Date 1996-11-07

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords boekoverzichthiatenverstocktballetleemtekatieessayonsystematischeinleiding

Mooi, maar met te korte beentjes : Dans in Vlaanderen op dekoffietafel

Dans in Vlaanderen is een lijvig, mooi en verzorgd uitgegeven boek, dat prachtig oogt op de koffietafel. Toch is de inzet ervan hoger dan het zoveelste mooie kijkboek te zijn. Het werd uitgegeven door de Stichting Kunstboek, met de steun van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Die steun bevestigt een trend: na jaren van bijna groteske nonchalance in het bewaren en documenteren van de eigen danskunst wil de Vlaamse Gemeenschap het "landschap" nu mee in kaart helpen brengen. Net zoals ze dat eerder al deed voor die andere stiefmoederlijk behandelde kunst, de architectuur, door steun voor de publicatie van twee "jaarboeken". In dit land, waar behoorlijk gedocumenteerde overzichtspublicaties over dans, zij het ballet of (post-) moderne dans, op één hand te tellen zijn, is dat een doorbraak.

Het is daarom bijzonder jammer dat het boek de intenties, geformuleerd in de inleiding, nauwelijks hard kan maken, en strandt als een relatief disparate verzameling teksten.

De samenstellers van het boek, Marianne Van Kerkhoven, An-Marie Lambrechts en Katie Verstockt, zijn zich daar blijkbaar zelf van bewust. Omdat er van dans en ballet als zelfstandige kunstvorm in Vlaanderen nauwelijks sprake is voor de twintigste eeuw en documentatie over eerdere periodes bovendien nauwelijks te vinden is, beperkt het boek zich, m.i. terecht, tot de dans vanaf de jaren twintig tot heden. In de inleiding schetst Marianne Van Kerkhoven de vele methodologische problemen die samenhangen met het maken van een boek dat een leemte van ruwweg driekwart eeuw moet opvullen, voor een kunst die gekenmerkt wordt door extreme vluchtigheid. Waren er geen foto's en/of films, dan zou niemand zich na langere tijd nog dansvoorstellingen kunnen herinneren of er zich een beeld van kunnen vormen. Alvast in die leemte voorziet het boek op een voorbeeldige wijze door het overvloedig gebruik van vaak zeer mooi fotomateriaal.

Een ander probleem dat dadelijk aangestipt wordt is de schaarse kritische begeleiding in kranten en andere media waarvan de dans het slachtoffer is geweest in de afgelopen eeuw. En die leemte blijkt al veel moeilijker te vullen. Over de receptie van dans kom je, afgezien van deze vaststelling, in het boek nauwelijks iets te weten.

Is daar, uit de aard van de zaak zelf, moeilijk aan te verhelpen, over een kwestie die de geesten inzake dans danig verdeelt, met name de "eeuwige" tweestrijd tussen "ballet" en "dans", zou heel wat te berichten zijn. Dat blijkt ook een expliciete doelstelling in de inleiding. "De grootste verdienste van dit boek is dat het voor het eerst de geschiedenis van ballet en hedendaagse dans, van het bewegen op een scène samenbrengt, als een geheel beschouwt, hun verbanden aangeeft." Maar precies dat aangeven van verbanden gebeurt op een heel onvolledige en onsystematische manier, als bij toeval.

Na de inleiding volgt een bijzonder interessant openingsessay van An-Marie Lambrechts, in samenwerking met Lieve Demin en Ana Torfs. Daarin krijgt de geïnteresseerde leek een boeiend overzicht van de context waarbinnen de eerste Vlaamse/Belgische danspioniers (Lea Daan, Isa Voss, Elsa Darciel en Akarova) werkten. Inzet en thema's van de moderne dans, de invloeden uit Duitsland, de evolutie van een radicale tegenstelling tussen dans en ballet naar een wederzijdse beïnvloeding, worden kort en duidelijk geschetst. Er wordt ook gepeild naar de redenen waarom deze eerste "golf" geen navolging kreeg na de tweede wereldoorlog.

Je zou na dit stuk verwachten dat deze thematiek aan de hand van oeuvres van naoorlogse choreografen en dansers verder uitgewerkt zou worden, maar niets is minder waar. Het boek valt verder uiteen in aparte stukken, nu eens overzichten van een oeuvre, dan weer algemenere beschouwingen die echter slechts terloops de verschillen en parallellen tussen beide aanraken. Sommige van die stukken zijn bijzonder lezenswaardig (zoals het essay van Rudi Laermans over het werk van Jan Fabre) of zelfs ontroerend (zoals het verslag van Rina Barbier over de moeilijke ontstaansgeschiedenis van het Ballet van Vlaanderen, of de "getuigenis" van Jacques Franck over werk en betekenis van. Béjart) maar een gemeenschappelijke vraagstelling is ver te zoeken.

Een cruciale kwestie als het bestaan/ontbreken van gedegen opleidingen wordt evenmin systematisch doorgelicht. Het niet te onderschatten belang van de Mudra-school wordt alleen aangestipt, maar hoort in een boek als dit een plaats te hebben.

De onsystematische aanpak heeft af en toe curieuze gevolgen. Zo opent het hoofdstuk dat de nieuwe "dansboom" van de jaren tachtig situeert met een stuk van Katie Verstockt en Dominike Van Besien over de internationale context ervan. Maar dat overzicht begint wel met een ruime situering van Amerikaanse voorlopers -- van de negentiende eeuw af -- als Duncan, Fuller of Graham, die in werkelijkheid geen doorslaggevende rol speelden in de jaren tachtig (en ook niet voorkomen in het al vermelde essay over de jaren dertig). Terwijl er vrolijk voorbijgegaan wordt aan de dans bij onze directe buren, de Nederlanders, die dan toch Van Manen en Kylian in huis hadden.

Nog vreemder is dat artiesten van het tweede garnituur als Fortier of Margarit hier een plaats krijgen naast reuzen als Graham, Bausch of Cunningham. Helemaal verbijsterend is dat men de hedendaagse dans wel van een respectabele internationale stamboom (en vreemde loten) voorziet, maar over de evolutie van het ballet in dezelfde periode niets zegt. Terwijl het consciëntieuze overzicht dat Erna Metdepenningen geeft van de geschiedenis van het Ballet van Vlaanderen -- "incontournable", ook als achtergrond voor de mensen die in de jaren tachtig met dans bezig waren -- of het verhaal van Jacques Franck over Béjart smeekt om een soortgelijke situering in een breed opgezet overzichtswerk als dit. Het is precies met dit soort hiaten dat het boek een essentiële ambitie niet invult.

Dat doet het vermoeden rijzen dat het boek uiteindelijk gewoon te haastig in elkaar gezet diende te worden. Een pijnlijk gevolg van het feit dat mensen die met podiumkunsten in Vlaanderen begaan zijn al te vaak chronisch overvraagd worden, omwille van penibele werkomstandigheden. Het geeft het boek soms de krampachtige toon van de roepende in de woestijn. Wellicht diende de redactie van het boek zich -- ondanks de drie jaar lange ontstaansgeschiedenis ervan -- noodgedwongen te beperken tot het elimineren van de grofste hiaten en overlappingen.

Hiaten en overlappingen die er dan toch nog zijn. Een apart essay over Rosas, Fabre en Vandekeybus mag dan een evidentie zijn in zo'n overzicht, een soortgelijk essay over Platel achterwege laten is onvergeeflijk. Dat Katie Verstockt in een laatste tekst nogmaals, en met reden, de noodklok luidt over de situatie van dans in Vlaanderen, en ondertussen in ijltempo een overzicht biedt van het werk van Platel, Van Runxt en vele anderen is symptomatisch voor de redactionele problemen.

De lange productietijd is er trouwens ook oorzaak van dat het boek bij zijn verschijnen al gedeeltelijk achterhaald is: veel nieuwe groepen en recente werken van uitvoerig behandelde kunstenaars mankeren.

Slotsom? Erg gemengde gevoelens. Uiteraard is het een heuglijk feit dat zo'n naslagwerk er eindelijk is, en gelukkig biedt het voldoende lezenswaardige teksten. Maar hoefde het zo'n duur boek te zijn, en was de investering niet beter aangewend om de redactie tijd en middelen te geven om een doortimmerd geheel te maken? Een geheel dat de zelfverklaarde ambities beter invulde, dat een vervolg kon krijgen in periodieke aanvullingen of herwerkte edities. In een formaat dat het boek als naslagwerk en vraagbaak voor iedere geïnteresseerde toegankelijk maakt? Het is een manier om dans in Vlaanderen op de wereldkaart van de dansgeschiedenis te plaatsen die op termijn beter rendeert dan de eenmalige productie van een duur kijkboek.