Is dans werkelijk kunst of leeghoofdig amusement? De Nederlandse choreograaf Hans van Manen was een vurig pleitbezorger van de eerste stelling. Hoe belangrijk Van Manen voor de danswereld was, blijkt uit een omvangrijke studie van dansrecensente en -publiciste Eva van Schaik.
De bekende Nederlandse choreograaf Hans van Manen groeide op in een gezin zonder sterke familiebanden. Na de dood van zijn vader verhuisde hij met zijn moeder en broer naar Amsterdam, waar hij het vaak op zijn eentje moest zien te redden, ook tijdens de hongerwinter.
Het verhaal van zijn eerste kennismaking met de "grootstad" en de manier waarop Van Manen daarin al snel, met zijn aangeboren lef, zijn weg vindt, behoren tot de boeiendste hoofdstukken in Hans van Manen. Leven en werk, de biografie die danspubliciste Eva van Schaik aan hem wijdde.
Dat boeiende heeft niet alleen te maken met de bijna picareske verhalen over Van Manens snelle klim in de pikorde van theater en dans, zijn vroege seksuele ontbolstering en ongecomplexeerde aanvaarding van zijn homoseksualiteit (niet evident in die dagen in het bijbelvaste Nederland). Wat vooral treft -- en het is een steeds weerkerend verhaal -- is het gemak waarmee mensen elkaar toen vonden, over de grenzen van artistieke disciplines heen.
Er werd, in de marge en met heel weinig middelen, maar met des te meer reëel artistiek risico, naar hartenlust geëxperimenteerd, wellicht omdat publiek noch artiesten te kampen hadden met een fixatie op "grote namen" zoals wij die kennen.
Zo was het mogelijk dat Van Manen zich zowel met een "high brow"-schilder als Jean-Paul Vroom inliet als dansjes choreografeerde voor Wim Sonneveld. Vanaf de jaren '60 profileert Van Manen zich meer en meer als een choreograaf met een bijzondere attitude. Dat levert werken op die de tand des tijds bijzonder goed blijken te doorstaan en internationaal een grote weerklank hebben.
De klassieke danstaal was altijd de basis van zijn werk. Zijn motto bleef ook steeds dat dans "niets anders uitdrukt dan dans". Iedereen is het erover eens dat Van Manen desondanks op een merkwaardige manier, als een spons, invloeden en gevoeligheden die in de lucht hingen, opnam en in zijn werken reflecteerde. Bovendien bleek hij altijd met een zeer zuivere intuïtie het potentieel van zijn dansers te kunnen exploiteren.
Een van zijn meest geruchtmakende en verrassende werken was bijvoorbeeld Live, een solo voor Coleen Davis, die live werd geregistreerd en geprojecteerd op het achterdoek door een "man met de camera", Henk van Dijk. Een plotselinge, half-gewelddadige confrontatie in de coulissen met Henny Jurriëns -- door het publiek in de zaal op video te volgen -- bracht dit stuk onder spanning.
Er werd en wordt nog altijd veel gespeculeerd over de betekenis van dit werk -- de vroege introductie van video, de connotaties van voyeurisme, van geweld tussen man en vrouw --, dat desondanks "zuivere" dans is en blijft.
Van Schaik documenteert dat alles in haar boek zeer nauwgezet en stort daarbij een overvloed aan beschrijvingen van balletten en allerhande wetenswaardigheden en weetjes over de lezer uit. En dat is wel eens van het goede te veel, vooral als de toon nodeloos apologetisch en/of bewonderend wordt -- Van Manen is een groot choreograaf en dat hoeft niet om de haverklap onderstreept.
Dat zou je er graag bijnemen als het boek niet gaandeweg van een steeds grotere bijziendheid getuigde. Van Schaik is critica en publiciste over dans voor, onder meer, Trouw, Ballett International, Ons Erfdeel en De Groene Amsterdammer. En het lijkt wel alsof dat onderwerp ook het enige is dat haar echt ter harte gaat.
De vreemde ironie daarvan is dat dit boek, met als ondertitel "Leven en werk" een belangrijk deel van Van Manens artistieke werk, met name zijn toenemende passie voor de fotografie, schromelijk onderbelicht, ondanks de erkenning die hem ook op dat gebied ten deel viel. Er komt welgeteld één foto van de hand van Van Manen zelf voor in het hele boek.
Ook de bredere artistieke context waarin de dans in Nederland tijdens Van Manens loopbaan evolueerde, deemstert na het eerste deel steeds verder weg. Dat verrast enigszins omdat Van Schaik met haar boek Van Manens stelling wil onderbouwen dat dans een kunst is die ertoe doet. En zeker als je merkt dat Van Manen zelf een levendige interesse voor andere kunsten onderhield.
Zelfs de parallellen en verschillen met andere gerenommeerde Nederlandse choreografen en tijdgenoten als Rudi van Dantzig worden slechts spaarzaam behandeld. En in haar beschrijving van Van Manens fascinerende relatie met Paulien Daniels, een danseres van een jongere lichting, krijg je het gevoel dat Van Schaik weinig opheeft met de "nieuwlichterij" van deze generatie en haar mening op Van Manen projecteert.
Wat je eerst als lichte bijziendheid en schoonheidsfoutjes registreert, veroorzaakt langzamerhand irritatie. Het tweede deel van het boek is veeleer als een curieuze mengvorm van lofrede en uitputtend naslagwerk over Van Manen (met een omstandige bibliografie en een uitstekend namenregister) dan als tekst interessant.
Hoe verdienstelijk dat op zich ook is, het is bijzonder jammer dat het ten koste van het brede blikveld uit het eerste deel gaat.
Eva Van Schaik, Hans van Manen. Leven en werk. Arena, Amsterdam, 615 blz. + 32 blz. zwart-wit foto.