De eigenzinnige kijk van vrouwelijke choreografen
De vrouw mag dan als zinnebeeld van verlangen altijd al een centrale figuur geweest zijn in de dans, in het bijzonder in het ballet, het perspectief was toch steeds dat van de mannelijke blik. In hedendaagse dans liggen de kaarten anders. Vrouwelijke choreografen kaarten themas aan en tonen lichamen op een wijze die soms behoorlijk ver afwijkt van de traditie. Dat gebeurt vaak met een grote dosis humor, zoals bleek uit werk dat hier recentelijk te zien was van Mathilde Monnier, Jennifer Lacey en Lynda Gaudreau.
Pieter TJonck
Signé, Signés van Mathilde Monnier valt uiteen in twee duidelijk onderscheiden en ook onafhankelijk gegroeide delen. Monniers woordspelletje - haar voorliefde daarvoor zegt veel over haar onderkoelde, intelligente humor - verwijst naar de verschillende betekenissen van getekend zijn. Signé gaat over de wijze waarop de choreografe zelf getekend is door het voorbeeld van Merce Cunningham. Zij kreeg haar opleiding immers eerst bij Viola Farber, een Cunningham-star van het eerste uur, en later bij de meester zelf. De titel verwijst echter ook naar het begrip handtekening, naar het verschil tussen de intrinsieke schriftuur en de toe-eigening van het werk door er een naam, een label op te plaatsen. In Signés gaat het over de manier waarop lichamen ook seksueel getekend en betekend zijn.
Er is geen groter contrast mogelijk tussen beide delen, en toch horen ze op een vreemde manier ook bij elkaar. Signé herneemt typische credos van Cunningham op een licht ironische manier. Het scènebeeld van Annie Tolleter, een verzameling tv-monitors en vogelkooien, losjes gestapeld in een hoek van de scène, is op geen enkele logische wijze te verbinden met de dans of de muziek, een live uitgevoerde bruitage van eRikm. Videast Karim Zeriahen registreert de vogels in de kooien tijdens de voorstelling, zodat hun uitvergrote activiteit een tegengewicht vormt voor de dans. Met wat goede wil kan je zeggen dat Events for television een Cunningham-formule, hier verbonden is met diens voorliefde voor vogelgefladder als metafoor voor dans. De vogels voegen ook hun eigen klankpartituur toe aan de voorstelling. De dans zelf is pure dans, ontwikkeld op basis van bestaande Cunningham-duetten. Die zijn echter onherkenbaar vervormd, al was het maar omdat het tempo van de uitvoering veel lager, veel bedachtzamer is dan je van Cunningham gewoon bent. Hoewel Cunningham steeds gewezen heeft op het belang van improvisatie, kan je dat aspect van zijn compositiemethode door de extreme virtuositeit van de uitvoering meestal nauwelijks registreren. Niet zo bij Monnier. Al van in de eerste solo waarmee Signé opent, worden de bewegingen geplaatst met een zekere nadruk en bedachtzaamheid, duidelijk van elkaar onderscheiden. De keuzes die de dansers maken, de ongewone zichthoeken en beeldkaders zijn duidelijk af te lezen in dit mijmerend spel dat haast onmerkbaar overgaat in prachtige duetten. Of hoe je door de meester letterlijk te volgen een zeer oorspronkelijk werk kan maken.
Oog
Signés is het tegendeel van een mijmerende voorstelling. Voor een brede latexband, die van de ene kant van het podium naar de andere opgespannen is, verschijnen vier dansers, die er nauwelijks een geheim van maken dat onder de oppervlakte van dansoefeningen ook heel andere, zelfs expliciet erotische, aandriften broeden. Monnier pakt dit heel grappig aan: op het eerste gezicht suggereert ze niets, maar ze toont van meet af aan open en bloot dat het hier om (heren-)liefde draait. Alleen al de latexband laat niets aan de verbeelding over. Maar schijn bedriegt. De voorstelling wordt nooit obsceen. Niet alleen omdat er nooit een echte seksuele daad is, maar vooral omdat ze op een slimme manier toont dat de obsceniteit alleen in het oog van de toeschouwer zit. Die wordt op het podium getrokken door een rond lichtpunt, een gele bol met twee oranje randen als een retina, die heen en weer zwerft over de latexband, en af en toe ook de muren van de zaal aftast. In dat oog verschijnen geregeld beelden van lichaamsdelen zoals een wenkende vinger, een oog, een navel. Dat oog thematiseert een fixatie op details die aan de rijkdom van wat er fantasmatisch en werkelijk gebeurt voorbijgaat. En er gebeurt nogal wat. Zoals een kostelijke parodie op lichaamswerk, die ondertussen ook buiten de danswereld gemeengoed geworden is.
Jennifer Lacey gaat in $Shot, te zien in de Studio van het Kaaitheater, veel directer met het thema obsceniteit om. Je kon er gewoon onmogelijk naast kijken: als je in de zaal binnenkomt, zie je het achterste van twee vrouwen, dat als een gezicht prominent naar de toeschouwer gekeerd is. De rest van het lichaam van deze twee vrouwen, Lacey zelf en Erin Cornell, hangt er wat doelloos bij. Dat eerste beeld vat de voorstelling samen: als alles meteen te zien is, is er niets meer te zien, en rest alleen de verveling. Voor een uur, maar naar believen uitbreidbaar. De twee vrouwen voeren allerlei acties uit met schijnbaar totale desinteresse. In de weer zijn met kussens die als een soort pop de ontbrekende partner verbeelden, zuigen aan pipetjes van een waterbed, jongleren met klompen. Voorwerpen en lichamen zijn hier op eenzelfde niveau stand-ins voor iets wat afwezig blijft. Als je in de juiste stemming ervoor bent, is het effect wellicht hilarisch, ook al door de laconieke score van Zeena Parkins (scheurende papiertjes en andere triviale geluiden). In Brussel viel de voorstelling echter op een vreemde wijze, bij gebrek aan reactie vanuit de zaal, dood.
Vergissingen
Lynda Gaudreau is een Canadese choreografe die, na een bezinningsperiode, afstapte van het idee dat een voorstelling een afgerond betekenisgeheel moet zijn. Het werk dat ze nu maakt, heet simpelweg Document, aangevuld met een volgnummer. Voor elk document nodigt ze ook andere choreografen uit om een bijdrage te leveren. Onlangs presenteerde ze in de Gentse Vooruit #2, met naast haar eigen werk bijdragen van Vincent Dunoyer en Thomas Hauert, aangevuld met een filmfragment van Thierry de Mey (Musique de tables), een fragment uit een lezing van de Duitse criticus Johannes Odenthal over de Encyclopédie en eigen videofragmenten. Deze voorstelling heeft een bijzonder prettig, ongedwongen-avontuurlijk karakter, niet in het minst door de présence van de twee vertolkers, Mark-Eden Towle en Sarah Doucet. Het is de lezing van Odenthal die het juiste kijkmodel levert. Hij zet uiteen dat de het verlichtingsproject dat Diderot en dAlembert met de Encyclopédie opzetten op het eerste gezicht wel strikt wetenschappelijk kan lijken, maar dat het in werkelijkheid om een intellectueel avontuur ging. Het ging veeleer om de subjectieve constructie van een wereldbeeld, waarin gissingen en vergissingen aan de orde van de dag waren. Omgezet naar dans zou je kunnen zeggen dat Gaudreau probeert na te gaan hoe met de middelen van de dans - ruimte, beweging en lichamen - betekenis ontstaat en verschuift. Dat kan veel kanten uitgaan. Als Towle een solo van Vincent Dunoyer reconstrueert, dan lijkt het, hoewel hij de bewegingen exact reproduceert, alsof het om een totaal ander werk gaat. Dat toont eenvoudig aan dat niet enkel de beweging, maar de wisselwerking met het eigen ritme van een danser bepaalt hoe we iets zien. Gaudreau zelf speelt in deze voorstelling met abstracte bewegingen en met een taal die aan sport ontleend is. De choreografie van Hauert vormt de brug tussen beide. In die korte stukjes wordt de wisselwerking tussen ruimte en beweging heel spits geëxploreerd. Het plezier om de dingen nu eens groot, dan weer klein, nu eens in dichte verstrengeling, dan weer op grote afstand uit te proberen, spat letterlijk van het podium af. Meer moet dat niet zijn.
Signé, Signés
speelt vanavond nog in deSingel in Antwerpen om 20 uur. Inlichtingen: tel. 03/248.28.28.