? Het zijn problemen die zouden kunnen opgelost worden als er niet die taboes waren tegenover sexualiteit, door de katholieke opvoeding ingeënt. Vrijdag is natuurlijk een katholieke film, die het moet hebben van schuld en boete. Waarom is Georges blij dat Jeanne een kind van Erik heeft? Niet omdat ze een kind heeft, maar omdat ze nu effen staan. Hij heeft gezondigd door incest te plegen en dan vindt hij dat het kind krijgen van haar óók een zonde is. Maar dit is natuurlijk geen zonde, dit is een maatschappelijke zonde, die niets te maken heeft met een reële zonde, als de zijne. Dus dat schuld en boete probleem weegt heel zwaar op een gemeenschap, die katholiek opgevoed is. En dan wil ik toch tonen, dat zo'n beslissing om aan de minnaar te vragen: ga nog één keer met mijn vrouw naar bed, een hele intelligente oplossing is. Ik laat ook zien hoe hij daartoe komt. Er is een scène in een korenveld, waar de Douanier absurd wellustig aan het stoeien is met een meisje. De Douanier wordt vanwege dit feit opgesloten in de gevangenis, waar hij uiteindelijk waanzinnig wordt. Georges, die dit allemaal heeft meemaakt wil niet dat zoiets onschuldigs als libido - opnieuw

- zou leiden tot mogelijke waanzin of verwarring. Ik laat vlak voordat Georges het besluit neemt een close up van hem zien, met daaronder de nagalm van gevangenisgeluiden en dan zegt hij tegen Jeanne: "Ga hem halen!" (Ook zien we, dacht ik, even een glimp van het door de Douanier geschilderde Christusportret.PdL)

Ik zou me toch kunnen voorstellen, dat er ook nog een andere oplossing mogelijk was geweest. Bijvoorbeeld een romantische: Jeanne samen met haar minnaar naar het buitenland. De minnaar heeft een baan als portier in Rouan aangeboden gekregen?

Aja, maar ze heeft een fout begaan door tegen haar man te zeggen: ,,'t Is gij Georges en geen andere!" Eind goed, al goed?

Nee, dit is helemaal geen gelukkig einde. Het is een défaite. Ze zullen samen verder moeten leven, maar dat lijkt niet zo goed te zullen gaan. Ik heb niet de lijdzaamheid van die mensen willen laten zien, dat ze de dingen over zich heen laten gaan, maar dat ze met een bepaalde ingreep toch een beetje hun leven modelleren. Er is verzet tegen het noodlot. Het blijft wel .... noodlottig, maar er is een reactie. En daar gaat de film over. Vrijdag is de film van een "gentleman director", die van een afstand heeft toegekeken hoe de kleine luiden reilen en zeilen?

Vrijdag is geen gepassioneerde film. Het is een film die gestileerd is, maniëristisch soms.

In wat voor opzicht, maniëristisch? Je bedoelt toch niet de atavistische nylonkous over de lens bij de flashbacks? Nee, er zitten allemaal kleine kronkeltjes in, waarvan ik denk dat je die na een keer zien, niet ontdekt. Men spreekt soms in rijm. Daar let je niet op, maar je hoort toch wel een zeker muziekje? Jazeker. Je hebt in opdracht van Kunst en Kino NV je toneelstuk Vrijdag verfilmd. Je spreekt soms heel koket van een "commande". Voor hoeveel procent was je in deze film met hart en ziel betrokken?

Voor de volle honderd procent! Je kunt toch een opdracht oprecht uitvoeren, is Howard Hawks minder oprecht omdat hij een "opdrachtfilmer" is? Je noemt Vrijdag zelf een "auteursfilm, op een massafilm-gegeven"? Het is een klassiek melodrama, als afspiegeling van het leven. Als Verdi. Een "sneetje leven"?

Nee, het is geen "sneetje leven", want daarvoor zijn de incidenten te zeer bewust gekozen. Als dat jouw opinie is, een doorsnee van het leven, dan heb ik jammerlijk gefaald, op elk terrein. Neem nu bijvoorbeeld de dialoog, die lijkt "echt" maar is niet echt. En dan de manier waarop de camera beweegt, dat is toch niet het "betrappen" van de realiteit. Dat is heel ritueel. Zo'n begin, als met de directeur van de gevangenis die naar Tsjaikovski zit te luisteren, dat is toch een beetje eigenaardig, dat is toch geen realisme«

Goed, het is geen realisme misschien -zoals een Philipsbedrijfsfilm — maar het is wel wat we onder "realisme" verstaan. Nu is natuurlijk film een realistisch medium.

'Nou, dat hoeft helemaal niet...