Vraaggesprek met Victor J. Brunclair

Victor J. Brunclair, 1934-12-29


Source

Het Tooneel, 1934-12-29 pp. 1-2


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1934-01-13
  2. ◼◼◻◻◻ Anon.: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-06-30
  3. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ned. Schouwburg. "Ma... 1933-12-16
  4. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. Robert Bertra... 1934-03-10
  5. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Koninklijke Nederlan... 1933-06-16

VRAAGGESPREK MET VICTOR J. BRUNCLAIR

Onze medewerker H.T. nam den letterkundige V.J. Brunclair het volgende vraaggesprek af :

VRAAG : « Het Tooneel » vernam dat U den Heer W. Benoy een tooneelwerk hebt ter inzage gestuurd met het oog op gebeurlijke monteering in den K.N.S.

ANTWOORD : Het is niet de eerste maal dat ik overga tot dit initiatief, dat voor de Vlaamsche tooneelschrijvers stilaan gewaagd gaat lijken. De heer Dr. J.O. de Gruyter kreeg destijds van mij ter inzage : « De gevallen Ster » een burleske en « De Wals van Middernacht » met den 2en prijs bekroond in den Tooneelwedstrijd der Stad Antwerpen 1925. Waar, benevens zijn uitzonderlijke hoedanigheden, directeur de Gruyter op het stuk van oorspronkelijk werk een zeker negatief apriorisme aan den dag legde, blijkt zijn opvolger ook dezen laatsten karaktertrek van hem te hebben overgenomen. Bij den aanvang van dit seizoen zond ik den heer Benoy een boertige cluyte : « De Benzienpomp », waarvan hij schriftelijk het geestige gehalte erkende, om het stuk nochtans te weigeren op grond van de bewering dat het gelijkenis vertoonen zou met « Het Standbeeld van Generaal Regan ». Ik ben nog doende, deze raakpunten op te sporen, maar opvatting en karakterteekening van mijn stuk zijn zoo met het aangehaalde werk grondverscheiden, dat ik wanhoop ooit iets te kunnen vinden dat den heer Benoy in het gelijkstellen zou. Zijn besluit heeft me zeer ontmoedigd, vooral omdat hij de verdienste van het werk toegaf. Ik ging haast meenen, dat, om een stuk gespeeld te krijgen verdienste alleen niet voldoende is. Maar ik weet het : schrijven is een daemon die je beheerscht en aan zijn greep is nooit te ontkomen. Ik schreef dus « De nieuwe Souffleur ».

VRAAG: Handelt U eerst even over die «Benzienpomp» die dus ons tooneel niet zal overspoelen.

ANTWOORD: Het werk is als groteske, op de lachspieren berekend, en het blijft mijn overtuiging, dat, mits het gehouden wordt in den boertigen speelstijl, afgestemd op het dialekt van Manten Boone, dat Jan Cammans heeft geschapen, maar dat wel gemeengoed worden kan, het een kassastuk worden zou.

VRAAG: Het thema?

ANTWOORD: Een dorpsgeschiedenis rond dit spilgegeven : Een afgelegen dorp zit zonder benzienpomp, wat voor het autoverkeer vervelend is. Hoe die pomp er komt en weer wordt weggehaald behandel ik dus in den trant van de « Boeren van Ooien » en voeg daaraan natuurlijk de onvermijdelijke landelijke idylle.

VRAAG: Dat is een nogal lapidaire inhoudsopgave.

ANTWOORD: Nadere inlichtingen kan ik niet verstrekken. Ik verraad mijn beroepsgeheim niet. Vertel ik U den inhoud, dan hoeft het stuk niet meer gespeeld, en ik behoud toch de illusie, dat, waar het nu in de lade liggen blijft naast andere tooneelwerken van mijn hand als «Gedrang» en « Gouden Regen », het nageslacht wellicht op mijn oeuvre een kijkkans krijgt. Ik geloof trouwens dat ik als Zuid-Nederlandsch tooneelschrijver met dezen dunnen troost niet alleen sta.

VRAAG: Nu: « De nieuwe Souffleur ».

ANTWOORD: Ja. Men heeft eens in Teirlinck een renovator van ons tooneel begroet, m.i. ten onrechte, want, beweren dat hij door plankenland expressionistische paden zou getrokken hebben, houdt geen steek. Wat Teirlinck bracht is een fantastische interpretatie van het naturalistische tooneel, waarvan de beginselen niet werden aangetast. «De Komedie van het Geluk» bijv. staat dichter bij het expressionisme, in zijn oogenschijnlijk banale gestaltenbeelding, dan heel het «verlitteratuurde » tooneel van H. Teirlinck.

VRAAG: Kunt U ons een scherpe bepaling geven van « expressionistisch tooneel»?

ANTWOORD : Niet zoo licht, maar beproeven kan ik het alvast. De tegenpool van onze hedendaagsche tooneelopvattingen ligt in het naturalisme, de leer waarbij alle scheppend vermogen van den kunstenaar vervlakt wordt tot de geordende ontrolling van realiteitskiekjes; wier gevoelsinhoud dan in het teeken der

experimenteele psychologie wordt beklaard. De natuur als beginsel taboe.

VRAAG: Dus expressionisme is daarvan de algeheele, onvoorwaardelijke negatie?

ANTWOORD: Die gevolgtrekking is te exclusief. Laat ons het zoo zeggen: niet de werkelijkheid blijft taboe, wel wordt onaantastbaar de

scheppingsfuncte van den kunstenaar. Hij heeft speelruimte zijn stof overal te zoeken onder dit uitdrukkelijk beding dat hij ze stijlvol

vergeestelijkt en van zijn kunstwerk een nieuwe werkelijkheid maakt die een hooger plan bestrijkt dan dit van het werkelijke leven.

VRAAG: Dus een uitstijgen naar het fantasme.

ANTWOORD: De expressionist mag beeldingsmateriaal puren uit de werkelijkheid, uit zijn verbeelding, niet gehouden zijn aan de enge formule van het

klassieke tooneel: d.i. eenheid van tijd, plaats en handeling. Het is hem toegelaten ficties te maken van realiteiten en omgekeerd, waar dit

dienstig blijkt te zijn aan het stijlgebod, dat zijn schepping determineert.

VRAAG: Maar dit stijlgebod? Is dit een utilitair of een zuiver esthetisch 'stijlgebod?

ANTWOORD: Sommige expressionisten hebben de « vergeestelijking » in dien zin geïnterpreteerd dat zij ideologieën zijn gaan omkleeden in

tooneelfiguren, liefst dan met tendens. Dat heeft geleid tot de abstractie als tooneelmatig schimmenspel, ledepoppenvertoon zonder levensgloed. Het

is bijv. wel mogelijk de dialogen van Plato in tooneeltaal te verwerken en daarbij de pathetiek aan te wenden om hooge vlucht te krijgen, maar dat

blijft toch maar een litterair appendix van het tooneel.

VRAAG: Welke zijn de beginselen die het tooneel ook dat van expressionistische factuur beheerschen?

ANTWOORD: Handeling. Het gebeuren, dat zijn vertrekpunt heeft in, zijn aanloop neemt uit de waarneembare werkelijkheid, maar daar niet noodzakelijk

bij beperkt blijft. Zooals elk kunstenaar : de dichter, de schilder, de goochelaar, vertrekt de tooneelschrijver vanuit de werkelijkheid en gaat de

gebieden der geestelijke magie bereizen. De werkelijkheid is eenvoudigweg een bruggehoofd naar onbeperkte mogelijkheden aan de overzij.

VRAAG: Verder?

ANTWOORD: Tijd! Maar de tijd van het tooneel is de eeuwigheid. Ik kan me zeer goed indenken dat een kunstenaar aanvangt laat ons zeggen in het

tijdskader van het Romeinsche rijk, om langs de gouden eeuw naar ons te komen en dat hij over die tijdskurve een geestelijk vuur laat ontglooien dat den vizioenschijn van het allentijduge uitstraalt.

VRAAG: En nu de derde hoekpijler: Plaats.

ANTWOORD: Een tooneelstuk kan spelen: nergens en overal, n'en déplaise de heeren folkloristen en minnaars der lokaalkleur. Maar dat sluit niet uit dat een werk, waarvan de ankers vastzitten in een bepaald herkenbaar milieu door zijn decorum heen geen geestelijke regionen zou blootwoelen.

VRAAG: Waar is nu «De nieuwe souffleur» gelocaliseerd?

ANTWOORD: Ik zal U niet verbazen als ik antwroord: in den schouwburg zelf, maar achter het voetlicht, en na den gongslag ontsluiert de voorhang alle verschieten.

VRAAG: Offert U aan het slagwoord gemeenschapskunst, en zoo ja, hoe vat u gemeenschapskunst op?

ANTWOORD: Kunst voor de gemeenschap is je reinste onzin, en moet onafwendbaar leiden tot vleien van den massassmaak, beteekent bijgevolg een nivelleering kunstgehalte neerwaarts. In de klassieke dramaturgie vonden wij kunst door de gemeenschap onder den vorm van spreekkoren. Met deze opvatting kan ik me vereenigen. In « De nieuwe Souffleur » heeft de zaal op een bepaald oogenblik haar aandeel in de actie.

VRAAG: En het gegeven?

ANTWOORD: Behoort tot het fantastische genre. Een wisselspel van schijn en wezen, verbeelding en werkelijkheid.

VRAAG: Heeft het tendenz? Immers, ik zie in dien titel "De nieuwe Souffleur" iets zinnebeeldigs.

ANTWOORD: U raadt er iets naast.

Er is geen enkele afkondiging van sociaal-reformistischen aard. Geen stellingname op het stuk van maatschappelijke problemen. «De nieuwe Souffleur» heeft voor opdracht mijn werk op te geven. Uit zijn hokje komt een roepstem (bij wijze van spreken natuurlijk, want ook deze souffleur zal den fluistertoon niet verlaten), waarvan de herkomst de slotverrassing van het werk wordt.

VRAAG: Dus de hoofdpersoon speelt niet mee?

ANTWOORD: Hij houdt zich bij influisteringen. Dat is ook een rol.

VRAAG: Nu de bouw. Is het een veelluik van bedrijven die in kettingorde staan?

ANTWOORD: Ik bouwde een kaleidoskoop van tafereelen, die door elkaar waaieren rond de tegenstelling: fictie en werkelijkheid.

VRAAG: Schijfjes leven en schijfjes fantasma bontkleurig gelegeerd.

ANTWOORD: Scherper formule dan uwe vind ik niet.

VRAAG: De hoofdpersonen?

ANTWOORD: Een schrijver, die geen uitgever vindt, wat natuurlijk niet alle dage voorkomt, een ideaal zuivere wereldhervormer die zijn jacht naar de Chimaera moet opgeven en inkeert tot het nihil, waaruit hij verscheen, verder luyden van elken dag.

VRAAG: Meent U dat «De Nieuwe Souffleur» het bij den K.N.S. doen zou?

ANTWOORD: Ik heb het speciaal voor die instelling geschreven, gedreven door de bedenking dat in dezen tijd, aan noode zwaar, een uitstapje naar de overzij van ons lichtloos leven in de eerste plaats voor den toeschouwer een aantrekkelijk reisgebied zou openstellen.

VRAAG: Dus heeft het werk wel weerslag op het hedendaagsch gebeuren?

ANTWOORD: Het geeft daarvan een ironiseering door aanvoer van bewijsmateriaal; hoe een wereldhervormer aan den drempel van het werkelijke leven al zijn idealen moet afleggen, opgeslorpt wordt door den pletmolen van het dagelijksch leven, en weer uitwijkt naar de fictiewereld, bezwaard door levenservaring en ontgoocheld. Verder is het werk een praktisch vademecum voor de beginnelingen die voor het leven staan en het leert hun hoe men in onze goedgeordende samenleving op een handomdraai bankier wordt of minister-president.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1934-01-13
    Victor J. Brunclair • (date-year) 1934 • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair • Jan Oscar De Gruyter
  2. ◼◼◻◻◻ Anon.: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-06-30
    heer • heer benoy • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • Jan Oscar De Gruyter • Victor J. Brunclair
  3. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ned. Schouwburg. "Ma... 1933-12-16
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair • Jan Oscar De Gruyter
  4. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. Robert Bertra... 1934-03-10
    Victor J. Brunclair • (date-year) 1934 • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair
  5. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Koninklijke Nederlan... 1933-06-16
    heer • Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair • heer benoy
  6. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederlandsche S... 1933-03-31
    heer • Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair • heer benoy
  7. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "Poliche" doo... 1932-04-30
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair • Jan Oscar De Gruyter
  8. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "oompje heeft... 1933-04-15
    heer • Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair
  9. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-05-26
    Victor J. Brunclair • heer benoy • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair
  10. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Dr. J.O. De Gruyter... 1929-02-27
    heer benoy • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair • Jan Oscar De Gruyter