Antwerpen -- Het Toneelhuis speelt Thomas Bernhards Der Theatermacher rechttoe rechtaan, volgens het bekende realistische stramien. Dat blijkt geen gelukkige keuze.
THOMAS Bernhards Der Theatermacher zou voor toneelspelers verplichte lectuur moeten zijn. Deze scheldtirade van de zelfverklaard geniale acteur, regisseur en schrijver Bruscon bijt zichzelf, volgens het klassieke stramien van een komedie, in de staart tot hij te kijk staat als een potsenmaker.
Het verhaal is simpel. Bruscon arriveert met zijn gezelschap, dat wil zeggen vrouw, zoon en dochter, in het godvergeten dorp Otzbach om zijn meesterwerk Het rad der geschiedenis op te voeren in een sjofele parochiezaal. Als, alle bange verwachtingen ten spijt, de zaal dan toch volloopt, verdwijnt het publiek te elfder ure spoorslags omdat er een brand is uitgebroken in het dorp. En dat is, zeg nu zelf, toch heel wat boeiender dan een toneelstuk.
Het venijn van Bernhards tekst heeft evenwel niets met de ontmaskering van deze Bruscon te maken. Zoals een oude opvatting het wil, is de man het spiegelbeeld van de ongeïnteresseerde samenleving waaraan hij zijn toneel slijt. Als je goed luistert, merk je dat zijn zelfingenomen gekanker een andere, grotere inzet heeft dan het ridiculiseren van te veel zelfverheerlijking. Bruscon maakt theater, praat, scheldt en jeremieert tegen beter weten in, alsof hij een dam wil opwerpen tegen een alles overspoelende leegte.
Bij Bernhard is Beckett nooit ver weg. Zoals Beckett de beklemming van de taal met taal wil vernietigen, gaat Bernhard de zinledigheid van het theater en de wereld met theater te lijf.
Als je die tweede laag in het stuk wegdenkt, behoud je enkel een platte klucht over een zelfingenomen regisseurtje van het zevende knoopsgat. Een tiranniek en paranoïde Hitlertje dat de beperkingen en de dwaalsporen van zijn eigen denken niet inziet. Van de weeromstuit verklaart het de hele wereld als een samenzwering tegen zijn persoon. Net de man om slaafse volgelingen rond zich te verzamelen. En dat is onbetwistbaar de eerste, meest zichtbare en ook onmisbare laag van de tekst.
Maar als je niet tussen de regels van Bernhards tekst het oeverloze, groteske en al te voorspelbare van de plot verdisconteert, ligt er een ramp op de loer. Dan verwatert het stuk tot een enigszins grappig, maar vooral te langdradig portret van een mislukt artiest. Maar, alweer, sinds Hitler weten we hoe gevaarlijk mislukte artiesten kunnen zijn.
Welnu, dat is wat gebeurt bij De theatermaker die Het Toneelhuis brengt in een regie van Han Kerckhoffs, met Vic De Wachter in de glansrol (nou ja) van Bruscon. Al van bij zijn eerste woorden weet je het: alle klassieke declamatorische trucs dienen hier de smalst mogelijke interpretatie van Bruscon. Geen dubbele bodem te bespeuren. Van de eerste tot de laatste zin belichaamt De Wachter het cliché van de zelfingenomen, ook in het gewone leven overdreven gesticulerende acteur. Zo gaan de scheldtirades in de tekst klinken als een voorgekauwde kritiek op de voorstelling zelf.
Alle inspanningen die geleverd werden voor deze enscenering, zoals een raak getroffen verbeelding van een parochiezaal van André Joosten, kunnen dan niet meer baten. Het enige wat wel werkt zijn de bijrollen van de cafébaas, zijn familie en Bruscons gezelschap. Met de enkele regels tekst die ze elk hebben in dit stuk, leveren zij in pure slapstickstijl de enige echt komische momenten.
Het Toneelhuis speelt "De Theatermaker", nog tot 21 april in de Bourlaschouwburg, reserveringen 03-224.88.44. Nadien tournee, inlichtingen 03-224.88.00.