Programmeren in de periferie
Het zou riskant zijn binnen het kader van deze tekst een consistent geheel van eenduidige criteria te willen ontwikkelen waarop ik me zou baseren wanneer ik als programmator - maar in de eerste plaats als toeschouwer - een voorstelling bekijk, analyseer en evalueer. Het is eerder mijn intentie intuïtief te werk te gaan en te proberen vat te krijgen op de mechanismen die me bij het kijken en selecteren een leidraad bieden en die ontstaan zijn uit een kijkervaring van twintig jaar.
Een voorstelling stelt voor, stelt iets voor, brengt iets naar voren, vertoont iets, geeft vorm aan iets, maar is tegelijkertijd ook een denkbeeldige constructie, een simulacre, een schijnbeeld, een schijnvertoning die voor de aanwezigen (zowel uitvoerders als toeschouwers) reëler kan zijn dan de werkelijkheid zelf. M.a.w. in een voorstelling zit een stellingname, al dan niet expliciet. Iets voorstellen is ook iets uitbeelden, iets stellen voor iemand. Zonder die iemand wordt een voorstelling een solipsistisch gebeuren. Een voorstelling impliceert dus iemand die kijkt, luistert, waarneemt, aanwezig is, een medeplichtige. Iemand die de spelregels van het voorstellen meespeelt, die de imaginaire ruimte aanvaardt, zich laat lokaliseren in de ruimte tegenover de scène, een ruimte in haar functie bepaald door een 'denkbeeldige' vierde wand (alhoewel steeds meer 'voorstellingen' de ruimte van optreden en de publieksruimte door elkaar laten lopen en deze artificiële scheiding proberen op te heffen).
Door sommige voorstellingen word je geraakt, andere laten je onverschillig of zelfs koud, alsof wat wordt voorgesteld, niets voorstelt. Hebben voorstellingen die je raken bepaalde eigenschappen of kenmerken en wat voor kwaliteiten zouden dit kunnen zijn die een toeschouwer (programmator) meezuigen in hun 'exposé' en hem ervan overtuigen anderen te stimuleren zich ook door het getoonde te laten raken, fascineren, ontroeren, ontregelen?
Onlangs zag ik in De Bottelarij Risquons-tout van De Tijd. Het verschafte me een enorm genot, zowel spiritueel, esthetisch als gevoelsmatig. Dit stuk moet, vind ik, door zoveel mogelijk toeschouwers worden gezien. Deze ode aan de verbeelding is gecomponeerd als een virtuoze muziekpartituur, als een ingenieus veld van stemmen, personages en verhaallijnen. De anekdotes waarin de drie spelers zich met een ongekende speellust nestelen - tegelijkertijd hun vakmanschap etalerend en het op hetzelfde ogenblik ironisch relativerend - stapelen zich op als werelds contrapunt voor een abstract veld van mythische proporties waarin het sublieme het banale countert en omgekeerd. Deze volgehouden verhaalpuzzel met ontregelen-
de tijd- en intrigelijnen en een labyrintische bewustzijnsstroom, laat ons beleven wat we nooit echt kunnen beleven, omdat deze kunsttaalconstructie van
Aan een interessante theater- of dansvoorstelling ontkom je moeilijk. Je wordt als het ware de eerste vijf minuten al het scènegebeuren ingezogen. Het is alsof er in de voorstelling een geheimenis aanwezig is, iets dat in het gebeuren verborgen zit, moeilijk te doorgronden lijkt, voor ons oog onzichtbaar en voor ons rationele beschouwen moeilijk (meteen) te bevatten. Iedere interessante voorstelling heeft dus iets enigmatisch, raadselachtigs en mysterieus, hetzij op het niveau van de inhoud, het verhaal, hetzij op het niveau van de vorm, de structuur, en bij theater bij voorkeur op deze twee niveaus tegelijkertijd, waarbij er een perfecte balans is tussen vorm en inhoud, waarbij het ene het andere weerspiegelt. Deze onontkoombaarheid kan zich ook uiten in een interne logica, een inwendige dynamiek waaraan je niet kunt ontsnappen en die niet alleen de voorstelling voortstuwt, maar je ook dwingt tot een groeiende betrokkenheid.
Een voorstelling dient je eveneens te verplaatsen in ruimte en tijd, naar een tussengebied waar je verbeelding wordt geprikkeld, waarbij er een interactie ontstaat tussen je waarneming en je reflectie van deze waarneming. Een voorstelling zal je tegelijkertijd dan ook 'ontregelen', je 'zekerheden', je manier van kijken en beleven in vraag stellen, door elkaar schudden. Een scherpe voorstelling graaft altijd naar de essentie van je 'zijn' op dat moment.
Goede voorstellingen bevragen je ook met terugwerkende kracht: zij kijken vanuit een bepaalde hoek naar je terug en achtervolgen je, omdat ze reeds op het ogenblik dat ze zich ontrollen in de imaginaire ruimte van de scène, met haar artificiële tijd- en ruimteconstructie en jouw subjectieve duurbeleving en niet terug te spoelen lineaire kijken en luisteren dat bij wijze van spreken altijd al te laat komt, een gaping laten en tegelijkertijd een mechaniek in gang zetten, die diepere lagen in het bewuste/ voorbewuste/onbewuste aanraakt, maar tegelijkertijd in dit aanraken van deze blinde vlekken, ook altijd al laat beseffen dat een essentieel zich openen altijd moet gepaard gaan met een zich opnieuw toeplooien op een ander echelon.
Een goede voorstelling maakt je ook gevoelig voor haar interne logica als compositie, je wil de voorstelling op een abstract niveau kunnen ervaren als kunstwerk. Een voorstelling kan maar raken, als ze je ook in of met haar esthetiek raakt. Zo moet de voorstelling haar eigen gelaagdheid reflecteren, op een subtiele manier haar eigen constructie analyseren en relativeren. Ook de interne communicatie en interactie tussen de verschillende lagen en media (beeld, geluid, woord, spel, scenografie, licht) moeten in hun ontwikkeling een noodzakelijkheid laten ervaren, m.a.w. organisch verweven zijn, een naturel hebben. De verschillende lagen en media moeten in elkaar kunnen resoneren, elkaar kunnen verdubbelen of commentariëren.
Het is bij een theatervoorstelling bovendien zo - aangezien we hier ook te maken hebben met betekenisinhouden, tenzij de taal letterlijk als partituur wordt gebruikt - dat men steeds waakzaam moet zijn voor een subtiele balans tussen het mimetische, letterlijke en het abstracte, symbolische, tussen het gewone, anekdotische en het algemene, tussen het banale en het verhevene, tussen wat getoond en wat gesuggereerd of verzwegen wordt, tussen representatie, presentatie en presentie. Het is in dit uitgekiend evenwicht dat een voorstelling subliem kan worden, ze het onzegbare voelbaar kan maken. In die zin hangt de kunstenaar steeds opnieuw als een koorddanser zonder vangnet boven het diepe ravijn van zijn eigen constructie/creatie.
Maar keren we terug naar Risquons-tout, dat gehucht in de periferie, op de grens tussen
Risquons-tout van
voor en toch begint het stuk met de drie hoofdpersonages in fanfarekostuum. Zij lijken thuis te komen van een optreden, zij hebben ergens gespeeld. Misschien naar aanleiding van een bijzondere gebeurtenis, misschien de begrafenis van de slachtoffers van de apocalyps aan het einde van het stuk. Drie spelers in fanfarekostuum... Niets is zo anekdotisch, en tegelijkertijd is niets zo abstract, universeel als symbool, als metafoor voor het dorp als entiteit. Bovendien abstraheert het uniform tegelijk het concrete menselijke zijn, maakt van de drie spelers personages, dragers van de vertelling.
Risquons-tout, laat ons alles riskeren, alles op alles zetten, ons zonder remmen in de vooruitgang smijten, koste wat het kost vernieuwen...
In de periferie, op een afstand van het centrum, is de intrinsieke druk tot vernieuwing kleiner, is de onuitgesproken verplichting om alle nieuwe trends te volgen geringer. Verder weg van het oog van de storm van alle creatie en productie is het gemakkelijker de rol van toeschouwer op te nemen - niet enkel van voorstellingen, maar van het theater- en podiumkunstenlandschap in het algemeen - en ligt een beschouwende houding meer voor de hand. Er is tijd en ruimte tot reflectie en tot een zekere traagheid in het proces van beslissen wat belangwekkend genoeg zou kunnen zijn om te tonen, aangezien de mogelijkheden beperkter zijn en het publieksbereik kleiner is. M.a.w. er blijft vaak meer tijd en ruimte in de periferie om met kunstenaars een traject van langere adem uit te tekenen, om een biotoop, een landschap, een warme plek te creëren waar hun - vaak fragiele - werk kan gedijen. Meer tijd dus om o.a. De Tijd een beetje tijdloos te laten zijn.
Auteur Hugo Haeghens
Publicatie Etcetera, 2000-12, jaargang 18, nummer 74, p. 11-13
Trefwoorden formele • voorstelling • anekdotische • bach • tegelijkertijd • vandervost • vanluchene • variaties • periferie
Namen Aria • Bach • Cultureel Centrum van Maasmechelen • Filip • Glenn Gould • Goldberg-Variationen • Hugo Haeghens • Lucas • Noord-Frankrijk • Vandervost • Vanluchene • Victor • West-Vlaanderen
Development and design by LETTERWERK