Date 2006-04-03

Publication De Morgen

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords violettejullieartiestengérardvlamingenfabremercurefrankrijkthéâtrevandekeybus

Interview met Gérard Violette, artistiek directeur van Théâtre de la Ville

Interview: Gérard Violette, artistiek directeur van Théâtre de la Ville

Gérard Violette: 'De laatste jaren ben ik er ook achter gekomen dat bij jullie de stad van herkomst op een curieuze manier doorwerkt in iemands oeuvre, hoe internationaal hij of zij ook werkt. Platel kon enkel in Gent opkomen, De Keersmaeker is onmiskenbaar Brussels en Fabre is Antwerps'

De Fransman die Vlamingen op de Parijse kaart zet

De Keersmaeker, Platel, Fabre, Vandekeybus of recenter Meg Stuart, Koen Augustijnen, Hans Vanden Broeck of Sidi Larbi Cherkaoui. Allemaal namen die in hun promotie naar de eredivisie van de podiumkunsten de steun kregen van een man wiens naam in Vlaanderen minder belletjes doet rinkelen. De Morgen zocht in Parijs Gérard Violette, directeur van het Théâtre de la Ville, op. Wie het bij hem kan maken, kan het overal maken. En heeft er een fan voor het leven bij.

Parijs

Van onze medewerker

Pieter T'Jonck

In België kennen weinigen Violette. Ten onrechte: hij is niet alleen in het Frankrijk een cultureel zwaargewicht, ook voor ons is hij dat. "Wie in het Théâtre de la Ville staat, wordt gepromoveerd tot de eerste divisie", zegt de zakelijk leider van een Vlaams gezelschap. Sinds jaar en dag is het kruim van de Vlaamse artiesten, vooral choreografen, net daar te gast. Die verwierven zo een internationale uitstraling die anders misschien nooit gekomen was. Meer zelfs: Violette ondersteunt 'zijn' artiesten ook financieel fors en is ze, zelfs in slechte tijden, onvoorwaardelijk trouw. Dat vergroot hun armslag ook zakelijk. Dit seizoen bezetten Vlamingen alweer een flink stuk van de affiche.

Ondertussen is Violette de 70 nabij en worstelt hij met een tanende gezondheid. Toch is deze fors gebouwde man nog elke dag op post in het theater dat letterlijk en figuurlijk zijn huis is. Die betrokkenheid op zijn huis en zijn artiesten heeft ook een keerzijde. Je zult niet snel een kwaad woord over de man horen maar velen merken op dat hij zijn onvoorwaardelijke trouw ook onvoorwaardelijk beantwoord wil zien. Hij ziet 'zijn' artiesten niet graag in andere Franse organisaties met dezelfde allure in première gaan.

Dat leidde al eens tot animositeit met Bernard Faivre d'Arcier, de voormalige directeur van het Festival d'Avignon, die andere heilige koe van het Franse theater. Die ontdekte ongeveer tegelijk met Violette het potentieel van een jonge garde Vlamingen. Samen bereidden zij voor hen de weg in Frankrijk én de wereld. Beiden ontvingen daarvoor trouwens uit de handen van Jos Aelvoet, onze culturele ambassadeur in de lichtstad, een onderscheiding als officier in de Orde van Leopold II. Violette doet die hele zaak luchtig af, maar je ziet dat hij - op dat punt dan toch - een slechte acteur is: de onderscheiding deed hem meer dan hij wil toegeven. Voor de rest is hij het prototype van de kosmopolitische Fransman: goed van de tongriem gesneden, breedvoerig maar precies en methodisch en met een open blik op de wereld.

Violette maakt overigens heel eigenzinnige keuzes: hij kiest vooral voor dans, en dan in het bijzonder voor choreografen met een erg herkenbare schriftuur. Als hij theater programmeert, gaat het alweer vaak om expliciet regisseurstheater met een hybride vorm, zelden om het gedegen (Franse) repertoire. Geen Stan dus hier - die vieren hun triomfen in de 'Bastille' - maar wel Wayn Traub of Jan Lauwers. Toch was deze zoon van een bankier niet in de wieg gelegd voor een carrière als theaterdirecteur. 'Ik studeerde science-po en rechten, en belandde daarna bij de Union Immobilière et Financière, waar ik mij genoeg verveelde om met plezier de uitnodiging aan te nemen om administratief directeur te worden van het nieuwe theater van Jean Mercure. Met gedeeld beslissingsrecht, welteverstaan. Toen Mercure in 1985 met pensioen ging, volgde ik hem op als algemeen en artistiek directeur. Die continuïteit van bestuur is uniek in de wereld."

Het was Jean Mercure die het oude theater à l'italienne samen met zijn equipe en met architecten Jean Perrotet en Valentin Fabre in 1967 omvormde tot een moderne zaal. In de geest van die woelige jaren stond de democratisering van het theater daarbij voorop. Alle deuren werden letterlijk en figuurlijk opengegooid. De zaal biedt inderdaad van op elke plaats uitstekend zicht op het podium. De foyer is direct toegankelijk vanaf de straat en loopt door tot onder de gradins van de zaal, waarvan je vanuit de foyer een glimp kunt opvangen. In de beginjaren werd er in de vooravond voor mensen die van hun werk kwamen muziekopvoeringen gehouden. Pas 's avonds volgde het zwaardere werk. Je kon er ook spotgoedkoop eten. Het was zo een echt théâtre populaire. Dat elan is er wat uit, maar nog steeds is het een plek die haar prestige niet aan de prijs van de kaartjes maar aan de kwaliteit van het werk en aan de voortreffelijke omkadering ontleent. Enkele jaren geleden opende het huis een tweede plateau in Montmartre, in Théâtre des Abesses. Met opnieuw een Belg, Charles Vandenhove, als architect.

Wat maakte het huis zo succesvol in Frankrijk en daarbuiten?

"Ik volg artiesten langere tijd. Dat is in de diepte werken in plaats van lukraak te plukken uit wat op een gegeven moment succes kent. Daarom coproduceren we vaak en programmeren we niet voor één avond maar voor lange reeksen. Rosas staat hier steevast veertien dagen. En we voeden ons publiek op met begeleidende teksten in de programma's. Ik vind dat de toeschouwer zich moet voorbereiden voor een voorstelling. Hij moet ook werken. Het moet niet allemaal vanzelf komen."

Vanwaar die voorliefde voor werk uit ons land? En wat hebben die Vlamingen gemeen dat ze zo boeiend maakt voor het Franse publiek?

"In 1984 nam Hugo De Greef (de stichter van het Kaaitheater, PT) me mee naar Turnhout voor Rosas danst Rosas. Ik was meteen verkocht. Ik ben Rosas en de andere gezelschappen rond het Kaaitheater, zoals Needcompany, blijven volgen. Louise Denef (voormalig manager van Vandekeybus, PT) introduceerde mij later tot ensembles als Ultima Vez. Via manager Lieven Thirion ontdekte ik Les Ballets C. de la B. Zo heb ik het landschap leren kennen en waarderen.

"Niet dat ik voor alle werk van die artiesten applaudisseer. Ik vind ook allerminst dat alle Vlamingen uit eenzelfde vaatje tappen. Maar ze hebben wel een houding gemeen. België is een klein land. Jullie moeten vechten om jullie producten te exporteren, anders rooien jullie het niet. In Frankrijk lukt dat wel, waardoor ensembles van bedroevend niveau soms jarenlang kunnen overleven. Ten tweede hebben jullie geen last van overdreven nationalisme. Ten derde koppelen nagenoeg alle Vlaamse artiesten een grote dosis energie, zelfs geweld aan een sterke zin voor poëzie. En ten slotte zijn Vlaamse artiesten wel intelligent, maar zijn het doorgaans, in tegenstelling tot Franse theatermakers, geen literaire, intellectuele types. Dat maakt jullie artiesten zo aantrekkelijk voor ons.

"De laatste jaren ben ik er ook achter gekomen dat in Vlaanderen de stad van herkomst van een artiest op een curieuze manier doorwerkt in zijn oeuvre, hoe internationaal hij ook opereert. Platel kon enkel in Gent opkomen, De Keersmaeker is onmiskenbaar Brussels en Fabre is Antwerps. Dat zijn nooit directe invloeden, maar de sporen zijn er wel."

Onlangs waren er enkele incidenten tussen u, Vandekeybus en Fabre. Bij Vandekeybus vond u het fysieke geweld in Sonic Boom onaanvaardbaar, Fabres The Crying Body vond u ondermaats, zelfs gratuite provocatie. Voelde u zich bedrogen?

"Bedrogen is een te groot woord. Ik respecteer altijd de vrijheid van artiesten. Maar ik stel drie beperkingen. Artiesten moeten beseffen dat ze met publiek geld werken. Dat brengt verantwoordelijkheid mee. Ten tweede moet een artiest moeite doen om zijn publiek te vinden. Ten slotte draagt hij of zij verantwoordelijkheid tegenover de producent. The Crying Body schond voor mij die regels. Het was niets meer dan een samenraapsel van enkele workshops, een voorstudie voor L'Histoire des larmes. Dat vrouwen urineren op scène kan zinvol zijn als je het centrale thema van het stuk, de lichaamsvochten, scherpstelt. Die dramaturgische verantwoording verzuimde Fabre te maken. Wat vertel je dan nog? Je vervalt in gratuite provocatie. Dat verwijt ik hem.

"Sonic Boom stelt een complexer probleem. Het was in zijn geheel een van Vandekeybus' beste stukken. Ik kon het doordat ik ziek was pas zien toen het hier in première ging. Het publiek, de pers en ikzelf namen slechts aan één scène aanstoot: die waarin Germán Jauregui Allue zichzelf in de borstkas snijdt en vervolgens de wonde door harde vuistslagen verergert. Mensen werden daar gewoon ziek van, vooral omdat de acteur zichtbaar genoot van dat gratuite geweld. Dat werkt niet in het theater. Je geeft geen echte vuistslagen. Dat kun je à la limite doen in een eenmalige performance - Fabre deed dat bijvoorbeeld met Marina Abramovic - maar vijf dagen na elkaar dezelfde geweldoefening, dat werkt niet.

Het probleem is bovendien dat Wim de grootste koppigaard is die ik ken. Hij luistert nooit naar goede raad, zelfs al komt die van mensen die het goed met hem menen. 'Als ik het moet uitleggen, is het om zeep', beweert hij. Met als gevolg dat zijn voorstellingen heel vaak maar 60 of 70 procent van hun potentieel waarmaken. Dat is godgeklaagd. Overigens is dat een algemeen probleem. Het ontbreekt al te veel artiesten aan gesprekspartners die weerstand bieden, uitdagen, juist commentaar geven. Mensen als Lieven Thirion of Louise Denef zijn er nog nauwelijks. Slechts de allergrootsten hebben geen behoefte aan dat klankbord. Artiesten als Pina Bausch, Meg Stuart of Anne-Teresa De Keersmaeker zijn zo lucide dat ze, lang voor je daar zelf achter komt, al zien wat er aan hun werk schort. Dat werk is zo authentiek dat het de term spektakel overstijgt. In essentie draait het bij die artiesten om een superieure beheersing van het ritme, de adem van een stuk. Zelf al duurt een stuk van Bausch uitputtend lang, die duur is zo geconstrueerd dat hij je zintuigen op scherp zet. Fabre kan dat ook. Zijn extreme herhalingen doen betekenis ontstaan. Bij Vandekeybus is het resultaat echter dikwijls alleen ergernis. De Keersmaeker is daarin een echte meester. Ik zeg altijd: een slechte De Keersmaeker is nog altijd beter dan een goed werk van gelijk wie anders."

Op het einde van het gesprek hebben we het ook over de Franse gezelschappen die Violette in het hart draagt. Bekende namen als Jozef Nadj, François Verret, Christian Rizzo of Boris Charmatz. En dat brengt Violette tot een wat bittere slotbedenking. "Wij zijn het enige theater ter wereld dat zoveel Belgisch werk voor lange speelreeksen presenteert. Jullie staan ook in Avignon. Graag gedaan, trouwens. Maar het verbaast mij wel hoe gesloten jullie theaters zich opstellen tegenover buitenlandse groepen, als je ziet hoe vaak jullie zelf in het buitenland - en dan bedoel ik niet enkel Frankrijk - te gast zijn en hoezeer jullie daarop teren. Festivals moeten bij jullie de eer redden, maar wat stelt dat voor. Een voorstelling hier, twee daar... Dat is niet echt groothartig, toch?"

In april en mei passeren in het Théâtre de la Ville en het Théâtre des Abesses onder anderen Sid Larbi Cherkaoui, Anne-Teresa De Keersmaeker, Jan Lauwers en Jan Fabre. Alle info: www.theatredelaville-paris.com

Een beeld uit De kamer van Isabella van Jan Lauwers en Needcompany, in Frankrijk uitgeroepen tot beste stuk in de categorie dans van 2005. Violette maakt heel eigenzinnige keuzes. Als hij theater programmeert, gaat het vaak om expliciet regisseurstheater met een hybride vorm. Geen Stan hier, wel Wayn Traub of Jan Lauwers. (Foto Maarten Vanden Abeele / RV)