Advanced Search found 81 item(s) featuring "Herman Teirlinck"

1923-01-22 VLAAMSCHE LETTEREN (Karel Van de Woestijne)
  • . . . tweejaarlijksche periode toegekend aan Dr. Maurits Sabbe , voor zijn boek: Het Quartet der Jacobijnen. Anderdeels kan ik u mededeel en, dat Herman Teirlinck , de schrijver van De Vertraagde Film, die dit jaar nog in een Fransche vertaling van den auteur, door Gemier in den . . .
1926-03-14 "La Bonbonnière" (Willem Putman)
  • . . . Wij zijn hier natuurlijk ver, ver weg van alle "moderne kunst", ver weg zelfs van alle theater als het waar is wat onlangs Herman Teirlinck verklaarde, dat "theater de negatie is van het individu". Ik moet echter zeggen dat alles in deze omgeving ons uit den modernen tijd . . .
1920-11-01 Opening van den Koninklijke Vlaamsche Schouwburg (Anon.)
  • . . . Koninklijke Vlaamsche Schouwburg Zaterdagavond werd onder zeer groote belangstelling de openingsvertooning van den Kath. Vl. Schouwburg gegeven. De heer H. Teirlinck sprak en gelegenheidsrede uit en wees erop hoe het bestaan van den Vlaamschen Schouwburg afhankelijk is van het Vlaamsche publiek van . . .
  • . . . voor de spelers een warm woord van lof over hebben. Daar werd flink werk verricht en wij beamen ten volle den woorden van H. Teirlinck die de schuld van een minderwaardig tooneel te Brussel op de Vlamingen legde. De Vlaamsche burgerij van Brussel heeft in vorige jaren de . . .
1920-02-17 Pelias en Melisande (M.G.)
  • . . . diende. Zeer juist caracteriseerde een Parijzer criticus de personnages van dit stuk bij de eerste opvoering in 1883: "des figures de tapisserie". Ook Herman Teirlinck die zelf wel een paar "popjes" schiep verwijt ze voor "psychologische poppen". De muziek is in dit drama alles. Debussy die . . .
1925-12-15 Een lezing van Herman Teirlinck. Het moderne inzicht in het Tooneel (Anon.)
  • . . . Een lezing van Herman Teirlinck . Het moderne inzicht in het Tooneel. Onze correspondent te Brussel meldt: Ter gelegenheid van de 75e verjaring van het bestaan der . . .
  • . . . Onze correspondent te Brussel meldt: Ter gelegenheid van de 75e verjaring van het bestaan der Vlaamsche tooneelvereeniging " De Morgendster " heeft Herman Teirlinck in de trouwzaal van het raadhuis voor een zeer talrijk publiek een lezing gehouden over: "Het moderne inzicht in het Tooneel." Spreker zeide, . . .
  • . . . daarna te gewagen van den Europeeschen toon, die met Martens , Claeys , Putman en Schmidt -- Teirlinck verzweeg hier eigen, door niemand meer betwiste groote verdiensten -- in de Vlaamsche toonneelliteratuur is gebracht. Deze toon is echter nog lang niet wat . . .
  • . . . de acteur, de decorateur en de muzikant geen andere plaats dan die van onderdeelen innemen. In het licht van deze drie waarheden, aldus Teirlinck verder, is onze tijd ongewoon gunstig voor een wederopbloei van het tooneel over de wereld en ook in Vlaanderen. Het Vlaamsche volk ontwikkelde zich . . .
  • . . . beroep op de samenwerking van alle Vlaamsche intellectueelen bij het opgaan van den gekozen weg, gewezen door den nieuwen geest des tijds, besloot Herman Teirlinck zijn fel toegejuichte lezing. . . .
1929-02-17 Weer een nieuwe Vlaamsche Operette (F.D.R.)
  • . . . zangspel weet te dichten, waarop Marcel Poot , den jongen komponist die op voorwacht-concerten zijn sporen reeds won en, op woorden van Herman Teirlinck , de ruimtebedwingende Dodales bezong, zijn muziek schreef. Na wat wij van de heeren Hullebroeck , Lambrechts , Martens ,
1925-05-12 Tchapek : "R.U.R." (Willem Putman)
  • . . . De nieuwe Spieghel ". Eerlijk gezegd, waar meest iedereen onder dit Franschsprekend Brusselsch publiek gewoon verbluft stond, vonden wij, die de stukken van Teirlinck en de prestaties van het " Vlaamsche Volkstooneel " kennen, hier weinig aanleiding tot verbazing. Wij vinden het zelfs jammer, dat deze eerste prestatie, vooral . . .
1923-04-11 Ik dien (J.B.)
  • . . . TE BRUSSEL, Koninklijke Vlaamsche Schouwburg : Het nieuwe spel van H. Teirlinck : "Ik Dien". Teirlinck noemt "Ik Dien" een spel ter verheerlijking van Zuster Beatrijs en in zijn "argument", dat hij ter . . .
  • . . . TE BRUSSEL, Koninklijke Vlaamsche Schouwburg : Het nieuwe spel van H. Teirlinck : "Ik Dien". Teirlinck noemt "Ik Dien" een spel ter verheerlijking van Zuster Beatrijs en in zijn "argument", dat hij ter verantwoording liet drukken in den spelwijzer, zegt . . .
  • . . . tijdgeest wenscht te richten." Het is wel een interessante compositie en een mooie brok literatuur. Al de personnages zeggen de meest verzorgde bladzijden Teirlinck -literatuur op. En die is werkelijk schitterend van woordenpraal. Maar dan staan we nog aan de literatuur en nog niet eens aan den boord van . . .
  • . . . de literatuur en nog niet eens aan den boord van het drama. De samenstelling ook openbaart elk oogenblik den geestigen, fantasierijken virtuoos die Teirlinck is en als we in bedrijf II de duivel op de kermis hoorden roepen "Mijn spel is geen zwanze" dan meenen we de stem . . .
  • . . . als we in bedrijf II de duivel op de kermis hoorden roepen "Mijn spel is geen zwanze" dan meenen we de stem van Teirlinck zelf te hooren. Maar dan beginnen we maar eerst van die zwanze te gelooven. Het tweede bedrijf is trouwens de "vondst" van dit spel, . . .
  • . . . de vondst was in "De Vertraagde Film". Bedrijf II alleen kan als tooneelinhoud werkelijk aanspraak maken op zekere merkwaardigheid. Voor het overige gebruikte Teirlinck oude tooneelelementen uit onze moraliteiten, sinnespelen, abelespelen, enz. We kunnen hier alleen de virtuositeit waardeeren waarmede die gebruikt worden, maar we vinden er niets . . .
  • . . . maar we vinden er niets in te bewonderen. Vervolgens: de tooneelschikking, de kleuren, de acht schermen, de toon van het spel, die door Teirlinck zelf waren aangeduid en die zeker ongewoon sterk decoratief aandeden. Nieuw tooneel, of eenige nieuwen tooneelstijl is in "Ik Dien" nergens te ontdekken. Spiritueele . . .
  • . . . en eenmaal berouwvol teruggekeerd, dienend weer de eenige groote liefde, dan hadden we nog iets van den geest der oude legende overgehouden. Maar Teirlinck heeft het lichtzinnig gebouwd tot het spel van wie gediend heeft "waaraan niet kan wederstaan worden" !! in de wereld, en die achteraf als . . .
  • . . . evenzoozeer komt ons katholiek geweten in opstand tegen den ethischen inhoud van het werk. Laten we eerlijk aanteekenen dat de eerste opvoering van H. Teirlinck 's nieuw spel "Ik Dien", Zaterdagavond meer dan een succes is geweest. De volle zaal was driftig met haar applaus. Maar het allooi van . . .
1929-11-20 Tooneel in Vlaanderen. Het Landjuweel te Kortrijk (Anon.)
  • . . . Onmiddellijk treft het, dat op deze wijze het Landjuweel-tornooi slechts een zeer onvolledig beeld zal geven van onze tooneel-evolutie sinds 1830. Schrijvers als Herman Teirlinck , Ernest W. Schmidt en Gaston Martens zijn niet eens vertegenwoordigd. En verder blijkt, dat van de schrijvers, die wel . . .
1936-03-02 Rozemarieke (M.S.)
  • . . . den Schouwburg van de Lakenstraat , Jan Poot , dat zooals men weet verleden jaar werd gecreëerd. Na de hernemingen van Teirlinck 's "Vertraagde Film" is het ons eens te meer gebleken welk verdienstelijk werd de h. Poot heeft geleverd op gebied van tooneelhernieuwing. Zooals . . .
  • . . . het ons eens te meer gebleken welk verdienstelijk werd de h. Poot heeft geleverd op gebied van tooneelhernieuwing. Zooals dit bij Teirlinck het geval is zoo heeft ook Poot een episode willen vastleggen van het huidige moderne leven. Ook bij hem als hoofdpersonnage de . . .
  • . . . het gegeven voor volwassenen zijn voorbehouden is dit voorbehoud niet zoo streng voor Poot 's tooneelstuk: zijn personnages zijn, evenals die van Teirlinck , zeker ook menschen van vleesch en bloed, maar hun zielestrijd na den wrangen nasmaak der zonde met haar daadwerkelijk gevolg: het ongewenschte kind, heeft . . .
  • . . . dat hij alles rouwmoedig komt opbiechten. Beiden worden vrijgesproken en zullen hun leven voor altijd vereenigen. Zooals hooger gezegd is het thema door Teirlinck heel anders uitgewerkt dan door Poot . Teirlinck 's stuk is stellig op een veel hooger plan wat de uitteekening der personnages . . .
  • . . . hun leven voor altijd vereenigen. Zooals hooger gezegd is het thema door Teirlinck heel anders uitgewerkt dan door Poot . Teirlinck 's stuk is stellig op een veel hooger plan wat de uitteekening der personnages betreft, terwijl dat van Poot echter meer aanvaardbaar is . . .
1930-01-30 Door mijn luidspreker: MELO (Victor J. Brunclair)
  • . . . Bernstein stellig bedoeld als een gruwelijk kontrast tusschen levensleed en levensvreugde. In allen ernst, dan houden wij het liever bij de schuifkensdramaturgie van Herman Teirlinck . De heldin gaat zich eindelijk verdrinken in de Seine en van ver komen de klanken van een vroolijk nachtfeest. Alweer een kontrast, dat . . .
1930-11 Bij de vertoning van "Ulenspiegel" door het "Nieuwe Volkstooneel" (Pieter G. Buckinx)
  • . . . ; het volk dat houdt van blijheid, van vlaggen en rumoerige meetingen. Daarom dan ook deze geestdrift, deze opgetogenheid, die wij, -- nietwaar Herman Teirlinck ? -- alleen op het sportplein terugvinden kunnen. Want deze Ulenspiegel van R. R. Graverson is een spel voor het volk, vlaams-propagandisties, vlaams-humoristies . . .
1928 Modern Vlaamsch tooneel (Anon.)
  • . . . wil om met dezelfde beweging mee te doen. Daar had de vorige week de eerste opvoering van «Ave» plaats, het nieuwe stuk van Herman Teirlinck . De schrijver noemt het een «oratoriospel op twee plannen en in twee tijden»; het speelt in den hemel, boven de aarde en op . . .
  • . . . doeken, groote ronde schijven, het alles opgehelderd door een tooverachtig en veelkleurig lichtspel, zoo zonderling, fantazijvol, aardig en schijnbaar onbegrijpelijk als het nieuw Teirlincksch gewrocht zelf. Alles is met opzet monumentaal bedoeld, en de drie Machten (maskers), die boven de aarde spelen, zijn voor velen somtijds onbegrijpelijke mysteries. . . .
  • . . . nieuwe school, die, zooals in Duitschland en in Rusland, algeheel afbreuk doet met wat het tooneel tot nu toe is. Men weet wat Teirlinck beoogt. Hij wil de scène met bijl en hamer te keer gaan: Vernietigen eerst, vernielen in ons hart al wat ons nog bindt aan . . .
  • . . . te ankeren: tooneel is een monumentale kunst, wellicht de compleetste, waarin alle andere kunsten organisch, kunnen samengroeien. De crisis te verhaasten is thans Teirlinck s doel. Er is inderdaad een crisistoestand: wij vragen een overdadige belangstelling voor ieder theaterrequisiet op zichzelf, alsof dat op zichzelf een goocheldoel ware. Wij . . .
1931-11-13 Te Brussel: Kon. Vlaamsche Schouwburg: "Elckerlyc" en "De boer die sterft" (H.B.)
  • . . . Peter Dorland (1454-1507) en "De boer die sterft" naar een tekst van Karel Van de Woestijne , op het tooneel gerealiseerd door Herman Teirlinck . Deze gala-avond lokte groote belangstelling. Toen de voorstelling zou aanvangen, was de zaal bezet door een talrijke en voornaam publiek, waaronder wij menig . . .
  • . . . zaal bezet door een talrijke en voornaam publiek, waaronder wij menig vooraanstaand persoon uit de kunstlievende wereld der hoofdstad mochten opmerken. De h. Teirlinck hield er aan, vóór het gordijn open schoof, een woord van toelichting tot het publiek te richten. Hij schetste de middeleeuwsche atmosfeer waarin "Elckerlyc" . . .
  • . . . letteren voorstellen kan. Volgens spreker zou "De boer die sterft" als een echo mogen opgevangen worden van Dorland 's moraliteit. De h. Teirlinck drukte den wensch uit dat de aanwezigen niet met welwillendheid maar met liefde zouden luisteren. Toen ving de voorstelling aan van "De boer die . . .
  • . . . Het is een verhaal uit den bundel proza "De bestendige aanwezigheid", dien Van de Woestijne opent met een opdrachtelijk sonnet aan H. Teirlinck . Een oude boer ligt te sterven alleen en verlaten, op zijn vontkamer. Hij klaagt dat hij nooit zijn wel heeft gehad. Achtereenvolgens verschijnen . . .
  • . . . ging uit gaan, dat het ging weg zijn, die laatste herinnering, en dat hij ging sterven met al de droefheid van dat verlies. Herman Teirlinck heeft dat verhaal op zeer geslaagde wijze scenisch bewerkt. De boer ligt te sterven en de vrouwen komen, een na een, den hier . . .
  • . . . eene ontroering die geenszins gevoelensvraagstukken oproept met betrekking tot het hiernamaals. De vertolking van het middeleeuwsch spel "Elckerlyc", insgelijks bewerkt en geënsceneerd door Herman Teirlinck , onder regie van Gust Maes , die in de titelrol op bewonderenswaardige wijze gansch het stuk heeft geschraagd, kenmerkte zich eveneens door . . .
  • . . . verleden jaar in het Hooger Instituut voor Sierkunsten , ter Kameren) - nu ook in ruimeren kring heeft laten kennen. Wat den h. Herman Teirlinck betreft, voortgaande op het hartelijk succes dat zijn prestatie is te beurt gevallen, zal hij zich ongetwijfeld beloond achten om al de moeite . . .
1921-02 Herman Teirlinck, de Nieuwe Uilenspiegel (Eugene De Bock)
  • . . . HERMAN TEIRLINCK , DE NIEUWE UILENSPIEGEL Neen, Teirlinck zou nog onvolwassen moeten zijn en voor dit boek een zware straf kunnen krijgen: een . . .
  • . . . HERMAN TEIRLINCK , DE NIEUWE UILENSPIEGEL Neen, Teirlinck zou nog onvolwassen moeten zijn en voor dit boek een zware straf kunnen krijgen: een lange verbanning uit de stad naar de boeren, bijvoorbeeld, . . .
  • . . . over Uilenspiegel gaf, dat hij het niet met me eens zal zijn. Wat hebben we aan dat exportatie-Brussel van de eerste hoofdstukken ? Teirlinck late dit genre aan de Belgiese schrijvers d'expression française over. Gelukkig is het boek ook nog op een meer natuurlike wijze pittoresk. Het is . . .
  • . . . van "het ganse heldhaftige pariavolk, dat in zijn felle wezen door Meester Ranke was opgeroepen". Deze theatrale maar goedige schoolmeester Ranke is bij Herman Teirlinck de verpersoonliking van het flamingantisme. De keuze wijst niet op een groot geloof. Scepticisme, een oude snaar van Nu en Straks, die we . . .
  • . . . zelf hebben ingericht, en ook de mooiste kamers rieken vunzig. Werp dat ding omver ! Werp dat ding omver, zeg ik u." Is Teirlinck 's held er dan een internationale geworden ? Een boljewist ? Och neen. Een Belg, een Brusselaar die zich drijven laat op zijn gevoel en . . .
1937 De Lucifer van Joris Diels (Willem Putman)
  • . . . alles, ook het vers, werd ondergeschikt aan plastiek en rhythme, een vertooning waarin de opstand van den hemelschen Stedehouder «verspeeld» werd -- om Teirlinck 's woord te gebruiken -- en omgezet tot een uiterst bewogen en mede actueel beeld van strijd en revolutie. Dit moment, het einde van het . . .
1922-06-07 Het repertorium van den Koninklijke Vlaamschen Schouwburg te Brussel (Cr.)
  • . . . van G. Van Zype - dan ten slotte het zeer ophefmakende, nieuwe banen brekende, huiverig realistische drama "De Vertraagde Film" van Herman Teirlinck . Wij gaan ons hier niet wagen aan eene beoordeeling van dit stuk, door de eenen hoog geprezen, door de anderen omneer gehaald. (Wij . . .
1923-12-25 Gemeenschapskunst (Victor J. Brunclair)
  • . . . Gemeenschapskunst Het aktueele slagwoord! En de eerste promotor, die niet deze leus op zijn minst in het krijt is getreden, heet Herman Teirlinck . Geholpen door een kunstkritiek, die, éénmaal buiten haar cliché-magazijn, met brio het spoor bijster geraakt, en vooral door zijn eigen paradoxalen geest daartoe . . .
  • . . . een kunstkritiek, die, éénmaal buiten haar cliché-magazijn, met brio het spoor bijster geraakt, en vooral door zijn eigen paradoxalen geest daartoe gedreven, heeft Teirlinck er schitterend toe bijgedragen, de begripsverwarring rond "gemeenschapkunst" met enkele sofismen van het zuiverste water te verrijken? Aangezien we nu eenmaal niet buiten formules . . .
  • . . . wanneer het gaat om een zoo rekbaar begrip als "gemeenschapskunst". Want kijk eens aan tot wat al diverse interpreteeringen deze formuul zich leent! Teirlinck zegt: deelachtigheid van het publiek aan de aktie. Als veel menschen op het podium en in de zaal simultaan dezelfde handeling bedrijven dan ontstaat . . .
  • . . . (Dubbele zelfmoord aan het «Bassin Vergote»), en wat is «Ik Dien» meer dan «De lijdensweg eener publieke vrouw» die Beatrys werd herdoopt? Teirlinck heeft zorgvuldig vermeden zijn stukken aan zijn theorie te toetsen, maar gezien het sukses van zijn inepte draken, geven wij toe dat hij kunst . . .
  • . . . uit de lyrische bezinging van de Samenscholingen zoals Romains ze bracht, Van Ostayen in "Music Hall" ze navolgde en Teirlinck nu hopeloos met een vijg na Paschen wil innoveeren (?!) Met het blote feit dat menigten op vergaderzalen, footballmatchen of Missa Solemnis saamtrappelen, heeft . . .
1921-09-15 Driejaarlijksche wedstrijd voor Tooneelletterkunde: Tijdvakken 1913-1915 en 1916-1918: Het verslag van de Jury (Anon.)
  • . . . van de Jury Uit het verslag van de jury (Voorzitter: L. Simons; Leden: G. D'Hondt, E. Goemans, F. Toussaint , schrijver: Herman Teirlinck ), lichten wij wat volgt: De vorige jury kon met reden haar vonnis rechtvaardigen, toen zij de onmacht der hedendaagsche tooneelliteratuur in Vlaanderen uitriep. . . .
1925-05-12 Een théâtre d'avant garde (Anon.)
  • . . . De nieuwe Spieghel ". Eerlijk gezegd, waar meest iedereen onder dit Fransch-sprekend Brusselsch publiek gewoon verbluft stond, vonden wij, die de stukken van Teirlinck en de prestatie's van het " Vlaamsche Volkstooneel " kennen, hier weinig aanleiding tot verbazing. Wij vinden het zelfs jammer, dat deze eerste prestatie, vooral . . .
1939-07 HET NEGEN-EN-DERTIGSTE JAAR 1936-37 (August Monet)
  • . . . Jaak Opsomer . Op Zaterdag 9 Januari 1937 : «Paris in Verlegenheid», van Marcel Poot , op een scenario van Herman Teirlinck . Op Donderdag 21 Januari 1937 : «De Bekoring», van Jos Schampaert . Op Zaterdag 13 Maart 1937 : «Het Hooglied» . . .
1923-01-09 Koninklijke Vlaamsche Opera: Eerste opvoering van "De Doode Stad" (L.O.)
  • . . . conceptie kan de verbeelding nog wel eens te hulp komen, in zoover het niet ingegeven is door conventioneel vertoon; 't kan, evenals in Teirlinck 's "Vertraagde Film", groeien uit het stukje drama, er terug mede aanknoopen, en zoo op je inwerken als de brooze weerschijn der werkelijkheid; 't vermag . . .
1926-08-23 TOONEELHERVORMINGEN I (Karel Van de Woestijne)
  • . . . tooneel, aangezien het hier te doen was, niet alleen om decoratie, regie en voordracht, maar hoofdzakelijk om tooneelliteratuur. Van al het werk van Herman Teirlinck zal zijn tooneelwerk zooniet het beste, dan toch het vruchtbaarste blijken; terwijl het " Vlaamsche Volkstooneel ", onder leiding van Johan de . . .
  • . . . maar ook, met talrijke jongeren, de tooneelletterkunde verrijkend te vernieuwen. Dat vernieuwen gaat natuurlijk niet zonder theoretiseeren. Men weet, hoe de theorie van Herman Teirlinck heel wat verder strekt dan zijne practische verwezenlijkingen, en hoe veel belangrijker de verwezenlijkingen zijn dan de theorie. Ware trouwens te dulden, dat . . .
  • . . . eens de ware formule voor het Schoone schenken zal". En ziet, deze opvatting is niet veel ouder dan vijftig jaar. En wij zien Herman Teirlinck de allegorische Sinnepoppen weer op de planken brengen; terwijl zoowat overal, in al de landen van Europa, het synthetische, symbolische type het individualistische, . . .
1925-09 Julien Flament : Y a-t-il un théâtre belge? (Willem Putman)
  • . . . plaats bekleedde. In de hier besproken brochure wordt over Vlaamsch tooneel niet gesproken. Alleen wijst Flament terloops op het succès dat Teirlinck 's stukken verwierven "malgré l'originalité de leur facture, et la profondeur de leur inspiration" en ook op de kwaliteiten in het oeœuvre van
1937-11-14 Modernistische experimenten; Herman Teirlinck; De ekster op de galg (Willem Putman)
  • . . . «DE EKSTER OP DE GALG». Het heeft ongeveer tien jaar geduurd, aleer Teirlinck met een nieuw groot stuk voor den dag kwam. Dit alleen wijst er reeds op hoezeer ook hij door de algerneene malaise werd beïnvloed . . .
  • . . . tekst, voorgedragen zonder coupures -- die zich in dit geval nochtans opdrongen -- een tekst, volkomen in den stijl en den toon van Teirlinck 's vroeger tooneel-oeuvre, vaak bloemrijk, altijd kleurig, afgewisseld door driest-brutale uitvallen en psalmachtige ontboezemingen. Een tekst, die haast bestendig interesseert, maar altijd treffender blijken zal . . .
1922-03-10 De Vertraagde film (F.D.P.)
  • . . . Koninklijke Vlaamsche schouwburg : "De Vertraagde Film" met Herman Teirlinck De indruk van de menschen die bij deze eerste opvoering aanwezig waren, was zeer gemengd: de eenen vonden het een beetje te . . .
  • . . . uit aandrang van eigen temperament den drager is. Dit stuk zal het realisme niet dood slaan, evenmin als het realisme het werk van Teirlinck dood slaan zal. Want geen classificatie wettigt of verschoont een literair werk, maar de literaire werken maken de genres dragelijk. Dat gebeurt zoo met . . .
  • . . . een literair werk, maar de literaire werken maken de genres dragelijk. Dat gebeurt zoo met Martens , en dat gebeurt zoo met Teirlinck . Classificatie is een hatelijk iets, en steeds een onvolledig iets. Het is doorgaans het etiket op een zeer verscheiden mengsel. En in dit geval . . .
  • . . . is van henzelf. En de sarcastische, bittere, rake spreukerigheid in literaire formules getooid, vol met de fantasie van den woordrijken, beeldrijken kunstenaar die Herman Teirlinck heet. Tweede bedrijf - Dit is de vertraagde film. Dit is het middenpunt en de aanleiding van het heele stuk. Het uiterlijke, het . . .
  • . . . kunstenaar, in de drift en de liefde van den arbeid, dit niet alles vergeten. Want in de beste oogenblikken van dit spel, vergeet Teirlinck en vergeten wij, dat hier iets te bepleiten en te bewijzen voalt. Dan glijdt het cynische, het opzetteljke, het schril contrasteerende weg, en dan . . .
1939-07 HET DERTIGSTE JAAR 1927-28 (August Monet)
  • . . . de omstandigheden waren vrijwel dezelfde als die van 1899 met «Thyl Uilenspiegel». Ditmaal ging het om «Beatrys» — het «Ik dien» van Herman Teirlinck , tot zangspel verwerkt door een in Polen verblijvenden Nederlandschen componist, Ignaz Liliën . Toen hun werk reeds door onze Vlaamsche . . .
  • . . . genomen was, hadden de auteurs het ook in de Monnaie geplaatst gekregen en nu was beider wensch, maar vooral deze van Herman Teirlinck , dat de Vlaamsche Opera voor de creatie — al was 't maar één dag — aan de Monnaie den . . .
1933-08-11 Het openluchttheater te Brasschaat. "Elckerlyc" en de danseres Akarova (Anon.)
  • . . . aard om groote verwachtingen te koesteren. In dit uitgelezen kader ging daarna Elckerlyc, het mystiekspel van Pieter Dorland . De bewerking van Herman Teirlinck doet beeld en klankrijke taalschatten opfonkelen. Wij weten niet in hoever hij den oorspronkelijken tekst heeft gewijzigd of aangevuld, maar zeker ist, dat . . .
  • . . . aangevoerd, zagen wij haar toch liefst achterwege blijven, om ons alleen te laven aan de fontein van woordenschoon, die hier door Dorland - Teirlinck werd opgestuwd. Het dekor van Lode Seghers was voor dit mystiekspel een harmonische omlijsting. En de groepsstanden, die door de regie hier werden in . . .
  • . . . Augustinuskring werden aangeworven, droegen de sporen van het patronagetooneel nog in hun optreden, al was de uitspraak ongemeen zuiver. Allen lof zwaaien wij H. Teirlinck toe voor de regieaanduidingen, die hij met scherp scenisch inzicht en zin voor tooneelplastiek heeft gekomponeerd. Het licht-klavier werd effektvol bespeeld door den . . .
1926-02-13 Gogol : "Le Revizor" (Willem Putman)
  • . . . om zich zelf, zijn waardigheidsbekleeders, en ons allemaal (ja zeker, hij richt zich gewoon tot het publiek alsof hij in een stuk van Teirlinck speelde) uit te schelden voor idioten. En de boel wordt dan nog meer in de war gestuurd door de aankomst van den echten revizor . . .
1924-04 Het Lustrum-Spel der Delftsche studenten (Johan De Meester jr.)
  • . . . Het Lustrum-Spel der Delftsche Studenten door J. De Meester, Jr . Over de innerlijke waarden van het verleden jaar door Herman Teirlinck ontworpen, door E. W. Mulder getoondichte, Lustrum-Spel, is reeds veel geschreven en het, ook in boekvorm verschenen, essay van
  • . . . «acteur» telde het stuk, den Mensch, omgeven door de in gestalten veraanschouwelijkte roerselen zijner ziel. Nu is dit juist de groote kracht van Teirlinck 's spel gebleken; de volkomen concentratie op één figuur, en het is ook deze éénvormige «mond-dramatische» handeling, die aanleiding heeft gegeven tot een eigenaardige tooneelschikking. . . .
1924-10 Stemmen over de "eerste" van Marieken van Nijmegen door het Vlaamse Volkstoneel (Pol de Mont)
  • . . . renovatie uitgaan van onze tooneelspeelkunst. Ik onderstreep speel, om wel te doen uitkomen wat ik bedoel en verwarring te voorkomen. Het oordeel van Herman Teirlinck : Zeer gaarne geef ik mijn oordeel te kennen over de opvoering van Marike van Nijmegen door het «Katholiek»Vlaamse Volkstoneel . Maar ik . . .
  • . . . aanwezigheid van uitvoerende krachten. Laat het «kunnen» soms wat onderdoen voor den «wil», wat scheelt het ons? De wagen kraakt, - maar rolt! Herman Teirlinck . " Marieken " : een artistieke programmaverklaring. Het is geen banaal verschijnsel, dat een impressario de schrijvers vooruitloopt en hun zelf een . . .
1933-08-11 A la manière de.. (Victor J. Brunclair)
  • . . . klanken vergleden waren, veegde zij de tranen van zijn doorgroefd aanschijn met een zakdoekje waarvan de randen waren uit authentieken Brugschen kant. HERMAN TEIRLINCK Onder zijn scharlaken zotskap grinnikte Hein de roedensnijder. Weer was het karnaval en heel de buurt had de zottebol aangebonden. Verlodderde dellen . . .
1920-09-30 NESTOR DE TIERE (Karel Van de Woestijne)
  • . . . levensopvatting, die wel oppervlakkig was en meestal weinig verheven, maar in hare onbezorgdheid rijk en gul. Aan dien tijd, aan die groep, wijdde Herman Teirlinck eene "Hieliade" die, bij mijn weten, onvoltooid bleef. Nu niemand nog aanstoot kan nemen aan de onthullingen die het mogelijk bevatten kon, diende . . .
1923-11-03 Gaston Martens: "De Held der Fransche ronde" door den Volksschouwburg te Brussel (Willem Putman)
  • . . . dankbaar als eerste letterkundige proeve te schrijven : "De Held der Fransche Ronde". Het was eene novelle. Hij las Buysse en Teirlinck , copieerde de "moeilijke" woorden in een notaboekje en zette ze dan in zijne novelle. Hij wou de sport niet ontrouw worden zonder een warm . . .
1938-11 Herman Teirlinck: "Ave" (Willem Putman)
  • . . . MODERNISTISCHE EXPERIMENTEN HERMAN TEIRLINCK Ik zou onvolledig zijn moest ik in dit overzicht geen plaats geven aan de verdere modernistische experimenten, die ons sinds 1927 . . .
  • . . . belangstelling verloren heeft, om in 1938 nagenoeg te behooren tot de curiosums. Maar dat is van zelf sprekend niet ineens gebeurd. Persoonlijkheden als Herman Teirlinck , Michel De Ghelderode en anderen hebben zoomaar niet ineens hun pogingen gestaakt. We zullen dus onzen tooneelkijker nog even naar die . . .
  • . . . nog een laatste rondreis deed in Vlaanderen, en de belangstelling voor het modernistisch experiment nog niet verzwakt was. In «AVE» kregen we vanwege Herman Teirlinck een duidelijk en zoo ver mogelijk gaande consequentie. Hij had gezeid : los van alle realiteit. Geen opnamen meer van kiekjes uit het . . .
  • . . . men zelfs zijn gedeeltelijk slagen aleens wijten wilde aan het feit dat hij gelukkig zijn eigen stelregels niet naleefde. Dit deed iemand schrijven: Herman Teirlinck heeft beloofd op de koord te dansen. Het was alleraardigst, maar het was niet op de koord. Wanneer men in den toon van . . .
  • . . . was misschien minder aardig, maar het was dezen keer op de koord. «AVE» is een soort zelfvernietiging van den dichter. Niet alleen beperkt Herman Teirlinck den tekst tot het strikt-noodzakelijke, maar hij laat dezen schralen tekst bovendien in sourdine zeggen, overschreeuwd door op en neer deinende vlagen gramofoon-muziek. . . .
  • . . . den tekst tot het strikt-noodzakelijke, maar hij laat dezen schralen tekst bovendien in sourdine zeggen, overschreeuwd door op en neer deinende vlagen gramofoon-muziek. Teirlinck noemt «AVE» zelf een oratorio-spel. Het is een zeer vaag tooneel-gebeuren gebleven, grootsch en indrukwekkend -- een majestueuze behandeling van het moeder-motief, gesteld in . . .
  • . . . waar blindelings strijden en zoeken en lijden de menschen zelf.» Het stuk groeit uit den wordenden dag. Eerst begint de hemel te leven. Teirlinck duidt aan : «de eeuwigheid huilt, gevuld met woelig strijdgeweld. Onzichtbare vloeden zwellen. Drie machtige kreten stooten voortdurig aan tegeneen.» Dan maakt zich los . . .
  • . . . harer daden is een noodwendig gevolg van haar wezen. Zij is moeder tot in de verste consequenties. Wij hebben haar niet te beoordeelen. Teirlinck zet boven zijn werk, dat van het moeder-zijn een beeld wil geven, dit ééne woord : «Ave !» -- en als de jonge verlaten . . .
  • . . . die in de hemelen zijt, geef mij de kracht om haat te kweeken !» (en het geweten dekt zijn gelaat), dan nog laat Teirlinck uit den hemel de stemmen van het koor zingen : «Gebenedijd zijt gij, die binnen den storm van 't leven geslingerd en geslagen, in . . .
  • . . . man, zeer lenig, af en toe met iets zeer innigs. Rezy Verscheuren was de moeder. Zij is een actrice, die de tekst-comprimés van Teirlinck uitstekend kan dilueeren. Bijna alle zinnen, die wij uit dit stuk onthouden, zijn door haar gezegd. En ook plastisch was ze goed. Als ze . . .
1938-11 Beatrijs te Knokke-Zoute (Willem Putman)
  • . . . dit leven, in den roes van het vleesch en het genot en mede in de wrangheid van het heele driftenspel der menschen, dat Herman Teirlinck heeft uitgebeeld in het indrukwekkend fresco Ik dien, vol tragische bewogenheid en rauwe kreten. Dit leven zal hier slechts tot uiting kunnen komen . . .
1926-08-23 TOONEELHERVORMINGEN II (Karel Van de Woestijne)
  • . . . geleden, met uitnemende gevolgen aangewend. En, waar Hugo van Walden spreekt van "de proeve van den sluier in Ik dien van Herman Teirlinck ", schijnt hij niet te weten, dat dit doorschijnend gordijn voor het eerst werd aangewend, voor een jaar of dertig, te Parijs bij de . . .
1925-04 De Man zonder Lijf (Victor J. Brunclair)
  • . . . geraas (de sneltrein die vertrekt uit het station Much ado en belandt in about nothing) en per saldo een dode mus. De heer Teirlinck heeft gewis als volgt geredeneerd : beter een vogel in de hand dan tien in de lucht, zij deze vogel dan ook een dode . . .
  • . . . Wie nog een vogel uit de hoge regionene neerhaalt zal hem dus als een panacea op de pols dragen. Aan deze houding verkiest Teirlinck blijkbaar de mondgemene maxiem : "de pluimen maken de vogel niet", averechts te zetten. Primo is de nieuwe waarheid (alzo : de pluimen maken . . .
  • . . . te zetten. Primo is de nieuwe waarheid (alzo : de pluimen maken de vogel wel) helemaal een welkome gebruiksaanwijzing bij de cameleonkuren van Teirlinck en secundo mag zij, net als trouwens iedere averechtse voorstelling aanspraak maken en (waarom niet?) met volle recht niet waar op het epitheet : . . .
  • . . . als trouwens iedere averechtse voorstelling aanspraak maken en (waarom niet?) met volle recht niet waar op het epitheet : paradoks. De prestatie van Teirlinck werpt dus tweezijdig haar verdienste af : 1) ten overstaan van de sprintfiets, waarbij we voor eenmaal de moderne stromingen eens uitzonderlik vergelijken zullen, . . .
  • . . . simpele voetganger blijft en verder dat het niet volstaat in handstand op straat te lopen om Atlas, die de wereld droeg, te evenaren. Teirlinck heeft in Vlaanderen de reputatie een uitbroeder van dramatiese Columbuseieren te zijm. En sedert de stad Thienen de bakermat van het Vlaams toneelexpressionism is . . .
  • . . . schijn van dat de geestelike voorwacht van dit land hem als zodanig zal erkennen. Nochtans wat was «De Vertraagde Film»? Fait-divers. Enkel is Teirlinck met onderwatertoneel boven water gekomen. Ziedaar natuurlik een krachttoer. Wat was «Ik dien»? Een brutale profanatie van de Beatrijslegende. Alleen gebeurde hier de stofbehandeling . . .
  • . . . Robotfahnek. Ook de dissertatie van de Dokter en de muzeumbewaarder over een onfeilbare denkmachine is geleend goed. Waar bliift dan het aandeel van Teirlinck ? Voila : de jacht naar het ideaal. Voor een gewaand heraut der vernieuwing is het welletjes, niet? Straatoud inderdaad. Trouwens de zijnsaard verlochent zich . . .
  • . . . een metaphysies aksieplan. Hier blijft het een superlatief potsierlik allegaartje van hansworsten. Harlekinade zonder geestelik impuls. De wijsheid in de gekkernij blijft voor Teirlinck dode letter. Het slagzwaarden-duel van Dwaze Jacob met de depothouder der Prinses is als vinding en als effekt onvergelijkbaar ridikuul, om van het kleurengekietter . . .
  • . . . zo geschiedt. We beleven daar het supreem-belachelike spelmoment, waarop Dwaze Jacob wordt bewerkt met een vulgaire buikriem. Zoals de lezer kan oordelen is Teirlinck niet vies van requisiten. Deze kastijding heeft Dwaze Jacob deugd gedaan, want hij vraagt weer naar het bareelhuis. Blijkbaar was daar grote watersnood want . . .
  • . . . en verslijkt zo in de meest plattegrondse greppels der gemeenheid dat zij Pallieter niet aan 't gieren maar aan 't blozen zou brengen. Teirlinck heeft met dit stuk eens te meer een bewijs geleverd hoe nadelig de intellektuele verwording op raskunst inwerken kan. Zijn personnagieën zijn ledepoppen, zemelcreaturen. . . .
  • . . . op de maan. Waar het instinkt uitdroogt, wordt het vernuft een vis aan wal. Hij kan luchtsprongen maken maar... niet meer zwemmen. Zo Teirlinck . Hij poogt zijn algeheel onbegrip van het moderne toneelexpressionism te verschonen met kapriolen van de meest bedenkelike soort. Al ronselt hij het hele arsenaal . . .
  • . . . zich aan dit zevenkleurig lokaas laten vangen: Pieter Stastok van over de Moerdijk. Wat nu de nagestreefde formuul van gemeenschapskunst betreft zo weet Teirlinck daar onmiddellik raad op. De overgang van individualisties tot gemeenschapstoneel wordt gelegd met de plank die de orkestbak overbrugt. Als de vork zo in . . .
1934-12-29 Vraaggesprek met Victor J. Brunclair (Victor J. Brunclair)
  • . . . dat ik als Zuid-Nederlandsch tooneelschrijver met dezen dunnen troost niet alleen sta. VRAAG: Nu: «De nieuwe Souffleur». ANTWOORD: Ja. Men heeft eens in Teirlinck een renovator van ons tooneel begroet, m.i. ten onrechte, want, beweren dat hij door plankenland expressionistische paden zou getrokken hebben, houdt geen steek. Wat . . .
  • . . . renovator van ons tooneel begroet, m.i. ten onrechte, want, beweren dat hij door plankenland expressionistische paden zou getrokken hebben, houdt geen steek. Wat Teirlinck bracht is een fantastische interpretatie van het naturalistische tooneel, waarvan de beginselen niet werden aangetast. «De Komedie van het Geluk» bijv. staat dichter bij . . .
  • . . . aangetast. «De Komedie van het Geluk» bijv. staat dichter bij het expressionisme, in zijn oogenschijnlijk banale gestaltenbeelding, dan heel het «verlitteratuurde» tooneel van H. Teirlinck . VRAAG: Kunt U ons een scherpe bepaling geven van «expressionistisch tooneel»? ANTWOORD : Niet zoo licht, maar beproeven kan ik het alvast. De . . .
1924-10-25 Theo J. Verschaeren : "Zijne excellentie Dansa" door "De Vl. tooneelstrijders", Mechelen (Willem Putman)
  • . . . Het spel brengt werkelijk verrassing op verrassing -- en als het waar is "dat dramatiek een verrassend beeld moet zijn van het leven" ( H. Teirlinck , dan is die voorwaarde in dees geval met brio vervuld. Ik meen echter, dat er nog andere, hoogere, eischen aan een kunstwerk moeten . . .
1926-01-16 André Coelst : "De schrijver en zijn publiek" (Willem Putman)
  • . . . heeft iets nieuws te scheppen dan wel oudere vormen en op het tooneel verbruikte situaties neer te halen, ruiten stuk te slaan -- zooals Teirlinck zegt. Wij vernemen o. m. in den proloog, dat naast Shakespeare ook Fernand Crommelynck een genie is. Die spot met . . .
1930 Putman: "De boer die sterft" (Willem Putman)
  • . . . DE BOER DIE STERFT. In de verdere activiteit van Teirlinck op tooneelgebied stippen wij in de eerste plaats aan : zijn «ELCKERLYCK», die wij o. a. gespeeld zagen in het park van . . .
  • . . . «ELCKERLYCK», die wij o. a. gespeeld zagen in het park van het koninklijk paleis te Laeken . Nog andere middeleeuwsche spelen wilde Teirlinck transponeeren en adapteeren, o. a. dat smakelijke «DRIE DAGEN HEERE». In 1936 speelde de heer Poot van Teirlinck «Het geluk . . .
  • . . . wilde Teirlinck transponeeren en adapteeren, o. a. dat smakelijke «DRIE DAGEN HEERE». In 1936 speelde de heer Poot van Teirlinck «Het geluk van rijk te zijn», een bewerking naar den gelijknamigen roman van Conscience ; Maar dat is jeugdwerk, en toont er . . .
  • . . . gelijknamigen roman van Conscience ; Maar dat is jeugdwerk, en toont er al de teekenen van. Haast al de stukken van Teirlinck werden middelerwijl te Brussel ook In het Fransch vertoond. Onder het beleid van den heer René De Man ging «LE FILM AU RALENTI» in . . .
  • . . . de perfectie. Hun spel is vol wondere stilten, waarbinst zij het innerlijk zielsconflict op intense wijze doen leven, in de Vlaamsche vertooningen van Teirlinck 's werk treedt het décor dikwerf op den voorgrond. Maar hier traden waarachtige «spelers» op, en het décor verzwond. Laat ik ten slotte nog gewagen . . .
  • . . . het décor dikwerf op den voorgrond. Maar hier traden waarachtige «spelers» op, en het décor verzwond. Laat ik ten slotte nog gewagen over Teirlinck 's activiteit in zijn tooneelklas en in het Hooger Instituut voor Sierkunsten, waarvan hij thans bestuurder is. We zagen er o. m. examenvoorstellingen van leerlingen, . . .
  • . . . is. We zagen er o. m. examenvoorstellingen van leerlingen, die zuivere kunst-prestatie's werden, voornaam, geraffineerd, en altijd geteekend door dat zeer speciale cachet: Teirlinck 's stempel. Daar hebt ge bijv. de proeve van den leerling Hausman. Hij gaat plaats nemen bij het ingewikkeld lichtapparaat. Teirlinck legt even uit : . . .
  • . . . een voortdurend gegolf als van een lichtzee. Daarin verdwijnt het danseresje als een drenkeling... *** Maar het mooiste, en ongetwijfeld het belangwekkendste, dat Teirlinck daar in zijn Instituut vermocht te verwezenlijken was de scenische verbeelding van Karel Van de Woestijne 's «BOER DIE STERFT», door
  • . . . Teirlinck daar in zijn Instituut vermocht te verwezenlijken was de scenische verbeelding van Karel Van de Woestijne 's «BOER DIE STERFT», door Teirlinck zelf geconcipieerd. Laat ik dat nog even vertellen. Prof. Teirlinck verwelkomde zijn gasten in een bovenzaal van het Instituut en begon alvast . . .
  • . . . verbeelding van Karel Van de Woestijne 's «BOER DIE STERFT», door Teirlinck zelf geconcipieerd. Laat ik dat nog even vertellen. Prof. Teirlinck verwelkomde zijn gasten in een bovenzaal van het Instituut en begon alvast met ons te zeggen : «Het is geen theater. Het is . . .
1923-04-28 TOONEEL TE BRUSSEL II (Karel Van de Woestijne)
  • . . . heer Poot , bestuurder van den Koninklijken Vlaamschen Schouwburg te Brussel, andermaal heeft gedaan en weer met een stuk van Herman Teirlinck , staan dus in het teeken van den stijl. Zij doen het alle drie op eene zeer verschillende wijze. Voor Jules Delacre , . . .
1924-01-26 Schouwburgiana (Anon.)
  • . . . stuk gegeven op Woensdag en Donderdag en dan doet de elite der Vlamingen zijn best om de zaal te vullen. Dan is daar Herman Teirlinck , de schrijver van "Het Ivoren Aapje" met zijn sardoniscnen glimlach, dan is daar Professor Vermeylen , de vader van "De Wandelende Jood" . . .
1921-05-29 HERMAN TEIRLINCK EN HET KUBISME (Karel Van de Woestijne)
  • . . . Deze Hymetische woorden, bekrachtigd door obstetrische beeldspraak, vielen, bemoedigend en toch wel eenigszins achterdochtwekkend, op 19 Januari 1921 uit den mond van Herman Teirlinck , van op de hoogte der katheder van de Koninklijke Vlaamsche Academie te Gent, in den schoot van het "geleerd midden", dat gekomen . . .
  • . . . kist aan den voet van het spreekgestoelte neergelaten. Terwijl de chauffeur Jef de zaal verliet, traden de levende academieleden binnen. Het schouwspel begon. Herman Teirlinck ging zijn onderwerp "aanraken". Hij bracht in de herinnering van zijne toehoorders den strijd, die kunstenaars als Gauguin en
  • . . . te komen ontbinden op het strand, dat geen naam heeft en geen tijd kent." En met een zelfde weelde aan zinrijke beelden zette Herman Teirlinck zoetgevooisd zijn arglistig betoog voort: hij ging als een voorzichtig voorsnijder het ontbindingsproces van het individualisme na. Alle geestelijke loutering en de daaruit . . .
  • . . . onfrissche ontbindingen waar binnen het individualisme zijn zwanenfiorituren zong". En de geachte spreker gaat de groote invloedsgroepen na waar de voelhorens (alzoo sprak Herman ( Teirlinck ), de voelhorens der nieuwe organisators op geoefend werden: proefondervindelijke aanschouwing van historische beschavingsstanden, die harmonisch op den wordenden stand konden werken. . . .
  • . . . binnen het individualisme zijn zwanenfiorituren zong". En de geachte spreker gaat de groote invloedsgroepen na waar de voelhorens (alzoo sprak Herman ( Teirlinck ), de voelhorens der nieuwe organisators op geoefend werden: proefondervindelijke aanschouwing van historische beschavingsstanden, die harmonisch op den wordenden stand konden werken. Kunst der Barbaren . . .
  • . . . kleurelementen, harmonische deformatie der waargenomen werkelijkheid, geometrische herleidingen van het opgezette beeld". - Op dit oogenblik schudden enkele medeleden bedenkelijk het hoofd. Doch Herman Teirlinck stelt ze gerust: "deze kubistische herleidingen zijn niet zoo ingewikkeld als men bij eerste benadering zou' vermoeden. Ze zijn streng logisch, maar in . . .
  • . . . geruststelling was dan ook slechts iets als een argument-bij-insinuatie, of hoe noemt men dit ook weer in de. kunst der rethorica? Eigenlijk wordt Herman Teirlinck heel wreed. Als de stoutste theorist der nieuwere kunst gooit hij alles door mekaar wat in den geest zijner academische medeleden aere perennius . . .
  • . . . ideaal hebben gedragen en werden neergeveld? Het ideaal telkens heeft op hunne lijken zijn bloei volbracht." Bij het einde van zijne oratie werd Herman Teirlinck door de Koninklijke Academie niet neergeveld. Nochtans was hij heldhaftig, en tot het einde toe. Want na de redevoering, die wel den . . .
  • . . . uit bevoegden en betrouwenswaardigen mond. Het moest mij echter niet beletten, mijns erachtens, u van die vergadering en de rede die er door Herman Teirlinck werd uitgesproken iets mede te deelen, nu de post mij het nummer van de "Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor . . .
  • . . . brengt, waar ik de studie in haar geheel lezen kan. Dat ik de mededeeling doe ligt veel minder hieraan, dat ik het met Herman Teirlinck eens of niet eens zou zijn en hier zou wenschen uiteen te zetten waarop ik mijn eigen oordeel staaf. Het ligt veel meer . . .
  • . . . Academie is het dan ook eene eer, dat het in één harer vergaderingen gebeurd is, - daargelaten, voor het overige, of de heer Teirlinck hiermede de tolk is geweest der grondige overtuiging van al zijne medeleden, en of hij de weêrbarstigen onder hen vermocht te bekeeren. Dat hij . . .
  • . . . eene lezing, in den loop derwelke hij lucht gaf aan gevoelens, laat staan aan bloote vaststellingen, die volkomen strookten met de ideeën die Herman Teirlinck op 19 Januari 1921 - een datum die te onthouden is! - had ontwikkeld. Zal professor Vermeylen de laatste zijn om . . .
1927-09-21 Nawoord (Willem Putman)
  • . . . te sluiten. In dit jaar zijn ons feitelijk geen nieuwe talenten veropenbaard. Geen bommen zijn ontploft als waren de stukken van Teirlinck en "Tijl" van Van de Velde , en als wij evenwel merkwaardige tooneel-gebeurtenissen mogen boeken, dan zijn het vooral zulke gebeurtenissen welke hun . . .
  • . . . "David" door de " Katholieke Gilde ", Sint-Niklaas enz.) De Vlaamsche schouwburg te Brussel bood ons benevens een vrij onbeduidend gelegenheidsstukje van Herman Teirlinck , "De Lamme en de Blinde", een nieuw stuk van den jongen Limburger Ward Schouteden , "Jezabel". Deze bijbelsche titel brenge u niet . . .
1925-07-23 FEESTWEEK I (Karel Van de Woestijne)
  • . . . den winter, ooit een voet zet in den schouwburg, zelfs als men er Shakespeare of Pirandello , of zelfs maar Herman Teirlinck speelt. Nu speelt men er.... ik wil niemand kwetsen. En het volk stroomt toe: de hitte is daar, en wij zijn allen dienaars . . .
1919-05-09 Tooneel en muziek te Brussel (Karel Van de Woestijne)
  • . . . "Elk volk heeft de middelmatigheid die het toekomt": aldus, in korte woorden, en voor zoover ik hem goed begrepen heb, het besluit van Herman Teirlinck , bij zijne schitterend-geïmproviseerde inleiding tot de letterkundige vertooningen waarover ik het hier hebben wil. Deze vertooningen hebben plaats in de Folies-Bergère , . . .
  • . . . wat de opvoering betreft - langer. Bekende letterkundigen verleenen hunne meewerking door de vertooning bij het publiek met verduidelijkende woorden in te leiden. Herman Teirlinck deed het voor de twee eerste stukken. Volgende week komt F.V. Toussaint van Boelaere aan de beurt met eene toelichting van . . .
  • . . . een opbouwend, een opleidend karakter. En dit is er dan ook de beteekenis van. Want "elk volk heeft de middelmatigheid, die het toekomt." Herman Teirlinck wees er terecht op: die Tsjecho-Slovachische "Vrije Wolken" zullen in de tooneelliteratuur van dat land wel niet meer dan middelmatig werk zijn. Hetzelfde . . .
1923-04-30 TOONEEL TE BRUSSEL III (Karel Van de Woestijne)
  • . . . TOONEEL TE BRUSSEL III Brussel, 30 April . Herman Teirlinck : Ik dien Evenzeer als Jules Delacre waar hij optreedt als middelaar tusschen zijn publiek van het " Théâtre du Marais " . . .
  • . . . in den tekst als bij de ensceneering, die er een belangwekkend-modern schouwspel van maken, is de eerste bekommering en het hoofdzakelijk doel van Herman Teirlinck met zijne bewerking van de Beatrijs-legende (Ik dien), geweest, een werk te leveren van verhoogden stijl. Ik zeg:eerste bekommering en hoofdzakelijk doel. Het . . .
  • . . . zijne bewerking van de Beatrijs-legende (Ik dien), geweest, een werk te leveren van verhoogden stijl. Ik zeg:eerste bekommering en hoofdzakelijk doel. Het zou Teirlinck verminderen zijn, er hem van te verdenken naar alleen uiterlijkheid te hebben gestreefd, uiterlijkheid der literaire voordracht, uiterlijkheid van de tooneelkundige voordracht. Het zou . . .
  • . . . naar alleen uiterlijkheid te hebben gestreefd, uiterlijkheid der literaire voordracht, uiterlijkheid van de tooneelkundige voordracht. Het zou een bewijs zijn dat men nooit Teirlinck begrepen heeft, te gaan meenen en voorgeven dat hij het soort persoonlijkheid opgeven zou, dat zijn duurste bezit is. Stijl wordt onpersoonlijkheid, naar de . . .
  • . . . opgeven zou, dat zijn duurste bezit is. Stijl wordt onpersoonlijkheid, naar de mate dat de schrijver zich weet te verheffen tot het algemeene. Teirlinck stelt zich doorgaans zulke algemeenheid als oogwit, maar is al te eigenaardig, al te fantastisch van aanleg, dan dat hij de algemeene menschelijkheid die . . .
  • . . . aanleg, dan dat hij de algemeene menschelijkheid die hij beoogt niet drenken en als doordeesemen zou met zulke sterk-uitgesprokene personaliteit. De taal van Teirlinck , het beeld bij Teirlinck , zal men nooit klassiek kunnen noemen. Bereikt hij literairen stijl, dan is het buiten het begrip van afgetrokkenheid . . .
  • . . . menschelijkheid die hij beoogt niet drenken en als doordeesemen zou met zulke sterk-uitgesprokene personaliteit. De taal van Teirlinck , het beeld bij Teirlinck , zal men nooit klassiek kunnen noemen. Bereikt hij literairen stijl, dan is het buiten het begrip van afgetrokkenheid om; zijn stijl blijft
  • . . . Teirlinck , zal men nooit klassiek kunnen noemen. Bereikt hij literairen stijl, dan is het buiten het begrip van afgetrokkenheid om; zijn stijl blijft Teirlinck 'sch; net als Jules Romains , die het in zijn jongste klucht doet om de grap (en zij is prachtig geslaagd), kan
  • . . . Teirlinck 'sch; net als Jules Romains , die het in zijn jongste klucht doet om de grap (en zij is prachtig geslaagd), kan Herman Teirlinck zich laten verleiden tot nabootsing van het klassieke; zijn pastiche blijft echter, in geen van zijne meest-kenmerkende werken, objectief: Teirlinck kan . . .
  • . . . Herman Teirlinck zich laten verleiden tot nabootsing van het klassieke; zijn pastiche blijft echter, in geen van zijne meest-kenmerkende werken, objectief: Teirlinck kan niet nalaten, alles naar de eigen fantazie te doorleven, volgens de eigen imaginatie, onbewuste uiting der persoonlijkheid, te verwerken. Als Herman . . .
  • . . . Teirlinck kan niet nalaten, alles naar de eigen fantazie te doorleven, volgens de eigen imaginatie, onbewuste uiting der persoonlijkheid, te verwerken. Als Herman Teirlinck een Louis seize-stoel teekent - hetgeen hem weleens gebeurt -, dan wordt dat onwillekeurig een Teirlinck -stoel; wil hij ons met Mijnheer . . .
  • . . . persoonlijkheid, te verwerken. Als Herman Teirlinck een Louis seize-stoel teekent - hetgeen hem weleens gebeurt -, dan wordt dat onwillekeurig een Teirlinck -stoel; wil hij ons met Mijnheer Serjanszoon in de achttiende eeuw verplaatsen, dan belet het niet, dat deze orator didacticus praat als de twintigste-eeuwsche
  • . . . wil hij ons met Mijnheer Serjanszoon in de achttiende eeuw verplaatsen, dan belet het niet, dat deze orator didacticus praat als de twintigste-eeuwsche Herman Teirlinck ; de taal die gesproken wordt in het mirakelspel Ik dien is vol sierlijkheid en zwier, kan zelfs doorgaan voor stijl-naar-schoolbegrip: zij is . . .
  • . . . Ik dien is vol sierlijkheid en zwier, kan zelfs doorgaan voor stijl-naar-schoolbegrip: zij is echter, onmiskenbaar en onmiddellijk herkenbaar, volgens den levensstijl dien Herman Teirlinck zich, een kwarteeuw reeds geleden, gekozen heeft als den voor hem meestbruikbaren, en dien hij aanwendt zonder het zich volkomen bewust te zijn, . . .
  • . . . en dien hij aanwendt zonder het zich volkomen bewust te zijn, althans zonder het met halsstarrigheid te willen. Want niets staat verder van Herman Teirlinck af dan cerebrale opzet. Moedwilligheid is hem even vreemd als egocentrisme. En zoo men hem in zijne taaien zijn taalstijl onmiddellijk terugvindt, dan . . .
  • . . . hij is de mildheid-zelve; hij vergooit zich en is daardoor bij aanleg gemeenschapskunstenaar. Maar hij kan er niet aan doen zoo hij steeds Teirlinck blijft. Trouwens, sedert wanneer sluit gemeenschapskunst persoonlijkheid uit? Literair, kon de stijl van Herman Teirlinck , ook in Ik dien, niet onpersoonlijk worden. . . .
  • . . . er niet aan doen zoo hij steeds Teirlinck blijft. Trouwens, sedert wanneer sluit gemeenschapskunst persoonlijkheid uit? Literair, kon de stijl van Herman Teirlinck , ook in Ik dien, niet onpersoonlijk worden. De veruiterlijking in taal en beeldspraak, al werd geenszins gestreefd naar de allerindividueelste expressie, al mag . . .
  • . . . een volks-publiek vermeden werd, de veruiterlijking in taal en beeld heeft - men neme mij de uitdrukking ten goede - de geur van Teirlinck 's geest. Aldus opgevat, is zijn stijl wel degelijk Teirlinck -stijl: hij kan zich-zelf niet verloochenen. Met de tooneelkundige veruiterlijking van Ik dien, waar . . .
  • . . . - men neme mij de uitdrukking ten goede - de geur van Teirlinck 's geest. Aldus opgevat, is zijn stijl wel degelijk Teirlinck -stijl: hij kan zich-zelf niet verloochenen. Met de tooneelkundige veruiterlijking van Ik dien, waar ik de eigenlijke enscèneering voorloopig buiten laat, is het anders gesteld. . . .
  • . . . voorloopig buiten laat, is het anders gesteld. De algemeenheid is hier ruimer dan in de taal van den dialoog. Het innige levensgevoel van Herman Teirlinck laat hem, meer bepaald in zijn derde bedrijf, een stijl bereiken, die het pathetische van de nobelste dramatiek nabijstreeft. En dat pathetische hangt, . . .
  • . . . zijn derde bedrijf, een stijl bereiken, die het pathetische van de nobelste dramatiek nabijstreeft. En dat pathetische hangt, natuurlijk in eerste instantie van Teirlinck 's eigen gemoed, van zijn aandoening tegenover de te verwerken Beatrijs-legende af, maar tevens, en in niet mindere mate, van de voordracht der toestanden en . . .
  • . . . de te verwerken Beatrijs-legende af, maar tevens, en in niet mindere mate, van de voordracht der toestanden en hunne opvolging. De houding van Teirlinck vóór de Beatrijs-legende is bij uitstek modern; ik aarzel niet, ze zelfs geheel nieuw te noemen. Zij is het, omdat ze vooral humaan is. . . .
  • . . . opgave is: het mirakel. Hoofdpersoon is niet Beatrijs (zij is feitelijk maar een middel ter verheerlijking der Moedermaagd), maar Maria. Het moderne bij Teirlinck , dat van zijn drama in alle waarheid een drama maakt van dezen tijd, is, dat hij de rollen heeft omgekeerd. Het onderwerp is voor . . .
  • . . . (die met meer soberheid had kunnen uitgedrukt worden) indachtig. In feite kon het mirakel er geheel buitengelaten; alleen eerbied voor de legende zal Teirlinck hebben weerhouden, het op het tooneel te laten gebeuren: het moet wel niet zonder opzet zijn dat Teirlinck zegt, zijn stuk (dat . . .
  • . . . de legende zal Teirlinck hebben weerhouden, het op het tooneel te laten gebeuren: het moet wel niet zonder opzet zijn dat Teirlinck zegt, zijn stuk (dat hij zelf geen mirakelspel noemt)"ter verheerlijking van Zuster Beatrijs" te hebben geschreven; dat de onzalige "dienst der menschen" fataal naar . . .
  • . . . Beatrijs" te hebben geschreven; dat de onzalige "dienst der menschen" fataal naar den alleenzaligenden "dienst van God" moet leiden: ziedaar de grondgedachte van Teirlinck 's drama: ik herhaal dat zij nieuw is en, door hare diep-humane beteekenis, wél van den tijd die een Dostojefski huldigt en den . . .
  • . . . nonnen die niet kunnen begrijpen, krijgen zij, krijgt het smadelijk-wereldsche leven, juist door het conflict met dat onmogelijk begrijpen, zijne hoogste tragische beteekenis. Teirlinck heeft de Beatrijslegende vernieuwd door de menschelijke tragiek ervan naar voren te brengen. En daar zijn hem alle middelen goed voor, ook de oudste. . . .
  • . . . onze vijftiende eeuw hare "sinnekens", ontleent; in het tweede bedrijf slaat de duivel zijn barak op het eigenlijke tooneel op: iets dergelijks zal Herman Teirlinck in Shakespeare 's Hamlet hebben zien gebeuren; begeleiding, op het gevoelige moment, van scenische muziek veroorloofde zich reeds Dennery ; aromaten . . .
  • . . . een kwarteeuw geleden, zijn stuk Les Miroirs liet spelen, en het glasgordijn van eerste en laatste bedrijf heeft Maeterlinck lang voor Teirlinck gebruikt. Doch, daar komt het niet op aan. Wanneer men een mooien roman leest, vraagt men niet naar het woordenboek, dat de schrijver ervan . . .
  • . . . met de te zijner beschikking staande middelen, die het eigendom zijn van wie ze te hanteeren weet, bereikt? Hier luidt het antwoord, dat Herman Teirlinck in dit zijn tweede groot stuk, meer dan in de Vertraagde Film een verbluffend handig tooneelschrijver is gebleken te zijn. Om te beginnen: . . .
  • . . . ik toe komen - is weer een streven naar stijl. Want zij is een streven naar den grootst-mogelijken eenvoud. Om te beginnen laat Herman Teirlinck zijne personnages gaarne eene symbolische waarde aannemen. Daardoor wordt hunne psychologische beteekenis eerder verscherpt dan vervlakt. Zonder entiteiten te worden, spreken zij onmiddellijk . . .
  • . . . verontrust; iedereen vindt heel natuurlijk, dat alleen Beatrijs die vleeschelijk-vaste schimmen vermag te zien. Zulke eenvoud zou bij elk ander bedenkelijke argeloosheid lijken: Herman Teirlinck drijft hem tot stijl. Literaire betweters zullen misschien geneigd zijn, hem boerenbedrog te verwijten: konden wij allen maar, met zulken eenvoud, zooveel bereiken! . . .
  • . . . gordijnen niet bereikt wat ermee wordt bedoeld. De kostumeering kon, naar mijn smaak, soberder, en tevens kenschetsender. Doch, daar zijn de décors, door Teirlinck zelf ontworpen. Hier is de zucht naar stijl het opzettelijkst. Die stijl zoekt de auteur niet in verfijning van het décor, hij wil het . . .
  • . . . het niet hebben, zooals Delacre , die aan het décor steeds meer beteekenis geeft, van eene gevoelige bijzonderheid: die bijzonderheid is bij Teirlinck niet als schoon, als zintuigelijk-waarneembaar, maar als geestelijk-kenschetsend bedoeld. Kon hij maar, dan zou Teirlinck het décor afschaffen; thans behoudt hij er . . .
  • . . . gevoelige bijzonderheid: die bijzonderheid is bij Teirlinck niet als schoon, als zintuigelijk-waarneembaar, maar als geestelijk-kenschetsend bedoeld. Kon hij maar, dan zou Teirlinck het décor afschaffen; thans behoudt hij er het strikt-hoofdzakelijke van. Zijn stijl is streng op het naakte af. Tevens is hij volksch, zooals het . . .
  • . . . die eene aanbeveling is - met al zijn stijl, en zijne diversiteit van stijl, dit stuk is een volksstuk. En ook hierdoor "dient" Teirlinck . N.R.C., 3 Mei 1923 . . . .
1925-06-01 Jules Delacre : Het Théâtre du Marais (Willem Putman)
  • . . . Jules Delacre : HET THEATRE DU MARAIS Toen onlangs de jonge Brusselsche groep " La Lanterne sourde " hulde bracht aan Herman Teirlinck , wees een jong redenaar op het repertorium van den heer Poot, die in den Vlaamschen schouwburg de grofste draken afwisselt met . . .
1923-10 TOONEEL TE BRUSSEL IV (Karel Van de Woestijne)
  • . . . verklap ik in de eerste plaats, dat de " Marais " eene Fransche vertaling uit's schrijvers pen zal vertoonen van Ik dien, door Herman Teirlinck . - Teirlinck is blijkbaar door en door en in de eerste plaats tooneelschrijver geworden, wat evenzeer aan den behaalden bijval als . . .
  • . . . plaats, dat de " Marais " eene Fransche vertaling uit's schrijvers pen zal vertoonen van Ik dien, door Herman Teirlinck . - Teirlinck is blijkbaar door en door en in de eerste plaats tooneelschrijver geworden, wat evenzeer aan den behaalden bijval als aan zijn nogal-laat ontdekten aanleg . . .
  • . . . bioscoop, hetgeen ons wellicht toelaat, het fantastische ervan onder meer overtuigenden, want minder-werkelijken vorm te aanschouwen (het is steeds de eerste hoedanigheid van Herman Teirlinck geweest, een diepe, een verdiepte menschelijkheid in fantastische vormen te kunnen voordragen, en men kan het er voor houden dat hoe minder-reëel die . . .
  • . . . het stuk op gedragen is en dat er den onontbeerlijken achtergrond van uitmaakt, gewordt in eene Fransche vertaling, ook al is die van Teirlinck 's eigen hand, en in de, doorgaans zeer verfijnde regie van " le Marais ", die het volksche meer in kleurige oppervlakkigheid pleegt te vertoonen . . .
  • . . . een gezelschap zijn gaan uitmaken, dat uitblinkt door homogeniteit en volkomen onderwerping, zonder de minste eigenzinnige bijbedoeling, aan het uit te beelden werk. Teirlinck 's stuk wint er zeker bij aan verfijning, al verliest het er evenzeer iets door van de rauwheid, die er toch ook een bestanddeel van . . .
  • . . . iets door van de rauwheid, die er toch ook een bestanddeel van is. Laat ik hier terloops aan toevoegen, terwijl ik het over Herman Teirlinck heb, dat voor van winter een nieuw stuk van hem werd toegezegd aan den Vlaamschen Schouwburg te Brussel, over denwelke ik het verder . . .
  • . . . den Vlaamschen Schouwburg te Brussel, over denwelke ik het verder hebben zal. De " Théâtre du Marais " zal het natuurlijk niet bij Teirlinck laten. Behalve van jongere Belgische tooneelschrijvers, waaronder Marguerite Duterme die in den jongsten driejaarlijkschen Staatsprijskamp de lauweren wegdroeg, en Fernand . . .
1925-02-23 TOONEEL IN VLAANDEREN (Karel Van de Woestijne)
  • . . . werden in de kloosterkapel, waar Beatrijs' gebed ruischte onder de engelachtige begeleiding van zachte vrouwenkoren. Deze vertooning gaf ons een opvallende antithesis met Teirlinck 's Ik dien, welk stuk ons vooral in het rumoer van Beatrijs' zondig leven bracht - en zeker is op dat gebied thans in deze . . .
  • . . . op deze wijze de geest der sproke, naar katholieken zin, kan bewaard. Elke dramatizeering er van ( Maeterlinck , Felix Rutten , Teirlinck ) bracht ons een afwijking, want een dramatische kern omsluit de sproke zelf niet. Alleen is ze een schitterende aanleiding. Het ware dus niet gewettigd, . . .
1923-10 TOONEEL TE BRUSSEL V (Karel Van de Woestijne)
  • . . . V Brussel, October . - Muntschouwburg - Parkschouwburg - Vlaamsche Schouwburg - Een nieuw stuk van Teirlinck - De overige schouwburghen Om de redenen, die ik heb aangehaald en die trouwens heel goed zonder gevolgen hadden kunnen blijven, heeft het "
  • . . . zonder pickle-saus, en overvloedig. En nochtans speelde de heer Poot met een zeldzame toewijding De vertraagde Film en Ik dien, van Herman Teirlinck ; hij speelde nog ander werk dat niet zoo heel veel beneden de voortbrengselen van het buitenland staat; hij wist, voor dat moderne werk, . . .
  • . . . andere kruiding dan een beetje noot. - Intusschen speelt de heer Poot dit jaar weer maar eens een nieuw stuk van Herman Teirlinck , dat heeten zal De beurs van Fortunatus, tenzij het ontleend was aan een andere Middeleeuwsche legende ( Teirlinck kent den inhoud zijner . . .
  • . . . nieuw stuk van Herman Teirlinck , dat heeten zal De beurs van Fortunatus, tenzij het ontleend was aan een andere Middeleeuwsche legende ( Teirlinck kent den inhoud zijner stukken nooit dan veertien dagen voor de eerste vertooning), en het gezelschap speelt op dit eigenste oogenblik een aanpassing van . . .
1929-07-07 Johan De Meester jr (Willem Putman)
  • . . . men bracht een zekere cultuur op het tooneel, men poogde een beschaafde tooneeltaal te scheppen. Maar nauwelijks was dit literair tooneel geboren of Teirlinck sloeg alle ruiten stuk met zijn tooneelspel "De vertraagde Film". En daar klonk het opeens "Weg met alle literatuur!" Het woord "gemeenschapskunst" waaide als . . .
  • . . . Het woord "gemeenschapskunst" waaide als een vlag boven den Vlaamschen schouwburg van Brussel, waar het volk inderdaad naar "Ik Dien" stroomde. Teirlinck heeft het meest succes gekend met dat stuk, dat een moderne adaptatie is van een middeleeuwsche legende. Dit succes was een aanduiding. Maar
  • . . . heeft het meest succes gekend met dat stuk, dat een moderne adaptatie is van een middeleeuwsche legende. Dit succes was een aanduiding. Maar Teirlinck botste in zijn pogen op de verouderde traditie, die in de stadsschouwburgen en onder het stadspubliek heerschte. Er was in Vlaanderen een veld, dat . . .
1935-11 Een monographie over Verschaeve (Gerard Walschap)
  • . . . de folkloristische vertellers slechts de lichtere succesnummers beteekenen. Intusschen liet ook de burgerlijke grootstad zich niet onbetuigd en is.... met Vermeylen , Teirlinck , Van De Woestijne , Van Ostaeyen tot het vlaamsch teruggekeerd. Maar hoe! Met een verleden van vereenzaming belast, konden zij de . . .
  • . . . Gezelle , Streuvels , Rodenbach en Verschaeve , uitvarend naar alle wereldkulturen en anderzijds de kultuurloozen Vermeylen , Teirlinck , Van De Woestijne en Van Ostaeyen . Wat is dan kultuur? Kultuur is een het geheele leven doordringende en beinvloedende levensbeschouwing, . . .
1924-07-26 Tooneel te Brussel: De Volksschouwburg (Anon.)
  • . . . deze uitvoering krijgt vooral belang, wanneer wij er een attest in zien ten gunste van de tooneel-pogingen en vooral van de vernieuwingstheorieën van Herman Teirlinck . Ik wil zeggen: het feit, dat al dadelijk deze parodie op De vertraagde Film en op Ik Dien ontstond en werd gespeeld, bewijst . . .
  • . . . wist dit jaar zijn repertorium niet boven een zekere middelmatigheid op te werken. Maar voor het volgend seizoen wordt een nieuw stuk van Herman Teirlinck aangekondigd. En dat zal wel opnieuw de belangstelling voor het statige gebouw der Lakenstraat doen stijgen. . . .
1926 Paul de Mont: "Nuances" (Lode Monteyne)
  • . . . en gebeurtenissen beheer schend, aan het leven telkens een nieuwen vorm geeft, ook in dit tafereel, waar de schrijver het beproefd procédé van Teirlinck op zeer gelukkige en origineele wijze aanwendt, eerder gering blijkt te zijn! Het is opvallend hoe weinig verbittering er doorbreekt in dit spel . . .
1925-09 TOONEEL-TENTOONSTELLING TE BRUSSEL (Karel Van de Woestijne)
  • . . . betwijfelt. Delescluse is trouwens een fijnzinnig kunstenaar; wij kunnen dat ook in de vierde en laatste zaal zien, waar de maquetten staan voor Teirlinck 's stukken, die hij borstelde. Deze zaal 4 brengt ons dadelijk in een andere stemming; ons oog valt onder meer op een schets van Houquet . . .
1925-01-03 August Strindberg : "Advent" in "De Nieuwe Spieghel" (Willem Putman)
  • . . . alleen in een stuk de al of niet rijke gelegenheid tot spel ; wij kennen trouwens zijne opvatting, die ongeveer met die van Teirlinck klopt. Advent is dan ook den regisseur een zoo ruime als rijke basis en laat ik hier maar dadelijk zeggen, dat De . . .
1926 Alfred Hegenscheidt: "Starkadd" (Lode Monteyne)
  • . . . * Voor menig Vlaamsen schrijver, die thans van eer en roem geniet -- voor August Vermeylen , Emmanuel de Bom , Teirlinck , Van de Woesteyne , -- behoorde het jaar, waarin Hegenscheidt 's «Starkadd» ontstond, tot den heroïschen tijd, toen er strijd gevoerd werd . . .
  • . . . de Naamsche Poort te Brussel. Hij tafelde er met Vermeylen , Sabbe , den beeldhouwer Lagae , Toussaint , Teirlinck , e.a. Gezapig zat hij er achter zijn pint geuze. Met zijn goedige oogen, waarvan de glans verdoofd scheen door de glazen van den neusnijper, . . .
1926 Ernest W. Schmidt: "'t Is de gang der wereld (Lode Monteyne)
  • . . . de «pogingen tot verjonging», die op het tooneel mochten gerealiseerd worden, slaagden tot nog toe slechts «De Vertraagde Film» en «Ik Dien...» van Teirlinck . Wanneer we spreken van «slagen», dan bedoelen we, dat deze stukken scenisch leefbaar zijn gebleken, althans in dezen tijd van gisting en verlangen naar . . .
  • . . . anders bij een publiek, dat in de bioscoop door een immer wisselend decor en een voortdurend uiterlijke handeling, werd verwend. Achteraf beschouwd heeft Teirlinck de procédés van de film op het theater willen overbrengen -- een opzet, waarin hij, tot op een zekere hoogte mocht lukken. Hij heeft . . .
  • . . . der zevende kunst overnemen en wijzigen naar de eischen der tooneel-techniek. Het eigenlijke drama onderging insgelijks een wijziging -- een oppervlakkige wijziging, weliswaar. Teirlinck ziet het drama op het tooneel en tegelijk de weerspiegeling van het gebeuren in geest en gemoed van den toeschouwer. Zijn dramatiek is actie . . .
  • . . . werk van Schmidt is daardoor te veel: een spiegel van dezen tijd. En wanneer men, over zóóveel eeuwen, de stukken van Teirlinck bespreken zal in de handboeken voor letterkundige geschiedenis als literaire verschijnselen van beteekenis, zal men aan het oeuvre van Schmidt , in zijn . . .
1925-04-04 Frans Delbeke en Gerard Walschap : "Lente" in "De Nieuwe Spieghel" (Willem Putman)
  • . . . het " Théâtre du Marais ", met voor extremiteiten de enkele spektakels van Johan De Meester jr en de tooneelstukken van Herman Teirlinck . En hij laat dat balletje maar draaien -- net of er op de heele wereld niets anders: bestond. Hij kent niets anders. Zal . . .
1926-04-11 Willem Putman: "Looping the loop" (Lode Monteyne)
  • . . . zuiver intellectueele emoties wekken. Dat bleek reeds toen hij «De doode Rat» ten tooneele bracht en daarin bewees hoe fnuikend het voorbeeld van Teirlinck op de eigenheid van zijn talent had gewerkt. Zeer ter snee wees een beoordeelaar -- het was Anton van de Velde , meenen . . .
  • . . . in den mensch. Onder dezen gezichtshoek bekeken is «Looping the Loop» lang niet «modern». * * * In «De Man zonder Lijf» van Herman Teirlinck wordt een drama, dat zich in de ziel van een strevend mensch ontwikkelt, veruiterlijkt en op de planken gematerialiseerd. Hetzelfde gebeurt in «Looping . . .
  • . . . Deze gesprekken zijn verliteratuurschte werkelijkheid. Ze ontberen strakte en vooral stijl! En hier blijkt Putman , méér dan elders, een discipel van Teirlinck van wiens rhethorische perioden sterke echo's klinken in zinnen als «Je hing om mijn hals als een rillende bede» en «Ik heb . . .
1936-01 Fransch Tooneel te Brussel: "Godefroid de Bouillon" van Herman Closson (Willem Putman)
  • . . . HERMAN CLOSSON . Het stuk van Closson kreeg den jongsten staatsprijs voor de Fransch-Belgische tooneelletterkunde. En niemand minder dan Herman Teirlinck heeft de première er van, in Januari 1936, willen inleiden. De beknopte samenvatting van die rede zal, dunkt mij, een passende inleiding zijn . . .
  • . . . middens, alwaar men vooreerst met een soort verbazing onze vernieuwingspogingen heeft gade geslagen -- ik noem in de eerste plaats de experimenten van Teirlinck -- om er dan in alle discretie een beetje profijt uit te trekken. Dit zal reeds blijken in dit hoofdstuk. Nog méér echter in . . .
  • . . . dat ik wijd aan het experimenteel theater van den laatsten tijd. In zijn inleidende rede tot het stuk van Closson , heeft Teirlinck vooreerst erkend dat er verwantschap is tusschen het streven van Closson , en die Vlaamsche beweging op tooneelgebied, waarvan Teirlinck allicht . . .
  • . . . Teirlinck vooreerst erkend dat er verwantschap is tusschen het streven van Closson , en die Vlaamsche beweging op tooneelgebied, waarvan Teirlinck allicht de voornaamste animator is geweest. Wij trachten het tooneel te doen herleven, zei hij. Maar voegde er dadelijk bij dat onze samenhoorigheid nog . . .
  • . . . vooral technisch verrast en deze eenigszins artificieele verrassing is nog gaande. Wij zijn er nog niet van verzadigd, «gesatureerd». Een andere quaestie, waaromtrent Teirlinck het met Closson eens is, noemt hij de mystische geaardheid van het tooneel. Het tooneel leeft steeds op een collectief gevoel en . . .
  • . . . een dergelijk gemeenschappelijk gevoel onder de massa aanwezig is. De dramaturg zal dus bij voorkeur motieven opzoeken, die zulk gevoel kunnen doen heropleven. Teirlinck zelf vindt stof in het Vlaamsch mysticisme, maar Herman Closson moet wel elders gaan zoeken. In verband hiermede stelde spreker de vraag . . .
  • . . . Herman Closson moet wel elders gaan zoeken. In verband hiermede stelde spreker de vraag : bestaat er een Belgisch mysticisme ? Teirlinck zeide niet te twijfelen aan gemeenschappelijken oorsprong, maar wees er op, dat een nationaal tooneel in België toch moeilijk groeit en gedijt. Wij hebben, . . .
  • . . . de werkelijkheid kan losmaken. Bovendien bezit hij «le sens du théâtre» en daar vooral komt het op aan. Een geschreven tooneelstuk is, aldus Teirlinck , slechts een doode materie. De tekst van Closson heeft spel noodig, uitbeelding, drama, om leven te worden. Het spel Godefroid de Bouillon . . .
  • . . . van Closson heeft spel noodig, uitbeelding, drama, om leven te worden. Het spel Godefroid de Bouillon is onhistorisch. Juist dit bevalt Teirlinck . Het zal ons dus het onverwachte brengen, dat wij in den schouwburg gaan zoeken. De auteur haalt de bestanddeelen van zijn drama niet uit . . .
1924-02-24 Gaston Martens : "Prochievrijers" in het "Volksgebouw", Antwerpen (Willem Putman)
  • . . . Martens woonde met mij de creatie bij en dronk na de eerste akte van zijn stuk in het foyer... groseille. -- Waarop Teirlinck droogjes aanmerkte "de auteur zweet" (na de eerste akte van 'n première is water-drinken bij den schrijver inderdaad een te verontschuldigen afwijking).
  • . . . Teirlinck droogjes aanmerkte "de auteur zweet" (na de eerste akte van 'n première is water-drinken bij den schrijver inderdaad een te verontschuldigen afwijking). Teirlinck vergiste zich echter; sindsdien is dat gebleken. Ook na de derde akte dronk Martens groseille. Hij drinkt altijd... groseille. Dus mag zelfs . . .
  • . . . en reactie-theaterstukken van Ghéon . Ook Martens is een reactie. Niemand betwist hem het hoedanigheids-woord : gezond. Gelukkige tooneelschrijver. Als Teirlinck brouwer was !!... Ik besluit : dit laatste blijspel van Gaston Martens wordt heelemaal gered door de "charge". Zoo is onbetwistbaar het . . .
1938-11-30 Dr. J.O. De Gruyter (Willem Putman)
  • . . . Handdruk. Ik hoop dat hij volledig hersteld is, als dit interview verschijnt. En mijn laatste vraag is : "Wat is uw oordeel over Teirlinck 's plan om een " Nationeel Tooneel " op te richten ?" Hij antwoordt : "Dat ware mijn droom. Maar een uitruilen van voorstellingen tusschen drie . . .
1926 Herman Teirlinck: "Ik dien" (Lode Monteyne)
  • . . . IK DIEN... Niet bij één poging heeft de wonderbare Teirlinck , die ontegensprekelijk de veelzijdigste, zoo-niet de oorspronkelijkste persoonlijkheid uit de Vlaamsche literatuur is, het gelaten. Na het succes van zijn «Vertraagde(n) Film», die te . . .
  • . . . te Antwerpen en in Holland werd gespeeld en waarvoor Gémier graag de poorten van den Odéon-schouwburg te Parijs wilde openen, heeft Teirlinck zich geen rust gegund. Hij wilde beter geven, zich-zelf overtreffen, de volmaaktheid dichter benaderen, en hij schiep «Ik Dien». Teirlinck , die heel . . .
  • . . . heeft Teirlinck zich geen rust gegund. Hij wilde beter geven, zich-zelf overtreffen, de volmaaktheid dichter benaderen, en hij schiep «Ik Dien». Teirlinck , die heel graag en met de hem eigen virtuositeit redevoert over de eischen van het moderne tooneel, over de vernieuwing der kunst, welke door . . .
  • . . . wiens bestaan bedreigd werd en wel zoodanig, dat een paar wethouders der hoofdstad zijn verdwijning reeds als een voldongen feit beschouwden. Dank zij Teirlinck 's bemoeiingen, dank zij het succes van zijn werk, dat zelfs door de Fransche pers in uitbundige verslagen werd geconstateerd, bleef de VI. . . .
  • . . . VI. S. bestaan ten behoeve der Vlaamsche volksklas, die, te Brussel, al te veel van kultuur verstoken blijft. Zoo was, voor Teirlinck , het schrijven van zijn tooneelwerk, waardoor hij meer dan door zijn schitterend verhalend proza, zijn kunst tot in de diepere lagen van de massa . . .
  • . . . kunst tot in de diepere lagen van de massa kon doen doordringen, een «dienen» van het Vlaamsche volksbelang... * * * Ik hoor Teirlinck 's scherpe keelstem orakelen : «Wij moeten tot het volk gaan... Wij moeten een gemeenschapskunst scheppen...» Het is een geliefd thema voor hem geworden. . . .
  • . . . geworden. Gelukkig ook méér : Hij heeft zijn betrachten tot verwezenlijking gebracht... Nog is de ideale formule, de vaste vorm niet gevonden. Maar Teirlinck heeft véél bereikt. Daarover valt niet uit te weiden; het volstaat te constateeren, dat het volk opgaat in Teirlinck 's kunst, ook dan . . .
  • . . . gevonden. Maar Teirlinck heeft véél bereikt. Daarover valt niet uit te weiden; het volstaat te constateeren, dat het volk opgaat in Teirlinck 's kunst, ook dan wanneer zij leidt naar hoogten van verfijning en subtieler voelen. We mochten het bijwonen te Brussel hoe een dood-gewoon publiek zich . . .
  • . . . van vóór- en naspel heeft omhangen... En dit «wonder» gebeurde bij de zooveelste opvoering, toen van louter nieuwsgierigheid geen sprake meer kon zijn. Teirlinck kent het volk, vooral het Brusselsche volk. Bleek het niet reeds uit zijn wel slordig geschreven, onvolgroeiden doch bij plaatsen zoo kostelijken «Johan Doxa» . . .
  • . . . het eerste boek van den «Scharlaken Thijl», waarvan, helaas, de laatste deelen verloopen in neveligheid ? Dat is dan ook het geheim van Teirlinck 's voortdurende vernieuwing. Hij blijft in contact met het echte volk, waarvan hij de betrachtingen begrijpt en de smeuïge taal in zijn geheugen opvangt... Om . . .
  • . . . met het echte volk, waarvan hij de betrachtingen begrijpt en de smeuïge taal in zijn geheugen opvangt... Om dit te beseffen moet ge Teirlinck zien in de om haar geuze befaamde herberg «Het Vossengat», op den Ninoofschen steenweg, te Molenbeek... Een ouderwetsche, eenvoudige, Brusselsche «staminee» met banken en . . .
  • . . . hun spel deelt, alle voornaamheid aflegt en zich amuseert in argeloosheid. Zou daar dan werkelijk, zooals een Brusselsch literator vertelde, het geheim van Teirlinck 's metamorfoze van ivoren torenkunstenaar, dien hij zich toonde in «Zon», in «Meneer Serjanszoon» en in meest al zijn vroeger werk, tot dichter van de . . .
  • . . . de verouderde formules van deze menschen weer toepassen en dus enkel een stilstand in de evolutie der kunst bewerken ? Het werk van Herman Teirlinck is daar, om het ongerijmde van dergelijke opvatting te bewijzen. Hij heeft geen afstand gedaan van al de eigenaardigheden, waaraan zijn literaire persoonlijkheid . . .
  • . . . gedaan van al de eigenaardigheden, waaraan zijn literaire persoonlijkheid heur originaliteit heeft te danken, zelfs niet van eenige precieusheid in zijn woordkunst... De Teirlinck van vroeger, die om de realiteit van het gebeuren de cierselen tooverde door zijn fantazie ontworpen, leeft voort in den auteur van «Ik Dien» . . .
  • . . . waartegen hij toornt of welke hij verheerlijkt. De diepere zin van dit gebeuren, waarnaar in onbewustheid de onrustige mensch zoekende is, wordt door Teirlinck onthuld. Tegenover het leven en de geheimzinnigheid zijner gesluierde raadselen, plaatst hij de menschen en in hen woelen de krachten van ziel en lichaam... . . .
  • . . . op te lossen ? Wordt zoo niet elk tooneel gelijk aan een spiegel, waarin de toeschouwer zichzelf of anderen herkent ? En waar Teirlinck weergeeft de stage wisseling van wel en wee, daar wordt het publiek geboeid en gaat de actie meeleven, zooals het meeleeft wat, in de . . .
  • . . . meeleven, zooals het meeleeft wat, in de werkelijkheid van elken dag, in zijn omgeving gebeurt. * * * Van de middeleeuwsche Marialegende, waaraan Herman Teirlinck het hoofdmotief voor zijn drama ontleende, bleef in «Ik Dien» slechts weinig over. Het lag dan ook niet in de bedoeling van den . . .
  • . . . Toch kan het kiezen van een middeleeuwsch gewrocht als uitgangspunt niet toe te schrijven zijn aan het toeval. Ons komt het voor of Teirlinck zich, met het oog op hetgeen hij met zijn kunst voor de gemeenschap bereiken wil, genoopt voelde een reeds min of meer populair geworden . . .
  • . . . bovenzinnelijke leven, welke gemeengoed zijn van ons volk, -- ook van dit deel der Vlaamsche massa, dat den voorvaderlijken godsdienst niet meer aankleeft. Teirlinck moet, door een oude Vlaamsche legende als uitgangspunt van zijn drama te kiezen, zoo ongeveer hetzelfde hebben beoogd als Peter Benoit , die . . .
  • . . . schepping een vorm bezigen zou, waarin dit motief reeds aan de gemeenschap werd veropenbaard. In andere woorden : Was het wel noodzakelijk, dat Teirlinck voor zijn drama «Ik Dien» aan de legende van Beatrijs het schema van het uiterlijk gebeuren ontleende ? Want méér heeft Teirlinck . . .
  • . . . Teirlinck voor zijn drama «Ik Dien» aan de legende van Beatrijs het schema van het uiterlijk gebeuren ontleende ? Want méér heeft Teirlinck beslist niet gedaan. De oude legende levert hem enkel een voorwendsel tot den opbouw van een drama, dat geheel oorspronkelijk is in zijn voornaamste . . .
  • . . . met den geest der middeleeuwsche sproke, ook al bleef het mirakel als uiterlijk teeken van Gods oneindige goedheid in het tooneelspel bewaard. Want Teirlinck heeft gemoderniseerd met een verbluffende beslistheid, die elke dubbelzinnigheid uitsluit. Het zuiver-christelijke idee, dat doorheen de heele middeleeuwsche sproke geweven is, wordt door
  • . . . heeft gemoderniseerd met een verbluffende beslistheid, die elke dubbelzinnigheid uitsluit. Het zuiver-christelijke idee, dat doorheen de heele middeleeuwsche sproke geweven is, wordt door Teirlinck verworpen. Wel bewaart hij, door een vaag deïsme daartoe genoopt, het geloof in de grenzelooze goedheid van het mogelijk bestaande Opperwezen. De middeleeuwsche zuster . . .
  • . . . die de wereld ingaat, zondigt, en heur uiteindelijke opstanding dankt zij aan de kracht van het gebed. Deze ideologie verwerpt Teirlinck . Het begrip «zonde» negeert hij. Zijn Beatrijs dient de wereld, waarin de godheid heur plaatste als een weerlooze vrouw met gevoelens en zinnen.
  • . . . tot de Eeuwigheid, die bijgevolg het gedachten en gevoelsleven der menschheid moet beheerschen. Op deze wijze bezitten de twee zijpaneelen van het door Teirlinck ontworpen drieluik hoofdzakelijk een symbolische beteekenis, die niet heelemaal met de christelijke opvatting kan worden vereenzelvigd.... * * * In «De(n) vertraagde(n) Film» hechtte . . .
  • . . . hij tegenover elkaar plaatste op een ultiem oogenblik van hun leven. Het tweede bedrijf bracht in hoofdzaak de uitrafeling van deze luttele stonden. Teirlinck was dan vooral retrospectief. Maar hij stelde zijn twee geliefden ook tegenover de vijandigheid, opgaande uit de samenleving, die zij door hun liefde hadden . . .
  • . . . op de planken, in haar sarcasmen vastgesteld en tusschen de sferen vóór en achter het voetlicht wisselwerking doen ontstaan. Terecht werd opgemerkt, dat Teirlinck het procédé van den film op het theater bracht. Hij vertoont episodes uit het leven van Beatrijs : vluchtige, gewild-banale tafereelen uit het leven . . .
  • . . . dramatisch gebeuren, zoo innerlijk als uiterlijk, is verplaatst. Meteen blijkt ook hoe diegenen, welke jammeren zouden om het gemis aan psychologische kracht in Teirlinck 's drama, zich vergissen... Met zeer disparate elementen heeft Teirlinck zijn drama opgebouwd. Tong en Blik -- die de zinnen verbeelden, waardoor Beatrijs . . .
  • . . . hoe diegenen, welke jammeren zouden om het gemis aan psychologische kracht in Teirlinck 's drama, zich vergissen... Met zeer disparate elementen heeft Teirlinck zijn drama opgebouwd. Tong en Blik -- die de zinnen verbeelden, waardoor Beatrijs het sterkst met de wereld in aanraking komt -- schijnen wel . . .
  • . . . heeft den eenvoud van het middeleeuwsche geloof verloren. In het tweede bedrijf wisselt het rauwste realisme al met volksche romantiek... De taal van Teirlinck , die ongemeenen klankrijkdom aan felle kleurschakeering paart, stuwt de gedachten op tot in etherische hoogten, maar plots komt een smeuïge, drastische uitdrukking, aan den . . .
  • . . . van gevoel en gedachte in dit drama werkzaam. Niet als een einde mag het worden beschouwd. Het is een begin... Het schrijvend heeft Teirlinck willen «dienen»... Alle theorie heeft hij verworpen. Hij moet zich gevoeld hebben als één, die geblinddoekt was en, wanneer hij er in slaagde zijn . . .
  • . . . banden te bevrijden, alleen stond aan het kruispunt van vele wegen, leidend naar alle streken van een wijden horizontcirkel. Waarheen ? Teirlinck heeft met «De vertraagde Film» een weg gekozen. Met «Ik Dien» is hij verder gegaan... Waarheen zal de ingeslagen richting hem voeren ?... «Ik . . .
1926 Willem Puteman: "De doode rat" (Lode Monteyne)
  • . . . Tot het verwezenlijken van een «nieuwen stijl» op het tooneel, waarnaar o.a. ook Herman van Overbeke met zijn insceneeringen doch vooral Herman Teirlinck en Anton van de Velde met hun stukken streefden, wil Putman zijn aandeel bijdragen... Dit aandeel om de nieuwe . . .
  • . . . bouwmeester, die van een huis slechts de buitenmuren zou optrekken. * * * Putman make zich los van den invloed van Teirlinck , die zoo sterk voelbaar is in zijn werk. Suze is verwant aan de wereldsche Beatrijs; de dokter lijkt wat op een Gratiaan, die een . . .
  • . . . lijkt wat op een Gratiaan, die een deftig bestaan leidt en gehuwd is. In den bouw van het stuk is die gelijkenis met Teirlinck 's werk opvallend. Niet minder in de taal ! Suze, die in het gasthuis ligt, «heeft den roep vernomen»... Zij zegt: «Het leven roept, . . .
1925-12-12 Peer Gynt : in het "Théâtre du Parc" (Willem Putman)
  • . . . na te jagen; zijn verbeelding stuwt hem vooruit, eerst langs het fantastische van den droom tot een even fantastische werkelijkheid. Wij denken aan Teirlinck 's "Man zonder lijf", aan Georg Kaiser 's kassier in "Van 's morgens tot middernacht", aan Andrejew 's "Man, die de klappen krijgt". . . .
1923-01 Gedrang: Tijdrevue in vier bedrijven en een naspel (Voorwoord) (Victor J. Brunclair)
  • . . . waar hij het heeft over DE MACHT DER VROUW VAN GEORG KAISER . We leren daaruit dat GEORG KAISER als HERMAN TEIRLINCK voor ongeveer 4/5 jaar de kwakzalver en de fumist uithing en zich aan dezelfde domme fratsen vergreep, maar dat hij nou met De . . .
  • . . . macht der vrouw eens een proefbeetje gaf van wat aan expressionistiese smaak hoeft te beantwoorden. Het is natuurlik al te veel eer voor H. TEIRLINCK hem bij Kaiser te vergelijken, en wat met voormelde "domme fratsen" werd bedoeld is ofwel GAS ofwel HOLLE WEG ERDE. De . . .
1938-11 Modernistische experimenten: Tam-tam (Willem Putman)
  • . . . van een en andere poging, hoofdzakelijk dan door dilettanten verwezenlijkt, en waarin wij als het ware een nasleep konden zien van wat door Teirlinck en Volkstooneel werd betracht -- dingen, als dat drollige «GAAT U ZITTEN» van Jaap Hiegentlich en Lode Plaum , dat . . .
  • . . . programma-verklaring zich beroept op : Appolinaire , Jarry , Cocteau , Tzara , Ribbemont-Dessaignies , Aragon , Teirlinck , Achard , Périer , Soumagne , De Ghelderode -- protesteeren daartegen de onderteekenaars van het tegen-manifest (zij zijn o. . . .
1926 Anton van de Velde: "Tijl" (Lode Monteyne)
  • . . . den huidigen tijd niet geschreven ter-wille van de insceneering, waaraan de structuur van het drama ondergeschikt werd gemaakt ! Vooral de navolgers van Teirlinck en zijn drieluikstukken, hebben zich aan dergelijke verplaatsing van het dramatisch zwaartepunt schuldig gemaakt en van hen kan absoluut niet worden gezegd, dat zij . . .
  • . . . er in dit werk toch genoeg kwaliteiten aanwezig, die ons het recht geven verwachtingen te koesteren. * * * Van het procédé, dat Teirlinck , en de jonge auteurs, die hem volgen -- Putman (Looping the Loop -- De Doode Rat), Delbeke en
1924 Tooneelrenaissance in Vlaanderen (Jan Boon)
  • . . . hare ellenden uit het roode hol van den oorlog kwam gekropen. De agiele danser, de speler met het grinnikend lustig klein ivoren aapje, Herman Teirlinck , verscheen op het podium. De Vertraagde Film en Ik Dien. Het was een oud geslacht dat bewees hoe jong Vlaanderen nog kon worden. . . .
  • . . . het podium. De Vertraagde Film en Ik Dien. Het was een oud geslacht dat bewees hoe jong Vlaanderen nog kon worden. Wij zullen Herman Teirlinck bevechten en hem dankbaar zijn. Hij is een speler met blokjesdoos geweest. Oude geverfde blokjes, en daarmee heeft ie een nieuw uitzicht voor . . .
  • . . . uitzicht voor ons oog gezet. En hij heeft ons tooneel vol literatuur gepropt. Maar het is goed geweest dat hij verschenen is want Teirlinck heeft de verstarring van onzen tooneelvorm kapot gedanst, de stijfheid gebogen. Wij zullen hem daar dankbaar voor zijn, en toch nooit vergeten dat hij . . .
  • . . . dankbaar voor zijn, en toch nooit vergeten dat hij onze edelste katholieke sproke, Beatrijs, zoo echt schromelijk heeft ontadeld. Is de tijd van Teirlinck voorbij? Wij rijden snel in Vlaanderen. De man zonder lijf zal op onze vraag spoedig antwoord brengen. Zie, daar ontstond, van de . . .
1926 Herman Teirlinck: "De man zonder lijf" (Lode Monteyne)
  • . . . DE MAN ZONDER LIJF I In Holland heeft Herman Teirlinck lezingen gehouden om zijn stuk «De Man zonder Lijf» bij het publiek in te leiden. Hij meende wellicht, dat het Over-Moerdijksche intellect niet . . .
  • . . . leiden. Hij meende wellicht, dat het Over-Moerdijksche intellect niet zoo onmiddellijk vatbaar was voor de Vlaamsche kunst, die hij gewrocht had. Daarin heeft Teirlinck zich niet heelemaal vergist. De gezaghebbende criticus van «De Nieuwe Courant» -- wij noemen : Fritz Lapidoth verzucht : «Hoe diep . . .
  • . . . Fritz Lapidoth verzucht : «Hoe diep innig verschillen wij (de Hollanders) toch van de Vlamingen !» Maar wél heeft Teirlinck zich deerlijk misrekend, wanneer hij zich inbeeldde dat zijn stamgenooten het zonder inleidende verklaring konden stellen en hij hun een zóó snel-werkend als veel-omvattend . . .
  • . . . is de vorm soms wat nieuw !» Die achtereenvolging van superlatieven werd, zoo we de verslaggevers van de Hollandsche bladen vertrouwen mogen, door Teirlinck zélf gebruikt... Voor iemand, die beweert te schrijven voor de «eenvoudigen van geest», is het een veeg teeken, wanneer hij tot het besef komt, . . .
  • . . . Buysse , een Heyermans hebben sterker «gemeenschapskunst» geleverd met stukken, waarin ze de nooden van een klasse ontvouwden, dan wel Teirlinck ooit zal vermogen... Zij hebben, meestal, geen eeuwige conflicten gedramatiseerd, konden de tendenz niet altoos weren uit hun werk... Inderdaad... Wie eeuwige en . . .
  • . . . betrekkelijkheid niet inziet, die zijn fantasie niet meer prikkelen, voelt de volksgeest zich verlamd. Neen : de aristocratische en zeer subjectieve dichter, die Teirlinck zich altoos heeft getoond in het precieuse proza van zijn beschrijvingen, verhalen en romans, en niet minder in de rhetorisch-opgesmukte abstracties, die er zijn . . .
  • . . . overigens nimmer langs de wegen van bewustheid en opzettelijkheid bereikt... De studie onzer oude volksliederen levert daarvan het bewijs. II. De kunst van Teirlinck -- zijn kunst van «voorheen» en «thans» -- was, en blijft subjectief, in welken vorm zij ook tot openbaring komt. «De Man zonder Lijf» . . .
  • . . . -- tot op een zekere hoogte althans -- te beschouwen als een dramatiseering van subjectieven strijd -- van den strijd, dien de dichter Teirlinck zélf voerde tegen de dingen des levens. Van dien strijd geeft hij de berustende uitkomst aan, in de overwegingen van Dwazen Jacob aan het . . .
  • . . . we aan de inmenging van de persoonlijkheid van den schrijver in deze dramatiseering van een eeuwigen en algemeen-menschelijken strijd. We hooren te veel Teirlinck -zelf. We bevroeden te dikwijls, dat hij de werkelijkheid van zijn tastenden geest en van de onrust in hem, met aan de dramatiek ontleende middelen . . .
  • . . . brengt. En deze «lyrische» elementen komen de objectiviteit en meteen de klaarheid van het drama-zelf vertroebelen. Men wordt het gewaar, dat de scheppende Teirlinck niet altijd het natuurlijke verband wist te vinden tusschen de twee elementen in zijn spel, tusschen lyriek en dramatiek. En dan poogt hij zich . . .
  • . . . Aan een auditie van draadlooze telefonie, die dikwijls door de inmenging der geluidgolven van een anderen post wordt gestoord, doet het stuk van Teirlinck denken... Maar deze gewraakte onevenwichtigheid, evenals dit gemis aan klaarheid, doet ze niet aan als zeer menschelijk, waar het een zoo ingewikkeld probleem geldt . . .
  • . . . voorstellingen aan de werkelijkheid ontleend doch door de kracht zijner scheppende fantazie boven de gewone levensverhoudingen geheven, de symboliek, die philosofische bedoelingen belicht. Teirlinck versmaadt meestal het overgangsstadium, dat der uitbeelding eener van fantasie doordrenkte realiteit, en verheft zich met een stoute vlucht zijner scheppende gedachte, tot in . . .
  • . . . ze deze zóódanig, dat het publiek hen onmiddellijk erkennen kon. Symbolen dienen in de eerste plaats suggestief en essentieel te wezen. Dat heeft Teirlinck , die voor de gemeenschap schreef, niet in acht genomen. Elk symbool heeft ten slotte iets van een versteend literair beeld. Wellicht heeft deze overweging . . .
  • . . . ! ik lijd !» -- Dit tweede bedrijf brengt een opeenvolging van tafereelen, wier samenhang door de aanduidingen van den schrijver wordt verwezenlijkt. Teirlinck heeft de techniek van den kino op het tooneel overgebracht. Het is evenwel niet waar, dat deze tweede akte niets anders dan «kinema» zijn . . .
  • . . . de bioscoop wordt het woord steeds gevoeld als een bijzaak ; bij de degelijkste filmen, zelfs als een overtolligheid. In dit middenbedrijf, waarin Teirlinck , getrouw aan zijn gewone bouwwijze, het zwaartepunt van het drama legt, heeft het tooneelbeeld enkel illustratieve waarde voor het gebeuren, dat geheel innerlijk is . . .
  • . . . Lijf de dramatiseering van het conflict tusschen de abstracte betrachtingen van een ziel. De actie omvat slechts één individu. Enkel twee wegen kon Teirlinck volgen : de zelf-analyse in een lange alleenspraak, of de veruiterlijking van dien strijd in een opvolging van symbolische beelden. Daar hij voor het . . .
  • . . . aanleiding van de aanwezigheid der ouders in de kamer van het baanwachtershuizeken, de kunst van Maeterlinck in verband met deze van Teirlinck . De eerste heeft in «l'Oiseau bleu» het geluks-verlangen der menschheid gedramatiseerd -- een thema dat dezelfde geestelijke en algemeen-menschelijke waarde bezit als het door . . .
  • . . . eerste heeft in «l'Oiseau bleu» het geluks-verlangen der menschheid gedramatiseerd -- een thema dat dezelfde geestelijke en algemeen-menschelijke waarde bezit als het door Teirlinck in «De Man zonder Lijf» uitgewerkte motief... Maar wat is de symboliek van Maeterlinck , vrucht van een wijsgeerigen geest, resultante van rustig . . .
  • . . . klaar, vergeleken bij de willekeurige en niet tot in de regionen van het licht uitgegroeide verbeeldingen, die wel hallucinaties lijken, van den onrustigen Teirlinck . De schrijver van «De Man zonder Lijf» is overigens meer een fantast dan een wijsgeer... Voor ons is hij de schaduwenleurder geweest, die waanvoorstellingen . . .
  • . . . is hij de schaduwenleurder geweest, die waanvoorstellingen oproept, waaraan hij geen scherpte van trekken vermag te schenken. Wanneer wij de dramatische productie van Teirlinck overschouwen dan komt het ons voor of «De Man zonder Lijf» meer originaliteit bezit dan «Ik Dien» en meer dramatische kracht dan «De vertraagde . . .
  • . . . en volmaakte niet even veel verdienste had als de schepper van een nieuw werk... Van meer belang achten we de vraag in hoeverre Teirlinck , met dit derde tooneelstuk, heeft bijgedragen tot het scheppen eener nieuwe kunst. Nieuwe kunst ontstaat enkel uit een gewijzigde levenshouding. De romantiekers brachten wat . . .
  • . . . regel der drie eenheden verwaarloosden, doch wijl zij tegenover de groote problemen van leven en kunst een ander standpunt innamen dan de klassieken... Teirlinck brengt geen nieuwe, of door de nooden van dezen tijd gewijzigde conflicten op het tooneel. Hij geeft van een eeuwig conflict in zijn algemeensten . . .
1928-03 Herman Teirlinck: "Ave" (Lode Monteyne)
  • . . . Herman Teirlinck «AVE» O wereld, ik voel U. ( H.Teirlinck in «Ave».) I. In Herman Teirlinck groeide, naarmate hij zich . . .
  • . . . Herman Teirlinck «AVE» O wereld, ik voel U. ( H.Teirlinck in «Ave».) I. In Herman Teirlinck groeide, naarmate hij zich als dichter ontwikkelde, de drang om met zijn denken en voelen de . . .
  • . . . Herman Teirlinck «AVE» O wereld, ik voel U. ( H.Teirlinck in «Ave».) I. In Herman Teirlinck groeide, naarmate hij zich als dichter ontwikkelde, de drang om met zijn denken en voelen de heele wereld en haar essentiëele machten te . . .
  • . . . bedrijf van den Kwade», «Het ivoren Aapje», precieuse analysen van de spiegelbeelden door de realiteit in zijn eigen ziel geteekend... Daarin openbaart zich Teirlinck -de-literator, welke zich het volledigst uit in dat zeer merkwaardige verhaal, dat enkel zuivere kunst wil zijn, en waarin hij de figuur van «Mijnheer J. . . .
  • . . . verhaal, dat enkel zuivere kunst wil zijn, en waarin hij de figuur van «Mijnheer J. B. Serjanszoon, Orator didacticus» deed opleven. De echte Teirlinck , de dichter met even sterke universeele als ego-centrische bekommernissen, heeft zich daarin niet uitgesproken -- tenzij heel toevallig en dan wel terwijl hij zich . . .
  • . . . begrijpen en voelen, was het lang zijn grootste bekommernis, dat niemand bevroeden zou wat er in hem omging. Eerst in zijn drama's werd Teirlinck zich-zelf. Het directe contact met het publiek stemde den dichter tot oprechtheid, tot een geheel zich geven aan de duizendhoofdige massa, die in wezen . . .
  • . . . de persoonlijkheid van Meneer J. B. Serjanszoon's geestelijken vader in den gewonen omgang kenmerken. Scepticisme en spot vormen het pantser waarmee de mysticus Teirlinck zich in het leven omgordt en dat hij eerst aflegt, wanneer hij een drama schept. Het blijft nu nog een open vraag of dit . . .
  • . . . niet onsterfelijk is al schijnt hij wel eenigszins verzwakt. Want den cultus van het kunstige, zingende woord, dat enkel mooi wil zijn, werd Teirlinck niet ontrouw. Waar hij het vroeger vaak drapeerde om wufte, grillige, maar bekoorlijke gedachtekens, zonder veel diepte doch altijd pittoresk en kleurig, daar bezigt . . .
  • . . . Vertraagde Film» over «Ik Dien» en «De Man zonder Lijf» tot «Ave», ook de verbeelding te zijn van den kamp, dien de echte Teirlinck te voeren heeft tegen zijn literairen dubbelganger, Meneer J. B. Serjanszoon, ter verovering van ideëele waarden, die steeds op grooter hoogten boven de realiteit . . .
  • . . . Serjanszoon, ter verovering van ideëele waarden, die steeds op grooter hoogten boven de realiteit van elken dag zijn gelegen. Langzamerhand heeft zich in Teirlinck ontwikkeld de wijsgeerige beschouwer der levensdingen, losgerukt uit hun verband met de wisselende aardsche uiterlijkheden, ontdaan van alle toevalligheden door tijd en ruimte bepaald. . . .
  • . . . met de bovenaardsche wereld, met de zuiver geestelijke oneindigheid, veeleer sporadisch bleef en dan bovendien nog langs kunstmatig-artistieken weg werd bereikt... Vollediger had Teirlinck zich losgemaakt uit de werkelijkheid en haar betrekkelijkheden van tijd en ruimte, van licht en kleur en maat, in «De Man zonder Lijf», dat . . .
  • . . . te voorbarig geplukt aan den boom der Kennis. Maar «Ave» -- het oratorio-spel ter verheerlijking der moederliefde -- is wel tot rijpheid gedijd. Teirlinck heeft thans, zoo niet een volledige, dan toch een afdoende zegepraal behaald op Meneer J. B. Serjanszoon, den orator, wiens rhethorikale woordenguirlandes den tekst . . .
  • . . . eerste spel op louter-geestelijke grondslagen gebouwd -- het eerste welslagen na vele min-of-meer bewuste en met veel of weinig bijval bekroonde pogingen van Teirlinck -zèlf en van jongeren: als Anton van de Velde (Christoffel. De zonderlinge Gast), Putman (Looping the Loop). Of «Ave» een tooneelwerk . . .
  • . . . Putman (Looping the Loop). Of «Ave» een tooneelwerk van blijvende beteekenis heeten mag, is een andere vraag. II. Als dramatist koestert Herman Teirlinck een opvallende voorliefde voor een paar motieven, met als middenpunt de vrouw -- als geliefde of als moeder. Vrouwenliefde en moedermin beschouwt hij, . . .
  • . . . hij meent aan een roeping te gehoorzamen, opdat hij eens groot zou zijn en daarom de wenkende Idealen volgen moet... In «Ave» heet Teirlinck ze de drie Machten. Ze leven en bewegen boven het plan van het gewone, gelijkvloersche bestaan, waar men simpel-weg liefheeft zijn vrouw, zijn kinderen . . .
  • . . . zijn fabriek, van zijn maatschappelijke positie... In «Ave» zijn de lokkende machten, die de liefde vernietigen, minder bepaald. Ze zijn enkel -- zooals Teirlinck zélf verklaarde -- «fantasievormen van ons begeeren, van onze zinnelijkheid, onze stoffelijkheid»... «Ge kunt er misschien in zien: het Hebben, of . . .
  • . . . en alles weet. Slechts in schijn staat een drama lijk «De Man zonder Lijf» buiten het enge verband, dat het gansche tooneelwerk van Teirlinck omvademt en het maakt tot een zuiver ideëel geheel, Inderdaad: de strijd tusschen den dwazen Jacob en zijn wijzen dubbelganger, wordt hij niet doorgemaakt . . .
  • . . . «Ave», welke beide stukken men daarentegen als te zeer abstract en derhalve als minder voor scenische verwezenlijking bestemd, zal doodverwen. In «Ave» heeft Teirlinck de moeder verheerlijkt door de moederliefde, van haar wezen de essentiëele kracht, voor te stellen in haar strijd met de vrouwenmin, welke haar berooven . . .
  • . . . enkel hun lotsbestemming volbrengen. Ze staan buiten de beschaving en hun wezen is niet onderworpen aan den invloed van eenig ander veredelend gevoel. Teirlinck wilde immers verbeelden de «volstrektheid van het moederschap»... dienende «boven God en de wereld, haar kind en totterdood, alleen haar kind»... Helaas, zoo geheel . . .
  • . . . een rechte, vooraf-bepaalde, eeuwig dezelfde lijn volgt, bloot aan inwerking van invloeden van buiten-af. Zoo komt het, dat het beeld der Moeder, zooals Teirlinck het voorstelde, ons voorkomt als eenzijdig. Moederliefde is zooveel meer dan een primair instinct, ook dan wanneer men tot de bronnen van het leven, . . .
  • . . . tot de bronnen van het leven, tot de oer-vormen der gevoelens wil terugkeeren... Het valt moeilijk geheel te gelooven in de moeder, wie Teirlinck een Ave toestuurt, ter wier eere de stem in den hemel een loflitatie bidt... Vooral in het tweede bedrijf -- den tweeden «tijd» van . . .
  • . . . mystischer hoogten, waar elke gestalte haar volle symbolische waarde, elk denkbeeld en ieder gevoel een volstrekte beteekenis verlangt? In den tweeden tijd heeft Teirlinck dan den oppersten vorm der moederliefde geteekend, dezen welke noopt tot volkomen zelf-verloochening, tot zelf-vernietiging... De oude vrouw beseft, dat voor den «man» de . . .
  • . . . machten ontketend, wier vernietigende invloeden geen mensch ontvluchten kan. Diezelfde logische noodlottigheid is werkzaam in het door instinctieve moederliefde beheerschte synthetische drama van Teirlinck . III. Geen enkel van Teirlinck 's drama's lijkt zoo logisch gebouwd, zoo vast en sober van lijnen, zoo monumentaal ondanks de beperkte verhoudingen. . . .
  • . . . ontvluchten kan. Diezelfde logische noodlottigheid is werkzaam in het door instinctieve moederliefde beheerschte synthetische drama van Teirlinck . III. Geen enkel van Teirlinck 's drama's lijkt zoo logisch gebouwd, zoo vast en sober van lijnen, zoo monumentaal ondanks de beperkte verhoudingen. Men gewaart het, dat de auteur zich . . .
  • . . . schijnen, alléén staat vóór het altaar. Daar wandelt geruischloos het Geweten rond, dat wijken zal voor der menschen eerzucht... Opmerkelijk is het hoe Teirlinck , die zeer sterk de betrekkingen aangeeft tusschen de zgn. hoogere regionen van het geestelijk leven en het eenvoudige bestaan op de gelijk-vloersche aarde, waar . . .
  • . . . zijn oog en zijn visie zoo hoog niet doordringt. Hij waagt zich niet in die regionen van het ontastbare en van de metafysiek. Teirlinck 's mysticisme voert hem niet verder dan tot op het tweede plan, waar ons beperkte geestesleven zich ontwikkelt, en wel zeer eigenaardig en scherp zijn . . .
  • . . . vrucht is van menige nachtwake, laat toch altoos een indruk van spontaneïteit, van natuurlijk gegroeid-zijn na ! We hebben naast den vernuftigen denker Teirlinck , die te zeer en te bewust bekommert lijkt om de ontdekking van het wezen der dingen, toch heel dikwijls den dichter aan het werk . . .
  • . . . behandelen van personen en geestelijke roeringen ten einde de innerlijke dynamiek om te zetten in de op de planken toch onmisbare uiterlijke actie. Teirlinck zelf moet dat ook gevoeld hebben, want hij heette zijn werk een «oratorio spel» -- aldus de tweeslachtigheid ervan zeer raak kenschetsend. . . .
1925-05-25 De stilte op het tooneel: Causerie (Willem Putman)
  • . . . contact en is een resultaat van contact. Atmosfeer doet de conceptie van den eenling onder de gemeenschap wortels schieten. De eerste scène van Herman Teirlinck 's tooneelstuk "Ik Dien", is, hoewel betrekkelijk lang, geheel door de stilte vervuld. De stilte treedt er werkelijk actief op en speelt den proloog; . . .
  • . . . stilte heeft hier een symbolische waarde; zij beteekent het reine kloosterleven van Beatrijs, wijl de geluiden een soort praeludium zijn der naderende levenskennis. Teirlinck werkt in "Ik Dien" met scherpe antithesis. Zijn tweede bedrijf schuift hij bont en fel van kleur tusschen de twee grijze zijluiken. Dit centrale . . .
1926 Herman Teirlinck: "De vertraagde film" (Lode Monteyne)
  • . . . Herman Teirlinck I VOOR «DE VERTRAAGDE FILM» . Ik had wel graag Herman Teirlinck geinterviewd, om daarna te vertellen, wat de . . .
  • . . . Herman Teirlinck I VOOR «DE VERTRAAGDE FILM» . Ik had wel graag Herman Teirlinck geinterviewd, om daarna te vertellen, wat de schrijver van «De Vertraagde Film» zooal denkt over het tooneel der toekomst. Een dankbaar onderwerp voor . . .
  • . . . vertellen, wat de schrijver van «De Vertraagde Film» zooal denkt over het tooneel der toekomst. Een dankbaar onderwerp voor zulk een gesprek. Maar Teirlinck , leek er me nu precies de man niet naar om zich heel ernstig te laten ondervragen over een heele boel zaken, waaraan hij, feitelijk, . . .
  • . . . boel zaken, waaraan hij, feitelijk, maling hebben moet en waarover hij misschien nimmer heel diepzinnig nadacht. Overigens geloof ik, dat de oolijke, Uilenspiegelachtige Teirlinck al menig interviewer in bet ootje nam. Wat misschien wel de verdiende straf is voor die menschen, wier nieuwsgierigheid soms indringerig moet aandoen en . . .
  • . . . met de meest pedante tronie van de wereld quasi-gewichtige vragen stellen over dingen, waaraan ze zelf geen belang hechten. En daarom heb ik Teirlinck maar met rust gelaten. * * * Ik meen eens ergens te hebben gelezen, dat Teirlinck zijn kunst gescheiden hield van zijn . . .
  • . . . hechten. En daarom heb ik Teirlinck maar met rust gelaten. * * * Ik meen eens ergens te hebben gelezen, dat Teirlinck zijn kunst gescheiden hield van zijn leven. Voor wie den auteur van het «Ivoren Aapje», «Meneer Serjanszoon», «De nieuwe Uilenspiegel», «Johan Doxa» en «De . . .
  • . . . auteur van het «Ivoren Aapje», «Meneer Serjanszoon», «De nieuwe Uilenspiegel», «Johan Doxa» en «De Vertraagde Film» gadeslaat, zal deze uitlating eerder paradoxaal klinken. Teirlinck lijkt ons een levenskunstenaar, genietend van al wat het bestaan, beheerscht door een veelzijdige en zich immer vernieuwende belangstelling in de wisselingen der uiterlijke . . .
  • . . . immer vernieuwende belangstelling in de wisselingen der uiterlijke en innerlijke aspecten van dingen en menschen, bieden kan. Het gaat niet het wezen van Teirlinck met één zin te karakteriseeren. Van den grooten Streuvels kan men zeggen : Hij is een machtig visionnair, een scherp waarnemer, die . . .
  • . . . misbruik -- tot op den draad-versleten adjectieven te pas : stoer, bonkig, en hun synoniemen... Men beproeve het maar eens na lezing van Teirlinck 's werk, diens wezen te vatten binnen de afbakening eener uit veel hoedanigheidswoorden en naamwoorden samengestelde literaire formule. Teirlinck is de -- men . . .
  • . . . na lezing van Teirlinck 's werk, diens wezen te vatten binnen de afbakening eener uit veel hoedanigheidswoorden en naamwoorden samengestelde literaire formule. Teirlinck is de -- men vergeve mij het triviale der uitdrukking -- cameleon onzer literatuur ! Hij kan in zijn boeken de preciositeit op de . . .
  • . . . «Het Ivoren Aapje» zou door een Franschman kunnen geschreven zijn. Maar het eerste boek van zijn «Scharlaken Thijl» is daarentegen gedegen Brabantsch-Vlaamsch. Wie Teirlinck even volgt, merkt iets van die dubbele natuur in hem. Achter den hoofschen, voornamen, soms iets precieusen en dandy-achtigen professor van den kroonprins, wien . . .
  • . . . en dandy-achtigen professor van den kroonprins, wien hij Vlaamsch leerde praten, zit de leuke, ironische, in kostelijke grappen zich verlustigende Brusselaar nauwelijks verborgen. Teirlinck beschikt over een wonderbaar aanpassings- en assimilatievermogen. Men merkt het in zijn kunst. Hij kan zich inleven in het bestaan der bovenste tienduizend en . . .
  • . . . is als een fijn-geslepen steen met talrijke facetten, waarin het leven zich weerspiegelt, fijner omlijnd, subtieler gekleurd dan in de werkelijkheid. Want in Teirlinck leeft vooral de fantasie. Meer dan welk kunstenaar ook is hij een schepper. Met het materiaal dat hij zich assimileerde door zelf genietend en . . .
  • . . . geen onveranderlijken vorm. Het contact, dat deze zeldzame kunstenaar met het leven onderhoudt, wijzigt voortdurend de vlakken van dat prisma, verandert de straalbreking. Teirlinck zal zich zelven nooit gelijk blijven. De schepper van «De Vertraagde Film» heeft maar weinig gemeens met dien van «Het Stille Gesternte» of de . . .
  • . . . En morgen zal hij weer geëvolueerd hebben. Hij realiseert het perpetuum mobile in de literatuur. En als hij dit leest zal mijn vriend Herman Teirlinck , van wien de critici hebben gezegd, dat hij een ironist is, een cynisch nogal !, een spotter en een sarcastische oolijkerd, misschien fijntjes . . .
  • . . . het water, terwijl het later bleek, dat de teekenaar enkel een kinema-post styliseerde : de filmhouders en den afrollenden band. Het werk van Teirlinck zou iets nieuws brengen ! Reeds het bloote feit, dat een tot nog toe enkel als romancier gevierd auteur, zich aan het tooneel waagde, . . .
  • . . . Reeds het bloote feit, dat een tot nog toe enkel als romancier gevierd auteur, zich aan het tooneel waagde, baarde opzien. Indien ik Teirlinck geinterviewd had, zou ik zeker de geijkte vraag gesteld hebben : -- Hoe is U (een interviewer doet altijd plechtig-beleefd en vraagt slechts naar . . .
  • . . . Hoe is U (een interviewer doet altijd plechtig-beleefd en vraagt slechts naar bekende wegen) er toe gekomen een drama te schrijven ? En Teirlinck zou zeker verteld hebben over den tijd toen hij te Linkebeek woonde, eerevoorzitter was van de tooneelmaatschappij van het dorp en meespeelde, zelfs eens . . .
  • . . . toen hij te Linkebeek woonde, eerevoorzitter was van de tooneelmaatschappij van het dorp en meespeelde, zelfs eens een vrouwenrol vervulde. Ik heb nu Teirlinck niet gesproken. Hij zou mij waarschijnlijk hetzelfde verteld hebben als aan andere journalisten. Dat het realisme op het tooneel uit den booze is, onnatuurlijk, . . .
  • . . . den schouwburg uitjaagt, dat het tooneel den weg der evolutie op moet om in harmonie te blijven met onze gewijzigde gevoeligheid. Ik hoor Teirlinck al zeggen met zijn schraalharde keelstem, terwijl zijn oogen flikkeren achter de groote, dik-omrande brilglazen : Wat we behoeven is een kunst, die niet . . .
  • . . . van het algemeen-menschelijke, voor alle tijden. Fijn gevoel en diepe cerebraliteit, man !... Aan Johan de Maegt heeft Teirlinck bijna hetzelfde verteld onder het drinken van een lekker glas geuze en 't rooken van een sigaar. Na gewezen te hebben op het merkwaardige . . .
  • . . . het stuk gezien met de oogen van een heel bizondere vrouw met een even eigenaardig temperament ? Over het spel der artiesten liet Herman Teirlinck zich als volgt uit aan Joh. de Maegt : «De personen bewegen op een geheel nieuwe wijze : is kunst geen . . .
  • . . . is een spel van gedachten, man, en ik meen het ernstig.» II DE VERTRAAGDE FILM Hij bezit een wonderbaarlijke artiestennatuur, die Teirlinck ! En wie hem, naar de voorschriften van het literaire pedantendom, classeeren wil ondereen der gewone rubrieken met op «isme» eindigende benamingen, loopt gevaar . . .
  • . . . de voorschriften van het literaire pedantendom, classeeren wil ondereen der gewone rubrieken met op «isme» eindigende benamingen, loopt gevaar op tegenspraak te stuiten. Herman Teirlinck 's kunst is een verbeeldiiigsproduct zelfs dan wanneer zij rauw-realistische vlakken vertoont. Zijn literatuur is bedenksel van zijn lenigen geest, waarvan het aanpassingsvermogen een . . .
  • . . . rauw-realistische vlakken vertoont. Zijn literatuur is bedenksel van zijn lenigen geest, waarvan het aanpassingsvermogen een ongemeene veerkracht bezit. Er leeft in den artiest Teirlinck een sterke drang om steeds zich-zelf te vernieuwen. Hij zoekt voortdurend naar nieuwe wegen, Maar deze wegen -- het kan paradoxaal klinken! -- voeren . . .
  • . . . -- voeren altijd, langs een omweg weliswaar, terug naar een zelfde centrum, die de wel in uiterlijkheden zeer verscheiden, doch in wezen ongewijzigde Teirlinck -zelf blijkt te wezen. Deze schrijver, die méér dan wie ook onder de auteurs van Noord- en Zuid-Nederland, zijn ikheid kan plooien naar de richtingen . . .
  • . . . opkomende «ismen» aangelegd, hij weet al het nieuwe, dat zijn gevoel en zijn denken opvangen, te herscheppen tot iets eigens. Er valt bij Teirlinck te bespeuren een koketteeren met al wat nieuw lijkt, vooral in den uiterlijken vorm, gepaard gaande met een onmiskenbaren, doch ook onbewusten drang tot . . .
  • . . . den dag. Immers, in alle artistieke kringen, zullen de apostelen van oude of nieuwe richting in de kunst, de vraag opwerpen : Schreef Teirlinck nu een expressionistisch tooneelwerk ? Of bleef alles bij het oude ? Het kan wel waar zijn, dat het den auteur van dezen «Vertraagden . . .
  • . . . hyper-modern muziekstuk op ons teweegbracht. Overigens we vragen ons af, of het wel de moeite loont dergelijke kwesties te overwegen. Het werk van Teirlinck liet een sterke impressie van schoonheid na. Of het verwekken van dezen indruk nu verwezenlijkt werd door dezelfde middelen als de zich expressionisten-noemende kunstenaars . . .
  • . . . -- niets méér dan een naspel -- scheiden Man en Vrouw. Hij spreekt van zijn zaken. Zij van haar ontgoochelingen. En hier heeft Teirlinck weer zijn eigen denkbeelden op het voorplan geschoven. Tegenover den positieven Man, met zijn gehechtheid aan werk en streven, stelt hij de Vrouw met . . .
  • . . . het nieuwe door dit stuk gebracht... Het gegeven is een banaal fait divers uit het leven der grootstad... Maar wat een atmosfeer heeft Teirlinck daarrond niet geweven ! In het vóór- en naspel laschte hij een heele boel tooneeltjes in, die, wanneer men zich tot een oppervlakkige beschouwing . . .
  • . . . menschen springen in het water met hun kind... Maar op dien avond gebeurt er méér in de wereld. We stellen ons voor, dat Teirlinck , die ook in zijn romans de episodes welke hij schilderde trachtte te houden in hun verband met de omgeving, zich dit feit zóó voorstelde . . .
  • . . . En zooals het voorspel stilaan de actie boven de omgeving verheft, zoo wordt deze in het naspel weer door het omringende leven ingezogen... Teirlinck heeft de groezeling der massa bekeken en voor een moment het licht der schijnwerpers op een paar personen geconcentreerd. Meer niet. We hebben ze . . .
  • . . . wat iets heel uiterlijks is -- maar een gemis aan innerlijke dynamische kracht en concentratie... In de «Vertraagde Film» treffen we den heelen Teirlinck , die, in zijn rijke verbeelding, met elementen aan de realiteit ontleent, vrijelijk een fictie opbouwt en ze omhangt met al de festoenen van schoonheid, . . .
  • . . . elementen aan de realiteit ontleent, vrijelijk een fictie opbouwt en ze omhangt met al de festoenen van schoonheid, die zijn kunstenaarsgeest kan scheppen... Teirlinck 's kunst, zegden we, is verstandelijk bedenksel. Jawel : uiterlijk. Gevoel doorlicht het innerlijk ervan ! (1) In «Het Laatste . . .
1926-02-09 Anton Van de Velde : "Tijl" in het Trocadero-paleis, Brussel (Willem Putman)
  • . . . die thans in het Vlaamsch tooneel-herleven het gevaar zien schuilen van "vorm-vernieuwing om vormvernieuwing", dit gevaar zoo duidelijk waarnemen in het werk van Teirlinck bijvoorbeeld en dit loochenen in het oeuvre van Van de Velde , die, naar het heet, zijn fantastische stukken bouwt op een sterker . . .
  • . . . evolutie onzer tooneelkunst minder waarde ook dan eenig ander werk van Van de Velde , minder waarde ook dan eenig werk van Teirlinck of zelfs -- om jongere acteurs te noemen --Nuances van Paul de Mont of Jeezabel van Schouteden . Tijl is een . . .
1925-05-25 Jean-Jacques Bernard : "L'invitation au voyage", door het "Studio des Champs Elysées" (Willem Putman)
  • . . . het broze en onbereikbare kennen". Vermoedelijk denkt gij, lezer, reeds aan den "Man zonder lijf" en inderdaad, dit onderwerp kon uitstekend à la Teirlinck uitgewerkt, zelfs met eerbiediging van den drieluik-vorm, dan vooral aan het publiek de illustratie gevende der idee. In zulk geval was dus de centrale . . .
  • . . . van een goede werkelijkheid, die ons zoo vaak omringt, en die wij zoo dikwijls niet zien. Dat was Eveliene voor Dwazen Jacob in Teirlinck 's stuk "De man zonder lijf". Dat is Olivier voor Bernard 's teedere, angstige, diep-bewogen Marie-Louise, die -- naast "Martine" -- weeral een der . . .
1924-12-11 Herman Teirlinck : "De man zonder lijf" (Willem Putman)
  • . . . Herman Teirlinck : "De man zonder lijf." De Schrijver. Teirlinck heeft zijn derde stuk gebouwd volgens de methode die hij ook in "De . . .
  • . . . Herman Teirlinck : "De man zonder lijf." De Schrijver. Teirlinck heeft zijn derde stuk gebouwd volgens de methode die hij ook in "De vertraagde Film" en in "Ik Dien" huldigde. Ook in "De man . . .
  • . . . die met meer gewilde soberheid ons zijn aangeboden als de omlijstende zijluiken van hooger bedoeld schitterend middenpanneel. In "De man zonder lijf" ontdubbelt Teirlinck het menschelijk wezen in diens zoeken naar het geluk. Wijze Jacob is die helft in ons die den last van zijn lijf draagt en . . .
  • . . . die het lijf als een vod wil afschudden en in hoogere regionen het onbereikbare najaagt. Het is deze tocht van Dwaze Jacob die Teirlinck de aanleiding heeft gegeven tot het verrassend en bonte tweede bedrijf, tot de waardebepaling waarvan de vertolking moet afgewacht. Het "scenario" voor dit tweede . . .
  • . . . een overheerlijk regiebouwsel -- en ik geloof dat daarbij duizend en één op vattingen kunnen te pas komen --. Naast deze vondst biedt Teirlinck ons andermaal de rijke weelde van zijn prachtige taal. Een voorname en forsche stijl beweegt de gesprekken doorheen geheel het stuk. Verrassende beelden boeien . . .
  • . . . de rust van een kalme zekerheid. Het leven is een wilde jacht waaraan wij niet ontsnappen. En iedereen heeft zijn droom. Herman Teirlinck heeft een nieuwe Vlaamsche tooneelletterkunde geschapen. Zelfs zij, die regelrecht tegen zijne zienswijze ingaan, moeten bekennen dat hij het was die, door zijn . . .
  • . . . stikken! Alle onvruchtbare kritiek is doodgeslagen door de bezieling van den schepper. Daar is maar één antwoord op alle gezeur : stukken maken. Teirlinck doet het. Wij bestijgen een lastigen weg maar zien op den hoogen berg de tinnen van de torens glanzen. De deuren van den tempel . . .
  • . . . op vele plaatsen denken aan menig proza-stukje uit De doolage en de toon der gesprekken herinnert soms aan die lugubere cowboy-geschiedenis, Diertje, die Teirlinck jaren geleden schreef), waartusschen dan bladzijden dialoog zijn ingelascht. Hierin kan men ook een verband zien met de uitleg-zinnen, die in de bioscoop op . . .
  • . . . aan tafel; ook Lekmenlip, de koeier, verzadigt zich aan "een soep met lodderoogen, een soep die hem aankijkt gelijk een lief..." Toen, vertelt Teirlinck , werd op de deur geklopt. En er viel een stilte. De schaduwleurder kwam binnen en zat aan, haalde zijn koffer te voorschijn en bood . . .
  • . . . "als met een sakrament". De leurder wil heengaan, naar het Oosten. Dwaze Jacob, de idealist, roept: "Wacht." Een oogenblik is iedereen vol angst. Teirlinck vertelt : de spoorbel tampte, de schaduwen-leurder opende de deur en al de klokken ruischten -- een verre vrouwenlach gilde. Dan schreeuwt Dwaze Jacob . . .
  • . . . op kwam zoeken en hem thans volgt als een weerbarstige kameraad, nieuwe Lamme Goedzak of Don Sancho. En dat duurde zoo dagen, vertelt Teirlinck . En zij kwamen aan een vreemd huis. De schaduwenleurder stelt ter beschikking van dwazen Jacob het leger der illusies's. Wij zien ze opdagen als . . .
  • . . . hamerende vuisten. Nu kan hij terug gaan naar het simpele geluk, dat hij in ijdele dwaasheid is ontvlucht. Hij gaat terug. Teirlinck sluit zijn stuk met een reproductie van de eerste zijluik van zijn schilderij. Hij vertelt : "Terwijl Dwaze Jacob op die manier dus zijn . . .
  • . . . om uwe aandacht, en uw verdraagzaamheid. Ik dank u om den vrede van ons leven. Ik heb aan uwe zij geen ouderdom gekend." Teirlinck vertelt: En alles was volbracht, of herbegon. Na het neerdrukkende pessimisme van "De Vertraagde Film", na de voor den geloovige pijnlijke verwerking der schoone . . .
  • . . . kan toebrengen in mijn rustig en alledaagsch leven." Ik heb dien indruk wel merkwaardig gevonden en schreef hem hier gaarne, ten gunste van Teirlinck , neer. De strijd tusschen ziel en lichaam is een werkelijkheid, waarvan de geloovige niet het minst bewust is. Teirlinck laat de droom . . .
  • . . . gunste van Teirlinck , neer. De strijd tusschen ziel en lichaam is een werkelijkheid, waarvan de geloovige niet het minst bewust is. Teirlinck laat de droom in dwazen Jacob's handen sterven en zendt hem met een schromelijke desillusie terug naar zijn vertrekpunt. Maar vol beteekenis is dan . . .
  • . . . Het leven is een voortdurende jacht, een nooit voleindigde strijd. De droom is nooit verloren. Het is dan ook de eerste maal dat Teirlinck , die naar gemeenschapskunst streeft, ons werkelijk een algemeen onderwerp geeft -- en consequent is. Dat slaat dan ook dadelijk op de kunstwaarde van zijn . . .
  • . . . Geen woordje wordt geplaatst ten behoeve van een minder intelligent publiek, geen stap gezet buiten den hoogeren verstandelijken kring die het stuk omsluit. Teirlinck heeft alleen gewild een streng modern kunstwerk te scheppen dat naar zijne meening de beteekenis nabij komt die aan het theater in onze eeuw . . .
  • . . . het publiek dat hij doet lachen Hiermee wil ik niet zeggen dat er niets in dit stuk "rammelt". Het schijnt mij integendeel dat Teirlinck niet gekund heeft zijn tweede bedrijf te beheerschen. Dit stuk lijdt weeral eens aan Teirlinck 's wonder gebrek : het is te rijk. . . .
  • . . . "rammelt". Het schijnt mij integendeel dat Teirlinck niet gekund heeft zijn tweede bedrijf te beheerschen. Dit stuk lijdt weeral eens aan Teirlinck 's wonder gebrek : het is te rijk. De fantazie van den auteur is een dolrennend paard. Reeds is de baan verruimd, maar toch maakt . . .
  • . . . dwaze Jacob het vleesch-geworden droombeeld wurgt. Ik ben van meening dat "De man zonder lijf" een verder en strenger doorgedreven consequentie is van Herman Teirlinck 's princiepen in verband met tooneel-innovatie ; dat is het bovendien naar vorm en naar inhoud. Wij hebben niet het gevoel hier op een . . .
  • . . . gevoel hier op een volstrekt eindpunt te staan -- en daarom ook kan "De man zonder lijf" niet het laatste stuk zijn van Herman Teirlinck -- maar wij staan verder dan ooit te voren. Wij zien klaarder. Dit is reeds méér dan een overgangsstuk in een drukke onzekere . . .
  • . . . dunkt mij, daar het ons ditmaal aandoet als een bevestiging, een winnend punt -- en als een streng, eerlijk en absoluut exempel van Herman Teirlinck 's leering. De opvoering. Waar eenerzijds bij een vertolking onzeglijk veel verloren gaat van de literaire hoedanigheden van dit drama (was dat . . .
  • . . . bedrijf beeld op beeld, afwisseling biedend en verrassing, naar de methode trouwens die ook in II van Vertraagde film en Ik Dien door Teirlinck wordt gehuldigd. De innerlijke bewogenheid van het spel wordt aldus voortdurend opgesierd met diverse tooneel-beelden, die voor het oog waarneembare omzettingen zijn van de . . .
  • . . . bij de lezing afgevraagd : hoe dat verwezenlijkt ? Wij kennen immers die bedenkelijke wijze, waarop zoo een gevecht scenisch gewoonlijk wordt uitgevochten. Teirlinck heeft hier echter op een eigenaardige manier gebruik gemaakt van de lichtbakken. Gedurig laat hij namelijk over het gevecht, dat trouwens bestaat in rhytmisch . . .
1936 Over den huidige toestand van ons Vlaamsch tooneelwezen (Lode Monteyne)
  • . . . dan gerept over het bestaan van een tooneelcrisis en werd naar middelen gezocht om deze te bezweren. In een geruchtmakende academische rede beweerde Teirlinck , dat het tooneel slechts dan weer levenskrachtig blijken zou wanneer het de heele gemeenschap boeien kon. Daarom hoefde het theater op het volk dezelfde . . .
  • . . . dagen van het romantische tooneel, blijken liet voor onze grootste acteurs en bevalligste actrices. Wat verbazing wekt is het feit, dat de scherpzinnige Teirlinck , die toch behoort tot de verfijnde schrijversgeneratie van "Van Nu en Straks", in zijn theoretische uiteenzettingen is opgekomen voor te-gemoetkoming aan den smaak van . . .
  • . . . het vijfde congres van de tooneelvereenigingen te Brussel. In 1928 werd andermaal over de stichting van een nationaal tooneel gesproken ; ditmaal door Herman Teirlinck . Deze wenschte een geheel nieuwen troep te stichten, die van Brussel uit naar de groote en kleine steden en ook naar voorname dorpen . . .
  • . . . stedelijke gezelschappen in de toekomst nog enkel een tweede-planrol in het tooneelleven zouden te vervullen hebben. En daaruit bleek dan ook duidelijk, hoe Herman Teirlinck , toen hij zijn plan opvatte, uitgegaan was van de Brusselsche tooneeltoestanden en wellicht verkeerdelijk geredeneerd had, dat deze in andere steden nauwelijks beter . . .