De spreekkoren van Gery Helderenberg, door Aloïs de Maeyer

Aloïs de Maeyer, 1934-11-20


Source

Tooneelgids, 1934-11-20 pp. 161-163


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Paul Hardy: Bij "Mysterium Cruci... 1935-01
  2. ◼◻◻◻◻ Jozef Boon: Spreekkoor en Massa-... 1937-07
  3. ◼◻◻◻◻ Anon.: Katholieke kunst en ... 1934-04
  4. ◼◻◻◻◻ Lode Geysen: Het spreekkoor, door... 1932-09-13
  5. ◼◻◻◻◻ Aloïs de Maeyer: De Geestelike, d. i.... 1930-10

De spreekkoren van Gery Helderenberg

door Al. de MAEYER.

Het is gekomen als een tornado over Vlaanderen : de wervelende wind van het oprukkende spreekkoor.

Maar dan ook hier en daar met het onbeheerschte, het handelooze, het zichzelfvernietigende dat wij met menschenoog aan alle rukkende geweld meenen te ontdekken; en waar we op het buitenland ten achter gebleven waren voor de beoefening, hadden we gauw het achterstallige ingeloopen voor de... wanordelikheden, de misgrepen allerhande, die elders sedert jaren hardnekkig worden bestreden.

Immers, we hadden geen teksten. Bovendien was er wel een beetje schrik ingeslagen voor al dat Duitsch- Russisch-communisistische gedoe. We bleven overvoorzichtig verre van alle grondige kennismaking met wat ginds traag, maar geleidelik, groeide; met wat ginds werd omstreden en ten slotte als verworvenheden kon worden beschouwd.

Ondertusschen groeide de drukte en na de schaarsche pogingen die binnen het kader van tooneelvoorstellingen werden gewaagd, en waar een Lode Geysen, een Renaat Verheyen, een Anton van de Velde, een Michel van Vlaenderen zich verdienstelijk wisten te maken - als groote voortrekkers - kwam het los in jeugdgroepen en vereenigingen. Boven den Moerdijk sloeg het zelfs uit tot een paar reuzedemonstraties met de Graal-meisjes en de beweging vroeg om vorm en geleding.

Naast de meer uitgebreide - spelen, dan - als die van een H. Roland Holst, het zeer voorname Mariaspel van Teo de Witte (toch ook alweer geen eigenlik spreekkoor) en het, onlangs verschenen, uitstekende Omnis terra van P. Scheurs, hadden we niets dan enkele poovere teksten. (Ik heb natuurlijk niet van alle kennis kunnen krijgen.) Ik durf slechts weinig uitzonderingen te maken, o.m., voor een paar gelukkige proeven van E. P. Bogaerts, s.j.. Toen is het wonder gebeurd. Want ik durf het wel zoo te noemen, omdat het kwam uit een hoek waar geen tooneelvertrouwdheid kon worden verondersteld en al evenmin voorkennis van wat onder het teeken van het spreekkoor moest worden nagestreefd of alreeds was bereikt.

Alleen op grond van een zeer sterk rhythme-gevoel, dat tot scenische transpositie bizonder geschikt bleek, en uitgaande van het diepe hesef dat het liturgisch. eucharistische leven als grondslag van apostolaat, een eisch was voor de gemeenschap, - eisch die als groeiend verlangen aanwezig is in de schoot van de Katholieke jeugdactie en sluimerend m.ocht worden verondersteld in de naar beter en hooger willende, nog. geloovige massa : de eenheid tusschen podium en het publiek, de veie bodem voor propagandistisch apostolaat - kwam priester-dichter Gery Helderenberg er toe een werk te scheppen dat oogenschijnlik buiten de lijn van zijn anders intiem-stillere poëzie lag, maar achteraf een gebalde synthese ervan bleek te zijn, o.m., van zijn Morgenzang voor de H. Communie.

Als blijde verlossingszang nà een zeer zware krankheid, schonk de dichter ons, begin 1932, de Dageraad. Meteen bezat Vlaanderen en Nederland een spreekkoortekst die, ondanks aan menschelik werk altijd vast-zittende onvolmaaktheden, een goede, zeer goede tekst bleek te zijn, d.i., een tekst die literair te verantwoorden is, als spreekkoor niets van zijn waarde inboet en zijn volle ontplooiing krijgt door scenische parafrase.

Mijn bedoeling is natuurlijk niet Dageraad tot een onovertrefbaar, tot een volkomen-gaaf meesterstuk te stempelen. Ik zou dan op de eerste plaats den dichter zelf tegen krijgen en bovendien mezelf tegenspreken als ik op de bezwaren-voor-de-regie zou willen wijzen. Al evenmin toch wil ik me laten van de wijs brengen door den dooddoener : « in 't land der blinden ... ». Nee, de verdiensten en de uitzonderlike eigenschappen van Dageraad zijn reëel en absoluut, niet louter in verhouding met de penarie waar de spreekkoorliteratuur ten onzent in verkeerde.

Literair is Dageraad gedragen op een doorvoelde en doorzinderend rhythme, en telkens veruiterlikt in een sobere woord- en even soberen zinsbouw; beelden en begrippen zijn van een kinderlik-eenvoudige onmiddellikheid ; zoodat het geheel allerbevattelikst wordt zelfs voor den gewonen man. Ik bedoel de bevattelikheid van het eenvoudig begrip : niet de mogelikheid van analyse nà een eerste lezen of aanhooren. De totale verbondenheid van opeenvolgende begrippen kan toch altijd maar door nà-denken en redeneering worden achterhaald. Waarom het te eischen op de planken als resultaat van allereerste aanschouwelijkheidsgenieten ?

Het gegeven is dramatisch opgebouwd : immers kracht voor strijd en botsing en waarborg van weerstandsvermogen met belofte van eeuwig-triomfantelike uitkomst. Het spreekkoor eischt lang niet het uitvechten van den strijd als strijd om dramatische gestalte te bereiken. Voldoende is het dat de tegeneen aanbotsende krachten worden gesteld met hun eigen weerbaarheid, - in het teeken van de propaganda : met hun werfmogelikheden, - om spanning te bereiken, op voorwaarde dat de dichter eerlik spel spele en geen karikatuur geve van strijd en overwinningsvisioenen. In Dageraad wordt de strijd gesteld in het teeken van Katholieke Aktie, die niet vreest de moderne wereld op haar eigen terrein te bevechten; niets verloochent van de verworvenheden van wetenschap en kultuur, maar ze stempelen wil met het teeken Xi en overwinning verwachten durft door vertrouwen in het gebed en volle overgave aan Christus-Eucharisticus.

Die ideëenbotsing, die dramatische spanning, scenisch om te zetten, om zoo de emotioneele waarde van den tekst als het ware nog direkter over te dragen op het gemoed van den toehoorder, is de eigenlike taak van den regisseur. Dat de tekst van Dageraad er zich best toe leent, bewijst de triomftocht dien hij van af zijn eerste verschijnen heeft ingezet. Dat het werk reeds een derde druk heeft bereikt; maar veel meer nog dat het, waar het werd uitgevoerd, telkens opnieuw wordt gevraagd en iedere nieuwe uitvoering de naijver prikkelt van naburige vlekken en kringen is wel een bewijs dat het een sukses is geworden. Persoonlik had ik er nooit aan getwijfeld en nù, min dan nooit. Zoodat ik wel van een wonder mocht gewagen, zij het in zeer bescheiden zin : waar zoo goed als niets bestond op gebied van spreekkoor; uit een hoek waarvan men het allerminst mocht verwachten : het plotse verschijnen van een spreekkoortekst die een uitstekend goede bleek te zijn en, Goddank, in vrij korten tijd door Vlaanderens jeugd dankbaar werd aanvaard.

Of het wonder zich herhalen zou? Dat bleef een open vraag. De gelukkige zet dien Gery Helderenberg met Dageraad had gesteld, gaf op zich zelf niet de minste waarborg voor similair-latere werk. De velerlei louter-technische kennis, het vakkundige, dat toch aan ieder werk vastzit, stelt steeds hoogere eischen. Ik wist dat de dichter ernstig nadacht over het probleem; dat hij zich flink dokumenteerde; vooral, dat hij trachtte zich in te leven in de atmosfeer van scenische eischen en mogelikheden, o.m., door de uitvoeringen van zijn eerste werk vrijwel, in de mate van het mogelike, achterna te loopen en zich dan telkens door regisseur en ernstige kritiek een dieper inzicht trachtte te verwerven. Desniettemin bleef er ernstige twijfel over wat de toekomst brengen zou. Eerlik gezegd staat de Oogst van God op een heel wat lager peil dan Dageraad. De dramatische spanning heeft er niet zoo een voldragen gehalte gekregen, al kan gerust toegegeven dat de werving, die ook hier zoo sterk opklinkt, tot een gebald scenisch beeld kan worden opgevoerd. Voor degenen (al houd ik het nog altijd voor «misselik») die liever (of door onweten) aan gesproken koor doen, zal het blijken zeer goed materiaal te bergen.

Zonnebloem, een zomer- en meisjesfantasie, zet in op een zeer mooi vers, dat echter heel wat bedenkingen doet opperen voor mogelik dramatische ontwikkelen. Hoe lief en frisch ook die aanhef, valt hij ideologisch en scenisch te lang uit, omdat er geen enkel verwijzen is naar de «daad». Het is louter lyrisch beschouwen. Maar de dichter herpakt zich des te schitterender , van af het verschijnen van de meisjes en van daar voort neemt het een stijgende vaart die het beste spel-dramatische van Dageraad overtreft. Het is een tekst vol warme poëzie, vol kleur en leven, (de inzet is te veel kleurvisuëel in plaats van rhythme en lijnenvisuëel te zijn) vol eerlike daad : een mooi, mooi zonnespel.

Ondertusschen rijpte in hart en ziel van den dichter een pieus en grootsch gedacht. De negentien-honderdste verjaring van het bloedig sterven van den Heiland op Golgotha mocht wel worden herdacht in hetteeken van het scenisch kunststreven van onzen tijd : het gemeenschapsbeeld, het spreekkoor. Terzelfdertijd wou hij verbondenheid met de traditionneele devotie van den eenvoudig-geloovige en daarom zijn beeld vastleggen aan het gegroeide beeld van den kruisweg, met, over veertien staties, het zelfonderzoek, het zelfverwijt en het hoopvolle opblikken van de ontwortelde ziel. Jezus gestorven door ons, maar ook : voor ons. Dat, scenisch-choraal, d.i., in spreekkoorvorm uit te werken, was het stoute bestaan. Een modern Passiespel en toch zoo innig verbonden met de traditie dat het niet één enkele keer buiten het raam van die traditie wil treden. Dezelfde meditatie van al die eeuwen geleden, dat deeltje van de jaarliksche vastensermoenen dat den Kruisweg behandelt : maar, met het woord van onzen tijd, met de rhythme van onzen tijd, met de visuëele plastiek en de jachtende dynamiek die onzen tijd, naar onze opvattingen herdicht en voorgespiegeld (wat Paul de Mont in zijn Geding zoo treffelik heeft bereikt), aldaar wij, menschen van vandaag, voor en tegenover dat ééne onveranderlike eeuwigheidsgebeuren.

Zal ik zeggen dat het in zijn geheel één schitterend slagen is geweest? Wie zou het durven? Integendeel, om dat te kunnen zeggen zou ik eerst het bewijs willen zien dat het zich traditionneel houden, het zich gebonden achten aan de veertien staties, op zich zelf reeds een esthetische fallt uitmaakt ... En toch, om even maar op één detail te wijzen, dat telkens weer in om 't even welke Kruisweg-uitbeelding een steen des aanstoots dreigt te worden, beschouw maar eens de climax die bereikt is in het drievoudig vallen van 3, 7 en 9. Wat niet belet dat elders scenische en dramatische inzinkingen voorkomen, o. m., ill 6. Ik zie ook niet te best b.v., hoe de veertien episodes met voor en naproloog van Psalmen en Paaschklokken, tot een scenische eenheid moeten worden opgelost. Dat is misschien niet eens noodig : de « beeldekens » uit den laatsten tijd hebben ons op dat punt al niet bijster kieskeurig gemaakt. Waar echter een tooneelwerk wordt geboden blijf ik desniettemin aarzelend staan. Ik. weet wel, dat zit initiëel vast aan de vrijwillige zelfverplichting binnen het kader van den Kruisweg te blijven. Juist daarom heb ik van meet af gezegd dat dit een scenisch dramatische, een esthetische fout uitmaakt. En fout blijft het : wat niet zeggen wil dat het daarom min-emotionneel zal inslaan. Misschien kon men een oplossing wagen langs een plastische uitbeelden van een reëelen Kruis ... weg.

Behoudens deze en dergelijke opmerkingen - meestal van praktischen aard - zal de lof, die rechtmatig aan Mysterium Crucis moet worden toegezwaaid, wel niet gering zijn. De tekst heeft voorzeker schitterende gedeelten en blijft doorloopend op een peil dat heel wat boven de goede middelmaat reikt. Ik bedoel dan de klankrijkdom, het rhythme en den gevoelsinhoud want ik houd er altijd rekening mee dat hij als spreekkoor moet worden verbruikt. Misschien zal voor sommigen uit dezen tekst blijken dat Gery Helderenberg wel niet zoo weeërig-zoet is, en dat, waar hij zijn vers niet in wilde passie laat opklinken, hij dit heel eenvoudig niet wil, omdat hij het misselik acht - en terecht - in zijn mystische schouwing van liturgie en ascese.

Mysterium Crucis heeft al de voortreffelike eigenschappen van Dageraad, in verhoogden graad zelfs. Klankvol, sober, bevattelik naar woord en zin (sterk door traditie, is het ovel'zichtelike hier zelfs zeer ge~ makkelik bereikt), met een jagend rhythme dat tot rhythmische vorm en lijn als vanzelf aanleiding geeft. De dramatische spanning is niet van de lucht, al kan ze moeilijk in één stijgende lijn worden gehouden vanwege de vooraf bepaalde ontwikkeling, en de strijd gaat om ons zelf. 't Is eigen zielsverscheurdheid die we meemaken in de wisselzangen van het mystieke koor en het koor van den satan en de in zich zelf keerende beschouwing van het koor van de geloovigen. Zoo wordt het een gedurig hernemen van den zelfsfstrijd waartusschen de spat van het Godsbloed onze vlekken uitwischt en zijn ondergaan, als het zaad in de voor, voor ons de kiem wordt van triomfeerend Paaschverrijzen.

Eigenaardig resultaat : stuk vaar stuk zou ik Mysterium het laten winnen op Dageraad. In zijn geheel vind ik het niet zoo gaaf, niet zoo afgerond àf om zijn vastzitten aan de traditionneele Beschränkung door de volksdevotie.

Dat het intusschen bestemd kan zijn om overrompelend in te slaan, laten de proeflezingen, die het Land van Riem te Aalst ervan gaf, met een onwrikbaar vertrouwen, vermoeden. Gelukkig de kring en de stad die het Mysterium Crucis van Gery Helderenberg als eigenlandsch-passiespel durft op te nemen. Ze zullen beter werk verrichten dan met ziellooze wansmakelikheden in die lijn te vertoonen en, ik wed, er vast niet min sukses op hebben. Ik staar me niet blind op de alleszins vele en voortreffelike hoedanigheden die in de spreekkoor-teksten van Gery Helderenberg liggen en ik zie lang niet over de zwakheden, scenische dan vooral, die er nog aan vastzitten. In hun geheel echter zijn ze eerlik en hoogstaand werk, een blijheid vaar welgemeende kringen, een zegen voor Vlaanderen en een devootheerlike-schoonheidshulde aan Christus-Eucharisticus en zijn gloriestralende Kerk.

Al. de MAEYER.

P.S. Naar aanleiding van het verschijnen van Mysterium Crucis bij de uitgeverij "De Oogst" - en de ontworpen grootsche uitvoering onder leiding van den heer J. Stalmans, te Lede, voor Oktober 1934. Terzelfdertijd verscheen een idyllisch-keurig klein zeg-koor Als de ziel ontwaakt dat voor naar-mogelikheden-meer-beperkte meisjeskringen zeer geschikt is. Over het zeer sterke Rorate Coeli schreef ik breedvoerig in "Hernieuwen", November 1933.


Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Paul Hardy: Bij "Mysterium Cruci... 1935-01
    tekst • dichter • Jan Stalmans • mysterium crucis • Gery Helderenberg • mysterium • Mysterium Crucis
  2. ◼◻◻◻◻ Jozef Boon: Spreekkoor en Massa-... 1937-07
    spreekkoor • Anton Van de Velde • Dageraad • Renaat Verheyen • gery helderenberg • Gery Helderenberg • Jan Stalmans • J. Bogaerts • Mysterium Crucis • Aloïs de Maeyer • Omnis terra • Lode Geysen • mysterium crucis
  3. ◼◻◻◻◻ Anon.: Katholieke kunst en ... 1934-04
    (date-year) 1934 • Het geding van Onze Heer • Aloïs de Maeyer • Paul de Mont • Michel van Vlaenderen
  4. ◼◻◻◻◻ Lode Geysen: Het spreekkoor, door... 1932-09-13
    spreekkoor • Anton Van de Velde • Renaat Verheyen • J. Bogaerts • tekst • Aloïs de Maeyer • Lode Geysen • Henriette Roland Holst-Van der Schalk
  5. ◼◻◻◻◻ Aloïs de Maeyer: De Geestelike, d. i.... 1930-10
    Anton Van de Velde • Paul de Mont • bereikt • (author) Aloïs de Maeyer • Aloïs de Maeyer • Michel van Vlaenderen • tijd
  6. ◼◻◻◻◻ Aloïs De Maeyer: Na een debat... 1933-11
    spreekkoor • dramatische • Dageraad • Jan Stalmans • Aloïs de Maeyer • Lode Geysen
  7. ◼◻◻◻◻ Anton Van de Velde: "Moet Barbertje hang... 1930-02
    Lode Geysen • Anton Van de Velde • Paul de Mont • Aloïs de Maeyer • Michel van Vlaenderen
  8. ◼◻◻◻◻ Anon.: Uit Tijdschriften: W... 1934-11-01
    Lode Geysen • spreekkoor • Anton Van de Velde • (date-month) 1934-11 • (date-year) 1934
  9. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Michel van Vlaendere... 1928-01-21
    Renaat Verheyen • Anton Van de Velde • dramatische • strijd • Michel van Vlaenderen
  10. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Dr. J.O. De Gruyter... 1938-11-30
    Renaat Verheyen • tekst • onzen tijd • Lode Geysen • tijd