LEUVEN -- Als een uitloper van het dansfestival installeerde het Stuc in Leuven de Klapstukstudio, waar dansers alle faciliteiten krijgen om te werken. Het werkproces hoeft niet dadelijk uit te monden in een voldragen produktie. Zonder veel ruchtbaarheid wordt het resultaat een of twee maal getoond, zodat de kunstenaar zijn werk ook tegenover een publiek kan uitproberen zonder de druk van een officiële prernière. Ondanks dat "voorlopige" karakter heeft deze werkmetode dit jaar erg mooie voorstellingen opgeleverd, een van de Nederlandse Annamirl Van der Pluym, Solo 1, en een van Bert van Gorp en Isabelle Dumont, Blancs 2.
Annamirl Van der Pluym danste bij Jan Fabre en Reinhild Hoffmann. Haar solo in vijf bewegingen kan je zien als een vormexperiment met verschillende bewegingsstijlen. In een eerste deel bijvoorbeeld, beweegt ze zich met de rug naar het publiek op een bankje. Traag en afgemeten, met kaarsrechte rug, plooit ze haar armen in rechte hoeken uit, alsof ze oosters-religieuze mystiek in beweging wil omzetten. In een later deel huppelt ze vrolijk rond, als in volksdansen bij elke sprong de hielen tegen elkaar tikkend, op I don't care at all van Bob Geldof.
Wekken de eerste en tweede beweging nog een pseudo-diepzinnige en oervervelende indruk, geleidelijk aan komt de lucide opzet van de voorstelling aan de oppervlakte. Plotse ritmeveranderingen veroorzaken drastische breuken in de manier waarop je de dans begrijpt. De opgeblazen ernst valt als een kaartenhuisje in elkaar.
Het is de blik die uiteindelijk verraadt wat Van der Pluym ons toont. Ze kijkt altijd star vooruit, over het publiek heen, naar een onbepaald punt, ook als ze net voor de toeschouwers staat. Het is de blik van een vrouw die in de spiegel aan het kijken is en peilt naar het effekt van wat ze doet; een gesofistikeerde versie van bekkentrekken voor de spiegel als het ware.
Door de ongerijmde breuken in de voorstelling, die alleen verband kunnen houden met de grillige associaties van iemand die alleen met zijn eigen beeld bezig is, zich met zichzelf amuseert, komt dat aan het licht. Het is dan een verbazende vaststelling dat je dat soort blik ook heel goed kent: meer dan één danser heeft net die uitdrukking op het gezicht bij weer een moeilijke pirouette. De danser is meer bezig met het beeld dat hij in zich draagt van het effekt van zijn spiegelbeeld, dan met de werkelijkheid op de scène.
Het is de verdienste van deze voorstelling dat Annamirl Van der Pluym in een heel gekontroleerde vorm die spiegelrealiteit van het dansen, die heel eigen is aan het proces van het maken van een dansvoorstelling, zichtbaar maakt.
Huwelijksleven
De voorstelling van Bert Van Gorp en Isabelle Dumont ligt in de lijn van de Martins trilogie die Bert Van Gorp vroeger reeds in het Stuc, maar wel samen met Carine Peeters, prezenteerde.
Je zou het Van Gorps eigen "Mythologies" van het huwelijksleven kunnen noemen, of ook nog: een nostalgische exploratie van de gedaantes die het fenomeen "koppel" de jongste dertig jaar aannam, volgens de heersende modes. Met Isabelle Dumont, een Franstalige aktrice die werkte bij Alain Populaire, Nicole Mossoux en Philippe Van Kessel, ligt de nadruk deze keer meer op het teatrale, het gesproken woord.
De voorstelling heeft absoluut niet de pretentie het laatste woord over het fenomeen relatievorming te zeggen maar levert, door het scherpe oog voor het juiste detail, een aantal onvergetelijke komische scènes op.
Isabelle Dumont speelt halverwege de voorstelling de huisvrouw uit de vroege jaren zestig die zich uit louter verveling -- maar haar man zorgt toch zo goed voor haar en brengt veel geld binnen -- op het verzamelen van glazen stort. Ze geeft er in haar salon zelfs lezingen over. Als haar overspannen gebabbel omslaat in hysterisch gelach begin je te begrijpen dat het niet bepaald water is wat ze in telkens grotere glazen aan het uitschenken is. Tot manlief binnenstormt en een einde maakt aan het spektakel.
De jaren zeventig komen dan weer aan bod in een nachtclubscène, met muziek van Barry White. Op het steunende gemurmel van de zanger dansen de twee, in veel te wijde broekspijpen en op plateauzolen, een slow. Geheel in de stijl van de tijd is de dans hooguit aanleiding voor een "diepgravend" gesprek: om de twee passen houden ze stil, keren zich naar elkaar, en beginnen een konversatie. Het mooie van deze scène is dat ze uiterst gestileerd is. Het is in de herhaling van telkens twee passen en een babbel dat het komisch effekt ontstaat. Van Gorp en Dumont doen dat echter zo natuurlijk, dat je je daar nauwelijks bewust van wordt.
De voorstelling van Bert Van Gorp en Isabelle Dumont wordt begin januari nogmaals getoond in de Beursschouwburg in Brussel. De juiste datum is voorlopig niet bekend.