Date 1985-10-26

Publication De Standaard

Performance(s) Daphnis é Chloé

Artist(s) Jean-Claude Galotta

Company / Organization Groupe Emile Dubois

Keywords chloédaphnistorguegravatontdubbelingaltarazmannenironiejean-clauderomp

Galotta brengt (laat) hoogtepunt op Klapstuk: "Daphnis é Chloé"

LEUVEN -- Het Klapstuk-dansfestival kreeg op de valreep zijn echte klapstuk met "Daphnis é Chloé", een koreografie uit 1982 van Jean-Claude Galotta met zijn Groupe Emile Dubois. De avond ervoor toonde hij al zijn jongste werk, "Mammame" (besproken ter gelegenheid van het Kaaiteater). Het gebeurt vrij zelden dat een artiest een staande ovatie krijgt te Leuven, maar dat was hier wel het geval.

"Daphnis é Chloé" is een liefdesballet maar in tegenstelling tot wat men verwacht is het geen duet, maar een trio, met twee mannen. Jean-Claude Galotta zelf en Pascal Gravat, en een vrouw. Mathilde Altaraz. Dit is ook geen romantische vertoning waar je in kan "zwelgen". De opvoering wordt getekend door een tedere ironie over de man-vrouw relatie, waarbij vooral de man "in zijn hemd gezet" wordt.

Die ironie slaat af en toe ook over op de relatie tussen voorstelling en publiek. Tegen het einde, terwijl de twee mannen de vrouw letterlijk op handen dragen, klinkt romantische (film-)muziek, die sterk contrasteert met de droge, scherpe pianoklanken van Henry Torgue.

Even laat je je helemaal gaan in deze vertrouwde en emotioneel sterk gekleurde enscenering (onderstreept door één voor een keer geel-oranje belichting) tot de muziek afbreekt en je voelt dat je je hebt laten pakken. De aanwezigheid van de twee mannen kan verklaard worden vanuit de overlevering die wil dat Chloé ontvoerd werd en bevrijd door de god Pan. Maar interessanter is dat de introductie van Pan-Galotta een ontdubbeling van de Daphnis-figuur veroorzaakt. De twee mannen staan in deze choreografie niet als rivalen tegenover elkaar. De man blijkt een wat onbeholpen, onzeker iemand, die soms probeert stoer te doen en de onaantastbare vrouw te imponeren.

Intelligent

Het stuk begint met een duet tussen Daphnis (Gravat) en Chloé. De manier waarop ze over scène bewegen is vormelijk heel verwarrend, omdat hun bewegingsvocabulaire zeer gedifferentieerd is en put uit heel wat bronnen, van klassiek ballet tot turnoefeningen. Alleen al in de manier waarop ze vooruitgaan schuilt een buitengewone variatie, soms met elegante, verende passen, terwijl de romp zich naar links en rechts buigt, soms met getrappel van de voeten en een hoekige borst-vooruit-hoofd-recht houding van romp en armen. Toch vertrekken de bewegingen bijna steeds vanuit de ledematen, en blijven ze altijd "klaar" en "objectief" het zijn nooit uitingen van het diepste innerlijk van de dansers, maar lucide en intelligente vertalingen in gebaren van ideeën over emoties.

Zo ontstaat de suggestie van een verhaal, hoewel dat er eigenlijk niet is; maar in het structureren van contrasten wordt toch een emotioneel perfect begrijpelijk geheel geschapen. De gekke invallen van Galotta in het choreograferen zijn daar niet vreemd aan. Van een quasi-klassiek samen bewegen vervallen Daphnis en Chloé plots in heel onhandige, ineengestrengelde poses die tegelijk zeer komisch en erotisch zijn. Steeds weet Galotta heel eenvoudige gestes op te laden met een grote rijkdom door het ingenieus combineren ervan.

Na het eerste duet komt er 'een solodans van Galotta, en het is verbazend te zien hoe iemand die enkel tapdansen leerde, indrukwekkend met zijn lichaam omgaat In deze nerveuze solo komt de live uitgevoerde muziek van pianist Torgue, die tegelijk Ravel en Salie oproept, bijzonder goed tot haar recht.

Hierna komen dan een aantal dansen, afwisselend met twee en drie dansers, waarbij telkens een van de drie een afstand neemt tegenover de anderen en op zijn eentje beweegt of toekijkt Deze afwisseling wordt naar een climax toe gebouwd. Opvallend is telkens weer hoe de vrouw ontsnapt aan de ironie van de voorstelling. die, alleen al door de ontdubbeling, de mannen treft Ze komt naar voor als de figuur waar de man zich het hoofd over breekt die hij probeert te veroveren, maar die telkens ontglipt als ze het meest dichtbij lijkt te zijn.

Altaraz danst deze rol met een verve en een zelfverzekerdheid die indrukwekkend zijn. Ze verpersoonlijkt het essentieel verschil tussen een (letterlijk "hele") vrouw en de enigszins stuntelige mannen. Precies daardoor is de erotiek van deze voorstelling niet uitdagend maar -- jawel -- ontroerend en teder, zonder sentimenteel te zijn.

Vermeldenswaard is ten slotte ook de vrij sobere, maar uiterst verzorgde scenografie van Manuel Bernard, en de leuke kostumering (nogal vodderig) van Leo Standard.

PIETER TJONCK